Hof Amsterdam, 12-09-2016, nr. 23-000129-16
ECLI:NL:GHAMS:2016:3672
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-09-2016
- Zaaknummer
23-000129-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:3672, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑09‑2016; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑09‑2016
Inhoudsindicatie
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994. Van een ongeoorloofde samenloop van de procedure bij het CBR en de onderhavige strafprocedure is naar het oordeel van het hof geen sprake.
parketnummer: 23-000129-16
datum uitspraak: 8 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-139329-15 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
25 augustus 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
De raadsman heeft ter terechtzitting bij het hof aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging wegens strijd met het una via-beginsel en/of het ne bis in idem-beginsel neergelegd in artikel 68 Sr.
De raadsman heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Op 9 maart 2015 heeft het CBR aan de verdachte de verplichting opgelegd tot het volgen van een zogeheten Lema-cursus en het betalen van de daarmee gepaard gaande kosten ad ruim € 500,00.
Er is sprake van samenloop tussen de beschikking van het CBR met betrekking tot het volgen van de Lema-cursus en de strafbeschikking die door het openbaar ministerie op 11 maart 2016 is uitgevaardigd (alsmede: naar het hof begrijpt: die welke de strafprocedure onderhavige vervolging betreft).
De feiten in de strafrechtprocedure zijn dezelfde als die, welke aan de CBR-procedure ten grondslag liggen, te weten: het besturen van een voertuig op 15 februari 2015 terwijl het alcoholgehalte van de adem per liter uitgeademde lucht bloed 375 microgram bedraagt.
In beide zaken is sprake van een criminal charge. Voorts worden in de betreffende “delictsomschrijvingen” dezelfde rechtsgoederen beschermd te weten de bevordering van de verkeersveiligheid. De raadsman wijst hierbij op het asp-arrest van de Hoge raad (NJ 2015, 256 van 3 maart 2015).
De strafmaxima zijn niet geheel gelijk. De Lema-cursus kost 550,00 euro. Daarbij komen de opgenomen vrije dagen en de reis- en verblijfkosten, zodat de verdachte in feite een hogere punitieve sanctie heeft gekregen dan in de strafzaak is gevorderd, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de omstandigheid dat aan de verdachte een zogeheten Lema-cursus is opgelegd niet in de weg staat aan de strafrechtelijke vervolgbaarheid van het tenlastegelegde feit en dat van een ongeoorloofde samenloop van de procedure bij het CBR en de onderhavige strafprocedure geen sprake is.
Hoewel de gedraging die aan beide procedures ten grondslag ligt dezelfde is en de beschermde rechtsgoederen, te weten de bevordering van de verkeersveiligheid, vergelijkbaar zijn, geldt dit niet voor de gevolgen van het opleggen van de verplichting tot het opleggen van een Lema cursus. De hieraan verbonden verplichtingen, als toegelicht door de raadsman, vormen naar het oordeel van het hof, anders dan bij het opleggen van een alcoholslot programma, niet een dusdanig ingrijpende beperking van de rijbevoegdheid en wezenlijke betalingsverplichting dat zich hier een uitzonderlijke –van andere gevallen waarin een bestuursrechtelijk en strafrechtelijk traject samenlopen, afwijkende- situatie voordoet die op gespannen voet staat met het, aan artikel 68 ten grondslag liggende, beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor hetzelfde feit.
Hetgeen door de raadsman overigens is aangevoerd brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Het verweer wordt verworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 februari 2015 te Den Helder als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 375 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 februari 2015 te Den Helder als bestuurder van een personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 375 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,00, subsidiair vijf dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto op de openbare weg na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte in zijn adem uitging boven de wettelijke norm. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan de geldende verkeersregelgeving en daarnaast heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 11 maart 2015 onder CJIB nummer [nummer].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M.M.H.P. Houben en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2016.
Mr. A.D.R.M. Boumans en mr. M.M.H.P. Houben zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.