NJ 2019/424
Internationale kinderontvoering. Bevoegdheid Nederlandse rechter tot kennisneming verzoek tot afgifte en teruggeleiding van kind ontvoerd naar staat die geen partij is bij Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV); commuun bevoegdheidsrecht (art. 3 onder a en c Rv; weigeringsgronden; belangen van het kind; dwangsom.
Hof Den Haag 28-08-2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2286, m.nt. Th.M. de Boer
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
28 augustus 2019
- Magistraten
Mrs. E.A. Mink, C.M. Warnaar, J.M. van Baardewijk
- Zaaknummer
200.262.065/01
- Noot
Th.M. de Boer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS96187:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHDHA:2019:2286, Uitspraak, Hof Den Haag, 28‑08‑2019
- Wetingang
Art. 8 EVRM; art. 3 IVRK; art. 13 lid 1 onder b Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980; art. 3 aanhef en onder a en c Rv
Essentie
Internationale kinderontvoering. Bevoegdheid Nederlandse rechter tot kennisneming verzoek tot afgifte en teruggeleiding van kind ontvoerd naar staat die geen partij is bij Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV); commuun bevoegdheidsrecht (art. 3 onder a en c Rv; weigeringsgronden; belangen van het kind; dwangsom.
Samenvatting
Vervolg op HR 5 juli 2019,NJ 2019/423, m.nt. Th.M. de Boer.
De vraag van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter betreft een aangelegenheid van openbare orde, hetgeen het hof ambtshalve dient te beoordelen. Niet in geschil is dat de woonplaats van verzoekster, de moeder, in Nederland is gelegen. Het hof ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.