Hof Arnhem-Leeuwarden, 19-04-2016, nr. 15/00617
ECLI:NL:GHARL:2016:3135
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
19-04-2016
- Zaaknummer
15/00617
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2016:3135, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑04‑2016; (Herziening)
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Premie werknemersverzekeringen. Indeling. Productiebedrijf van kunststof profielen, slangen en plakband.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 15/00617
uitspraakdatum: 19 april 2016
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak op bezwaar van 2 april 2015 van
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1
Bij brief van 15 juli 2014 heeft belanghebbende een verzoek ingediend tot herziening van de voor haar geldende sectorindeling premieheffing werknemersverzekeringen. Belanghebbende heeft verzocht tot herindeling van sector 55 (Overige takken van bedrijf en beroep) in sector 51 (Algemene industrie) met ingang van 1 januari 2009.
1.2.
Bij beschikking van 13 oktober 2014 heeft de Inspecteur belanghebbendes verzoek om herindeling afgewezen en belanghebbende medegedeeld dat zij in sector 55 ingedeeld blijft. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bezwaar gemaakt.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de indeling in sector 55 gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij dit Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen zijn overgelegd.
1.5
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] , als bestuurder van belanghebbende en [B] en [C] , als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede mr. [D] en [E] namens de Inspecteur.
1.6
De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1
Belanghebbende is een productiebedrijf dat in opdracht onder meer kunststof profielen, slangen en plakband produceert. Belanghebbende vervaardigt deze producten door middel van extrusie van thermoplastische kunststoffen. Dit houdt in dat belanghebbende kunststof granulaat of poeder door middel van verwarming in een extruder, al dan niet onder toevoeging van weekmakers en/of kleurstoffen, via matrijzen in gewenste profielen perst.
2.2
Belanghebbende is ingedeeld in sector 55 (Overige takken van beroep en bedrijf). De Inspecteur heeft belanghebbendes verzoek om ingedeeld te worden in sector 51 (Algemene industrie) bij beschikking afgewezen.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1
In geschil is of belanghebbende terecht is ingedeeld in sector 55 (Overige takken van bedrijf en beroep).
3.2
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en is van mening dat zij met ingang van 1 januari 2009 in sector 51 (Algemene industrie) ingedeeld dient te worden. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
3.3
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.4
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van haar beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de indelingsbeschikking en tot herindeling in sector 51 (Algemene Industrie) met ingang van 1 januari 2009.
3.5
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van belanghebbendes beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1
Ingevolge artikel 96, eerste lid, Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: Wfsv) is een werkgever van rechtswege aangesloten bij de op grond van artikel 95 Wfsv vastgestelde sector waartoe de werkzaamheden behoren die hij als werkgever doet verrichten. Ingevolge artikel 95, eerste lid, Wfsv deelt Onze Minister het bedrijfs- of beroepsleven in sectoren in. Aan deze indeling is uitvoering gegeven in de Regeling Wfsv.
4.2
Ingevolge artikel 5.2 Regeling Wfsv worden tot een sector gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep als vermeld in de bijlage bij de Regeling Wfsv. Ingevolge artikel 5.3 Regeling Wfsv worden werkzaamheden, verricht in takken van bedrijf of beroep die niet in de bijlage bij de Regeling Wfsv zijn vermeld, geacht te behoren tot de sector waartoe wel in de bijlage vermelde takken van bedrijf en beroep behoren, waarin werkzaamheden worden verricht die naar hun aard het meest met eerstgenoemde werkzaamheden overeenkomen.
4.3
Het Hof stelt voorop dat indeling van een werkgever in een sector plaats dient te hebben naar de aard van de verrichte werkzaamheden en op basis van de functie die de (onderneming van de) werkgever in het maatschappelijk verkeer vervult.
4.4
Tussen partijen is terecht niet in geschil dat de werkzaamheden die belanghebbende als werkgever doet verrichten niet in de bijlage bij de Regeling Wfsv zijn vermeld, zodat belanghebbende niet op grond van artikel 5.2 Regeling Wfsv is aangesloten bij een van de in de bijlage bij de Regeling Wfsv genoemde sectoren. Dit brengt mee dat onderzocht moet worden bij welke van de andere in de bijlage vermelde sectoren op grond van artikel 5.3 Regeling Wfsv aansluiting plaats dient te vinden (assimilatie).
4.5
Belanghebbende heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden die zij doet verrichten het meest overeenkomen met de werkzaamheden die worden verricht in de rubberverwerkende industrie, genoemd in sector 51, letter C, van de bijlage bij de Regeling Wfsv, en dat derhalve aansluiting bij deze sector plaats dient te vinden. Hiertoe voert belanghebbende onder meer aan dat het extrusieproces dat in de (synthetische) rubberindustrie wordt toegepast, waarbij thermoplastisch rubber door middel van toevoeging van additieven door verwarming in de gewenste kleur en vorm wordt gebracht, vrijwel gelijk is aan het extrusieproces van belanghebbende. Zij heeft er hierbij voorts op gewezen dat zij in haar extruders ook (thermoplastisch) rubber kan verwerken en dat incidenteel ook doet.
