HR, 17-05-2013, nr. 13/00484
ECLI:NL:HR:2013:BZ6535
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17-05-2013
- Zaaknummer
13/00484
- Conclusie
Mr M.H. Wissink
- LJN
BZ6535
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ6535, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑05‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ6535
ECLI:NL:PHR:2013:BZ6535, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑03‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ6535
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑05‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 80a lid 1 RO. Schadevordering na koop woonhuis; ingebrekestelling en verzuim.
17 mei 2013
Eerste Kamer
13/00484
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 199823/HA ZA 09-248 van de rechtbank Breda van 20 mei 2009 en 21 april 2010;
b. het arrest in de zaak HD 200.070.753 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 17 mei 2013.
Conclusie 29‑03‑2013
Mr M.H. Wissink
Partij(en)
Rolnr. 13/00484
Mr M.H. Wissink
Zitting van 29 maart 2013
Conclusie inzake:
- 1.
[Eiser 1],
- 2.
[Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
eisers tot cassatie
tegen
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder, niet verschenen
1.
Het bij dagvaarding van 8 januari 2013 tijdig ingestelde cassatieberoep richt zich tegen het tussen partijen gewezen arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 9 oktober 2012. De klachten van het middel rechtvaardigen geen behandeling in cassatie omdat deze klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
2.
Het hof heeft in de aangevallen rov. 4.5 het verweer van [verweerder] gehonoreerd dat [eiser] c.s. [verweerder] ter zake van de gebreken in het woonhuis in gebreke hadden moeten stellen. Het hof is ingegaan op de overweging van de rechtbank over dit verweer en heeft aangegeven waarom hij tot een ander oordeel komt. Met een ingebrekestelling zou [verweerder], die door [eiser] c.s. voor de herstelkosten bij brief aansprakelijk is gesteld, voor de keuze zijn geplaatst tot herstel door een aannemer over te gaan; nu hij niet voor die keuze is geplaatst kan [verweerder] niet worden verweten dat hij die keuze niet heeft gemaakt. Ook zou aldus zijn voorkomen dat de kosten van herstel en de kosten van de door [eiser] c.s. voorgenomen verbouwing door elkaar zouden zijn gaan lopen, aldus het hof.
Anders dan de klacht op p. 8, midden, en onder a, van de cassatiedagvaarding aanneemt, heeft het hof hiermee ook gereageerd op het (summiere) beroep op artikel 6:83 sub c BW van [eiser] c.s. ter comparitie bij de rechtbank. De rechtbank heeft op dit beroep gereageerd door in rov. 3.4 van haar vonnis van 21 april 2010 de afwijzende reactie van [verweerder] te benoemen (vgl. de cassatiedagvaarding op p. 7). De rechtbank wees op die reactie, omdat zij van mening was dat de door [eiser] c.s. gestuurde brief [verweerder] de ruimte liet over te gaan tot herstel door een aannemer, maar dat [verweerder] niet stelt dat hij daartoe had willen overgaan. Nu het hof oordeelt dat er voor [verweerder] geen reden was om te kiezen om over te gaan tot herstel door een aannemer nu hij niet voor die keuze was gesteld (welke beslissing in cassatie niet aan de orde is), reageert het hof ook op de afwijzende houding van [verweerder]. Hiermee ontvalt ook de basis aan de klacht onder c. Het oordeel van het hof getuigt voorts niet van een onjuiste rechtsopvatting, is voldoende gemotiveerd en kan voor het overige, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet worden getoetst.
Anders dan de klacht onder b nog aanvoert, behoefde het hof [eiser] c.s. niet in de gelegenheid te stellen eerst hun beroep op artikel 6:83 sub c BW nader te onderbouwen, nu zij de gelegen hadden dit reeds bij memorie van grieven te doen.
3.
Het cassatieberoep kan met toepassing van artikel 80a RO niet-ontvankelijk verklaard worden.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G