Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Belastingwet BES
Artikel 6.14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip inwerkingtreding: 00.00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 20995 (uitgifte: 29-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Belastingwet BES (16-12-2010, Stb. 845).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
1.
Ontheffing van de verplichtingen bedoeld in artikel 6.25, eerste lid, van de wet wordt op schriftelijk verzoek verleend, indien aannemelijk is dat de ondernemer, een andere dan een producent, bij toepassing van artikel 6.22, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, van de wet geen belasting hoeft te voldoen en dat hij ter zake van de door hem verrichte diensten per kalenderjaar een omzet exclusief belasting zal behalen van USD 10.000 of minder.
2.
De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking. De ontheffing gaat in bij het begin van het jaar, volgend op dat waarin het verzoek is gedaan.
3.
De ondernemer die de in het eerste lid bedoelde ontheffing heeft verkregen, kan volstaan met het ordelijk bewaren van de in het kader van zijn dienstverlening aan hem uitgereikte facturen, en van afschriften van door hem uitgereikte facturen, en van dergelijke stukken, alsmede van zijn eigen aantekeningen en bankafschriften en dergelijke met betrekking tot de door hem ontvangen vergoedingen. Indien aan hem een levering of een dienst wordt verricht, waarvoor hij ingevolge artikel 6.12, tweede en vierde lid, van de wet belasting verschuldigd is, is hij verplicht dit zodanig te administreren dat die door hem verschuldigde belasting kan worden vastgesteld.
4.
De ontheffing vervalt:
- a.
bij schriftelijke opzegging door de ondernemer;
- b.
zodra de ondernemer weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat hij niet langer voldoet aan de voor de ontheffing gestelde eisen;
- c.
bij niet-voldoening aan het derde lid.
5.
Na het vervallen van de ontheffing door opzegging kan een hernieuwd verzoek eerst na vijf jaar worden ingewilligd.