Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 324 [Onbevoegdheid tot voogdij]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2007
- Bronpublicatie:
22-11-2006, Stb. 2006, 589 (uitgifte: 30-11-2006, kamerstukken: 30521)
- Inwerkingtreding
01-05-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-03-2007, Stb. 2007, 110 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
1.
Wanneer een voogd op een der in artikel 246 van dit boek genoemde gronden onbevoegd is tot de voogdij, ontslaat de rechtbank hem en vervangt hem door een andere voogd.
2.
Zij doet dit op verzoek van de voogd, bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad voor de kinderbescherming, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve.
3.
Indien in geval van gezamenlijke uitoefening van de voogdij een van de in het eerste lid genoemde gronden zich voordoet ten aanzien van een van beide voogden, oefent de andere voogd het gezag over de kinderen alleen uit.
4.
Zodra de grond van de onbevoegdheid is vervallen, herleeft de gezamenlijke voogdij.