4.6
De Inspecteur heeft zich daartegenover op het standpunt gesteld dat bij de beoordeling van de vraag of op grond van artikel 5.3 Regeling Wfsv aansluiting bij een sector kan plaatsvinden niet enkel de werkzaamheden van de betreffende werkgever in ogenschouw moeten worden genomen, maar dat hierbij de werkzaamheden van alle in dezelfde bedrijfstak opererende bedrijven - in het onderhavige geval de kunststofbewerkende en verwerkende bedrijven - moeten worden meegewogen. Nu voor de onderhavige bedrijfstak geldt dat aansluiting bij verschillende sectoren mogelijk is, is er naar zijn mening geen sector waarin werkzaamheden worden verricht die het meest met de werkzaamheden die de bedrijven in de kunststofbewerkende en verwerkende industrie doen verrichten, overeenkomen. Hierdoor is naar zijn mening aansluiting met een van de sectoren niet mogelijk en dient indeling in sector 55 (Overige takken van bedrijf en beroep) te volgen. Voor zover het Hof van oordeel is dat enkel de werkzaamheden van de werkgever in ogenschouw moeten worden genomen bij de beoordeling van voornoemde vraag, heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat nu extrusie een veel toegepaste techniek is die ook in de metaalindustrie wordt toegepast, naast aansluiting bij de rubberverwerkende industrie, ook aansluiting bij sector 10 (Metaalindustrie) mogelijk is. Nu er twee sectoren zijn waarbij belanghebbende bij wijze van assimilatie mogelijk aangesloten kan worden, dient naar zijn mening indeling in sector 55 (Overige takken van bedrijf en beroep) te volgen.
4.7
Het Hof is van oordeel dat bij de beoordeling van de vraag of aansluiting bij een van de sectoren als bedoeld in artikel 5.3 van de Regeling Wfsv dient plaats te vinden enkel de werkzaamheden die de betreffende werkgever doet verrichten in ogenschouw dienen te worden genomen. Uit artikel 96 Wfsv volgt immers dat de werkzaamheden die een werkgever doet verrichten bepalend zijn voor de aansluiting van die werkgever bij een bepaalde sector.
4.8
Het Hof is voorts van oordeel dat de werkzaamheden die belanghebbende doet verrichten gelet op de aard van deze werkzaamheden en functie die belanghebbende met haar onderneming in het maatschappelijk verkeer vervult onder toepassing van artikel 5.3 Regeling Wfsv moet worden ingedeeld in sector 51 (Algemene industrie). Redengevend hiertoe acht het Hof dat de werkzaamheden van belanghebbende naar hun aard het meest overeen komen met die van vergelijkbare bedrijven in de rubberverwerkende industrie die vallen onder sector 51, letter C, en belanghebbende – naar zij ter zitting onweersproken heeft gesteld – incidenteel ook rubber verwerkt.
4.9
Het Hof acht gelet op de uitleg die belanghebbende dienaangaande heeft gegeven aannemelijk dat de werkzaamheden van belanghebbende meer overeenkomsten vertonen met die van de rubberverwerkende industrie dan met de metaalindustrie, zodat aansluiting bij sector 10 (Metaalindustrie), anders de Inspecteur betoogt niet mogelijk is, nu immers de aard van de werkzaamheden van belanghebbende daarmee niet het meest overeenkomen.
4.10
Dat de kunststofbewerkende en verwerkende bedrijven voorheen lid waren van de Nieuwe Algemene Bedrijfsverenging, waarvan de leden bij de opheffing van de bedrijfsverenigingen zijn overgeheveld naar sector 55 (Overige takken van beroep en bedrijf) doet aan het vorenoverwogene niet af.
4.11
Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd behoeft gelet op het vorenoverwogene geen behandeling.
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het beroep gegrond.
5. Proceskosten
Het Hof stelt de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 492 (2 punten x € 246 x wegingsfactor 1) voor de kosten in de bezwaarfase, € 992 (2 punten x € 496 x wegingsfactor 1) voor de kosten in eerste aanleg.
6. Beslissing
Het Hof:
– verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond;
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
– vernietigt de indelingsbeschikking;
– bepaalt dat belanghebbende met ingang van 1 januari 2009 ingedeeld is in sector 51 (Algemene industrie);
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.484;
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 331.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Wasch als griffier.
De beslissing is op 19 april 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(N.G.U. Wasch) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 21 april 2016
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.