Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/11/EU alternatieve beslechting consumentengeschillen en wijziging Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (Richtlijn ADR consumenten)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 08-07-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2014, L 348).
- Bronpublicatie:
21-05-2013, PbEU 2013, L 165 (uitgifte: 18-06-2013, regelingnummer: 2013/11/EU)
- Inwerkingtreding
08-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2013, PbEU 2013, L 165 (uitgifte: 18-06-2013, regelingnummer: 2013/11/EU)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In artikel 169, lid 1, en lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van maatregelen die zij op grond van artikel 114 VWEU neemt. Volgens artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet in het beleid van de Unie zorg worden gedragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.
- (2)
Overeenkomstig artikel 26, lid 2, VWEU omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen en diensten gewaarborgd is. De interne markt dient consumenten toegevoegde waarde te bieden in de vorm van een betere kwaliteit, een bredere keus, redelijke prijzen en strenge veiligheidsnormen voor goederen en diensten waardoor consumenten een hoge bescherming moeten kunnen genieten.
- (3)
Een versnipperde interne markt gaat ten koste van de concurrentiekracht, economische groei en werkgelegenheidsgroei binnen de Unie. Het is voor de voltooiing van de interne markt van cruciaal belang dat de directe en indirecte hinderpalen voor een goede werking ervan uit de weg worden geruimd en dat het vertrouwen van de burgers wordt vergroot.
- (4)
Het zorgen voor de toegang tot eenvoudige, doelmatige, snelle en goedkope manieren om binnenlandse en grensoverschrijdende, uit verkoop- of dienstverleningsovereenkomsten voortvloeiende geschillen te beslechten, dient consumenten ten goede te komen en daardoor hun vertrouwen in de markt te vergroten. Die toegang moet gelden voor zowel online- als offlinetransacties, en is met name van belang wanneer consumenten over de grens winkelen.
- (5)
Alternatieve geschillenbeslechting (alternative dispute resolution — ADR) biedt een eenvoudige, snelle en goedkope buitengerechtelijke oplossing voor geschillen tussen consumenten en ondernemers. ADR is echter nog niet overal in de Unie voldoende en consequent ontwikkeld. Het is betreurenswaardig dat ondanks Aanbeveling 98/257/EG van de Commissie van 30 maart 1998 betreffende de principes die van toepassing zijn op de organen die verantwoordelijk zijn voor de buitengerechtelijke beslechting van consumentengeschillen (3) en Aanbeveling 2001/310/EG van de Commissie van 4 april 2001 met betrekking tot de beginselen voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken zijn (4), er in sommige geografische gebieden en bedrijfssectoren nog geen of slechts gebrekkig werkende ADR tot stand is gebracht. Consumenten en ondernemers zijn nog niet op de hoogte van de reeds bestaande mechanismen om buiten de rechtbank verhaal te halen, getuige het uiterst kleine percentage burgers dat weet hoe een klacht in te dienen bij een ADR-entiteit. Voor zover ADR-procedures beschikbaar zijn, verschilt de kwaliteit ervan aanzienlijk per lidstaat en worden grensoverschrijdende geschillen door de ADR-entiteiten vaak niet doeltreffend afgehandeld.
- (6)
De verschillen in de dekking door, de kwaliteit van en de bekendheid met ADR in de lidstaten vormen een belemmering voor de interne markt en behoren tot de redenen waarom veel consumenten afzien van het winkelen over de grenzen en waarom ze er niet op vertrouwen dat mogelijke geschillen met ondernemers op een eenvoudige, snelle en goedkope wijze kunnen worden opgelost. Om dezelfde redenen kunnen ondernemers afzien van het verkopen aan consumenten in andere lidstaten waar er onvoldoende toegang tot kwalitatief hoogwaardige ADR-procedures is. Voorts ondervinden ondernemers die gevestigd zijn in een lidstaat waar er onvoldoende toegang bestaat tot kwalitatief hoogwaardige ADR-procedures een concurrentienadeel ten opzichte van ondernemers die wel toegang hebben tot dergelijke procedures en hun geschillen met consumenten derhalve op een snellere en goedkopere wijze kunnen beslechten.
