NJ 1925, p. 96
Dwaling. Vraag of de onjuiste voorstelling redelijkerwijs gerechtvaardigd Bedrog. Verzwijging. Vraag of, naar billijkheid, gebruik of wet, spreken plicht was.
HR 14-11-1924, ECLI:NL:HR:1924:2 (Koperdraad)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 november 1924
- Magistraten
Mrs. Bosch, Savelberg, Kosters, Ort en Taverne.
- Zaaknummer
[14111924/NJ_1925,_p._96]
- Roepnaam
Koperdraad
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121268:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1924:2, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑11‑1924
- Wetingang
(BW art. 1358, 1364.)
Essentie
Dwaling. Vraag of de onjuiste voorstelling redelijkerwijs gerechtvaardigd Bedrog. Verzwijging. Vraag of, naar billijkheid, gebruik of wet, spreken plicht was.
Samenvatting
[Koop en verkoop van koper, te leveren „indien en zoodra de N. O. T. toestemming tot aflevering zal hebben verleend." Eenvoudig N. O. T. verband of N. O. T. verband waarbij nog toestemming der Engelsche Regeering noodig is?]
Voor dwaling is niet voldoende dat de partij die zich daarop beroept, zich metterdaad een onjuiste voorstelling omtrent de „zelfstandigheid der zaak" heeft gemaakt, maar daarvoor is evenzeer vereischt, dat zij zich redelijkerwijs een onjuiste voorstelling kon en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.