- (7)
Teneinde consumenten ten volle te laten profiteren van de mogelijkheden die de interne markt biedt, moet ADR beschikbaar zijn voor alle soorten binnenlandse en grensoverschrijdende geschillen die onder deze richtlijn vallen, moeten ADR-procedures voldoen aan consistente kwaliteitseisen die in de gehele Unie van toepassing zijn, en moeten consumenten en ondernemers bekend zijn met het bestaan van dergelijke procedures. Het is gelet op de toename van grensoverschrijdende handel en verkeer van personen eveneens van belang dat ADR-entiteiten grensoverschrijdende geschillen doeltreffend afhandelen.
- (8)
Zoals het Europees Parlement in zijn resoluties van 25 oktober 2011 over alternatieve geschillenbeslechting in burgerlijke, handels- en familiezaken en van 20 mei 2010 over het verwezenlijken van een interne markt voor consumenten en burgers reeds bepleitte, dienen in het kader van een holistische benadering van de interne markt die de burgers iets oplevert eerst en vooral eenvoudige, betaalbare, doelmatige en toegankelijke verhaalprocedures te worden ontwikkeld.
- (9)
In haar mededeling van 13 april 2011 met als titel ‘Akte voor de interne markt — Twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei en het versterken van het vertrouwen — ‘Samen werk maken van een nieuwe groei’ ’ heeft de Commissie wetgeving over ADR, waaronder die inzake de elektronische handel (e-handel), aangeduid als een van de twaalf hefbomen voor het stimuleren van de groei, het versterken van het vertrouwen en het boeken van vooruitgang op weg naar de eengemaakte markt.
- (10)
In zijn conclusies van 24–25 maart 2011 en 23 oktober 2011, heeft de Europese Raad het Europees Parlement en de Raad verzocht uiterlijk eind 2012 een eerste reeks van prioritaire maatregelen vast te stellen om de eengemaakte markt een nieuwe impuls te geven. In zijn conclusies van 30 mei 2011 betreffende de prioriteiten voor het herlanceren van de interne markt, heeft de Raad van de Europese Unie bovendien het belang van e-handel onderstreept en bevestigd dat zowel consumenten als ondernemers met behulp van ADR-regelingen goedkoop, eenvoudig en snel verhaal moeten kunnen halen. De succesvolle uitvoering van deze regelingen vergt langdurig politiek engagement en steun van alle actoren, zonder de betaalbaarheid, transparantie, flexibiliteit, snelheid en kwaliteit van de besluitvorming door ADR-entiteiten die onder deze richtlijn vallen, in gevaar te brengen.
- (11)
Gelet op het groeiende belang van onlinehandel en met name grensoverschrijdende handel als een van de pijlers van de economische bedrijvigheid in de Unie, is er een goed functionerend ADR-stelsel voor consumentengeschillen en een goed geïntegreerd kader voor geschillenbeslechting via internet (ODR) nodig voor consumentengeschillen die door online transacties ontstaan, teneinde de in de akte voor de interne markt vastgelegde doelstelling van versterking van het vertrouwen van de burgers in de interne markt te kunnen realiseren.
- (12)
Deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende onlinebeslechting van consumentengeschillen (5) zijn twee onderling verbonden en elkaar aanvullende wetgevingsinstrumenten. Verordening (EU) nr. 524/2013 voorziet in de oprichting van een platform voor onlinegeschillenbeslechting (online dispute resolution — ODR) dat consumenten en ondernemers één enkel toegangspunt voor de buitengerechtelijke beslechting van onlinegeschillen biedt, door middel van ADR-entiteiten die bij het platform zijn aangesloten en ADR door middel van kwaliteitsvolle ADR-procedures aanbieden. De beschikbaarheid van kwaliteitsvolle ADR-entiteiten in heel de Unie is derhalve een essentiële voorwaarde voor de goede werking van het ODR-platform.
- (13)
Deze richtlijn zou niet van toepassing mogen zijn op niet-economische diensten van algemeen belang. Niet-economische diensten zijn diensten die niet om economische redenen worden verricht. Bijgevolg vallen niet-economische diensten van algemeen belang die zonder vergoeding door of namens de overheid worden verricht, niet onder deze richtlijn, ongeacht de rechtsvorm van de instantie die deze diensten aanbiedt.
- (14)
Deze richtlijn zou niet van toepassing mogen zijn op gezondheidsdiensten als gedefinieerd in artikel 3, onder a), van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (6).
- (15)
De ontwikkeling van een goed functionerende ADR in de Unie is noodzakelijk om het vertrouwen van de consumenten in de interne markt, ook op het gebied van onlinehandel te versterken, en om het volledige potentieel van grensoverschrijdende handel en onlinehandel te realiseren. Deze ontwikkeling moet voortbouwen op de in de lidstaten bestaande ADR-procedures, met eerbiediging van de wettelijke tradities van de lidstaten. Zowel huidige als nieuw op te richten geschillenbeslechtingsentiteiten die goed functioneren en aan de kwaliteitsvereisten van deze richtlijn voldoen, dienen als ‘ADR-entiteiten’ in de zin van deze richtlijn te worden beschouwd. De verspreiding van ADR kan bovendien belangrijk blijken in die lidstaten waar bij rechtszaken die bij de rechtbanken aanhangig zijn, sprake is van een aanzienlijke achterstand, waardoor aan de burgers van de Unie het recht op een billijk proces binnen redelijke termijnen wordt ontnomen.
- (16)
Deze richtlijn dient in alle economische sectoren die niet vrijgesteld zijn, van toepassing te zijn op geschillen tussen consumenten en ondernemers over contractuele verplichtingen die voortvloeien uit verkoop- of dienstenovereenkomsten, ongeacht of deze online dan wel offline zijn gesloten. Ook geschillen die voortvloeien uit de verkoop of het verstrekken van digitale inhoud tegen vergoeding dienen hieronder te vallen. Deze richtlijn dient van toepassing te zijn op klachten van consumenten tegen ondernemers. Zij dient niet van toepassing te zijn op klachten van ondernemers tegen consumenten noch op geschillen tussen ondernemers. Zij mag de lidstaten evenwel niet beletten voorschriften vast te stellen of te behouden inzake procedures voor de buitengerechtelijke beslechting van dergelijke geschillen.
- (17)
De lidstaten moet worden toegestaan nationale voorschriften te behouden of in te voeren voor procedures die niet onder deze richtlijn vallen, zoals interne procedures voor klachtenafhandeling die door de ondernemer worden gevoerd. Met een dergelijke interne procedure voor klachtenafhandeling kunnen consumentengeschillen reeds in een vroeg stadium worden opgelost.
- (18)
Onder de definitie van ‘consument’ dienen natuurlijke personen te vallen die niet handelen in de uitoefening van hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit. Wordt de overeenkomst evenwel gesloten voor doeleinden die deels binnen en deels buiten de handelsactiviteit van de persoon liggen (gemengde overeenkomsten) en is het handelsoogmerk zo beperkt dat het binnen de algehele context van de overeenkomst niet overheerst, dan dient die persoon eveneens als consument te worden aangemerkt.
- (19)
Sommige bestaande rechtshandelingen van de Unie bevatten reeds bepalingen die betrekking hebben op ADR. Ter wille van de rechtszekerheid dient te worden bepaald dat in geval van tegenstrijdigheid de bepalingen van deze richtlijn voorrang hebben, tenzij in deze richtlijn uitdrukkelijk anders is bepaald. Meer bepaald dient de onderhavige richtlijn geen afbreuk te doen aan Richtlijn 2008/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (7), die reeds voorziet in een kader voor op het niveau van de Unie te hanteren systemen van bemiddeling/mediation bij grensoverschrijdende geschillen, zonder dat dit de toepassing van die richtlijn bij interne bemiddelingssystemen in de weg staat. Het is de bedoeling dat de onderhavige richtlijn horizontaal van toepassing is op alle soorten ADR-procedures, ook die welke onder Richtlijn 2008/52/EG vallen.
- (20)
De verschillen tussen ADR-entiteiten zijn zowel tussen de lidstaten onderling als in de lidstaten zelf erg groot. Onder deze richtlijn dient elke entiteit te vallen die op duurzame basis is opgericht, de beslechting van een geschil tussen een consument en een ondernemer door middel van een ADR-procedure aanbiedt en in de lijst volgens deze richtlijn is opgenomen. Deze richtlijn kan, indien de lidstaten aldus besluiten, eveneens van toepassing zijn op entiteiten voor geschillenbeslechting die de partijen bindende oplossingen opleggen. Een buitengerechtelijke procedure die op ad-hocbasis voor één enkel geschil tussen een consument en een ondernemer wordt opgezet, dient evenwel niet als ADR-procedure te worden aangemerkt.
- (21)
Ook de verschillen tussen ADR-procedures zijn zowel tussen de lidstaten onderling als in de lidstaten zelf erg groot. Zij kunnen de vorm aannemen van procedures waarbij de ADR-entiteit de partijen bij elkaar brengt teneinde een minnelijke schikking te vergemakkelijken, van procedures waarbij de ADR-entiteit een oplossing voorstelt of van procedures waarbij de ADR-entiteit een oplossing oplegt. Daarnaast kunnen zij de vorm aannemen van een combinatie van twee of meer van dergelijke procedures. Deze richtlijn dient de vorm die de ADR-procedures in de lidstaten aannemen onverlet te laten.
- (22)
Bij procedures voor geschillenbeslechtingsentiteiten waarbij de met de geschillenbeslechting belaste natuurlijke personen in dienst zijn bij of enige vorm van vergoeding ontvangen van de ondernemer kan waarschijnlijk een belangenconflict optreden. Daarom moeten deze procedures in principe van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten, tenzij een lidstaat besluit dat dergelijke procedures als onder deze richtlijn vallende ADR-procedures kunnen worden erkend en op voorwaarde dat die entiteiten volledig voldoen aan de specifieke vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van deze richtlijn. ADR-entiteiten die geschillenbeslechting door middel van dergelijke procedures aanbieden, dienen regelmatig te worden getoetst op hun naleving van de kwaliteitsvereisten van deze richtlijn, met inbegrip van de specifieke aanvullende vereisten ten aanzien van hun onafhankelijkheid.
- (23)
Deze richtlijn zou niet van toepassing mogen zijn op systemen voor de afhandeling van consumentenklachten waarvan de werking door de ondernemer wordt verzekerd, noch op rechtstreekse onderhandelingen tussen de partijen. Voorts dient zij niet van toepassing te zijn op door een rechter ondernomen pogingen om een geschil te beslechten in het kader van een gerechtelijke procedure met betrekking tot dat geschil.
- (24)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de onder deze richtlijn vallende geschillen kunnen worden voorgelegd aan een ADR-entiteit die aan de vereisten van deze richtlijn voldoet en die in de lijst volgens deze richtlijn is opgenomen. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om aan deze verplichting te voldoen door voort te bouwen op bestaande, goed functionerende ADR-entiteiten en het toepassingsgebied daarvan zo nodig aan te passen, of door te voorzien in de oprichting van nieuwe ADR-entiteiten. Deze richtlijn mag geen beletsel vormen voor het functioneren van bestaande geschillenbeslechtingsentiteiten die hun werkzaamheden in het kader van de nationale consumentenbeschermingsinstanties vervullen in lidstaten waar geschillenbeslechting een taak is van overheidsambtenaren. Overheidsambtenaren dienen te worden beschouwd als vertegenwoordigers van de belangen van zowel consumenten als ondernemers. Deze richtlijn dient de lidstaten niet te verplichten om in elke detailhandelsector een specifieke ADR-entiteit op te richten. Indien nodig, dienen de lidstaten, teneinde te zorgen voor volledige sectorale en geografische dekking bij en toegang tot ADR, de mogelijkheid te hebben om te voorzien in de oprichting van een ADR-entiteit die fungeert als vangnet voor de afhandeling van geschillen waarvoor geen specifieke ADR-entiteit bevoegd is. ADR-entiteiten die fungeren als vangnet, zijn bedoeld als waarborg voor consumenten en ondernemers, door de zekerheid te bieden dat de toegang tot een ADR-entiteit geen lacunes vertoont.
- (25)
Deze richtlijn dient de lidstaten niet te beletten wetgeving betreffende procedures voor de buitengerechtelijke beslechting van contractuele consumentengeschillen te behouden of in te voeren die voldoen aan de vereisten van deze richtlijn. Teneinde ervoor te zorgen dat ADR-entiteiten doeltreffend kunnen functioneren, dienen deze entiteiten voorts de mogelijkheid te hebben om, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar zij gevestigd zijn, procedurevoorschriften te behouden of in te voeren die hen in staat stellen de behandeling van een geschil in specifieke omstandigheden te weigeren, bijvoorbeeld indien een geschil te complex is en derhalve beter door de rechter kan worden beslecht. Het mag niet mogelijk zijn dat de procedurevoorschriften op grond waarvan ADR-entiteiten kunnen weigeren een geschil te behandelen, de toegang van consumenten tot ADR-procedures aanzienlijk belemmeren, ook in het geval van grensoverschrijdende geschillen. Derhalve moeten lidstaten, bij het bepalen van een drempelbedrag, altijd rekening houden met het feit dat de reële waarde van een geschil van lidstaat tot lidstaat kan variëren en dat het bepalen van een onevenredig hoge drempel in één lidstaat bijgevolg de toegang tot ADR-procedures voor consumenten van andere lidstaten zou kunnen belemmeren. De lidstaten hoeven er niet voor te zorgen dat de consument zijn klacht aan een andere ADR-entiteit kan voorleggen indien een eerder aangezochte ADR-entiteit op grond van haar procedurevoorschriften heeft geweigerd de klacht te behandelen. In dergelijke gevallen moeten lidstaten worden geacht te hebben voldaan aan hun verplichting om met betrekking tot ADR-entiteiten voor volledige dekking te zorgen.
- (26)
Deze richtlijn dient in een lidstaat gevestigde ondernemers de mogelijkheid te bieden onder een ADR-entiteit die gevestigd is in een andere lidstaat te vallen. Om de dekking door en de toegang van consumenten tot ADR overal in de Unie te verbeteren, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben gebruik te maken van ADR-entiteiten die in een andere lidstaat gevestigd zijn of van regionale, transnationale of pan-Europese geschillenbeslechtingsentiteiten, waarbij ondernemers uit verschillende lidstaten onder dezelfde ADR-entiteit vallen. Het bieden van toegang tot ADR-entiteiten die in een andere lidstaat gevestigd zijn of tot regionale, transnationale of pan-Europese ADR-entiteiten moet evenwel de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te zorgen voor volledige dekking door en toegang tot ADR-entiteiten onverlet laten.
- (27)
Deze richtlijn dient onverlet te laten dat de lidstaten ADR-procedures behouden of invoeren waarbij identieke of gelijkaardige geschillen tussen een ondernemer en verscheidene consumenten als gevoegde zaken worden behandeld. Er dienen uitvoerige effectbeoordelingen te worden verricht van collectieve regelingen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting voordat deze worden voorgesteld op het niveau van de Unie. Het bestaan van een doeltreffend systeem voor collectieve vorderingen enerzijds en eenvoudige toegang tot ADR anderzijds dienen als procedure complementair te zijn en elkaar niet uit te sluiten.
- (28)
De verwerking van gegevens met betrekking tot onder deze richtlijn vallende geschillen dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens als vastgelegd in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8).
- (29)
De vertrouwelijkheid en de privésfeer dienen gedurende het gehele verloop van de ADR-procedure te worden geëerbiedigd. De lidstaten moeten worden aangemoedigd het vertrouwelijke karakter van ADR-procedures in eventuele latere gerechtelijke procedures in burgerlijke of handelszaken of arbitrageprocedures te beschermen.
- (30)
De lidstaten dienen er niettemin voor te zorgen dat systematische of aanzienlijke, veelvuldig voorkomende problemen die tot geschillen tussen consumenten en ondernemers leiden, door ADR-entiteiten ter kennis van het publiek worden gebracht. De in dit verband meegedeelde informatie zou vergezeld kunnen gaan van aanbevelingen over de wijze waarop dergelijke problemen in de toekomst kunnen worden vermeden of opgelost, opdat ondernemers de lat hoger leggen en de uitwisseling van informatie en beste praktijken wordt gefaciliteerd.
- (31)
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat ADR-entiteiten geschillen op een billijke, praktische en voor zowel de consument als de ondernemer proportionele wijze oplossen, op basis van een objectieve beoordeling van de omstandigheden waarin de klacht is ingediend en met inachtneming van de rechten van de partijen.
- (32)
ADR-entiteiten dienen onafhankelijk en integer te zijn om de burgers van de Unie ervan te overtuigen dat ADR-mechanismen hun een billijke en onafhankelijke uitkomst bieden. De met ADR belaste natuurlijke personen of collegiale organen dienen onafhankelijk te zijn van alle partijen die op enigerlei wijze belang zouden kunnen hebben bij de uitkomst en er mogen geen belangenconflicten zijn waardoor hun beslissingen niet op een billijke, onpartijdige en onafhankelijke wijze tot stand zouden komen.
- (33)
De met de ADR belaste natuurlijke personen dienen slechts als onpartijdig te worden beschouwd indien op hen geen druk kan worden uitgeoefend die hun standpunt over het geschil zou kunnen beïnvloeden. Om de onafhankelijkheid van hun optreden te waarborgen, dienen deze personen voorts voor een voldoende lange periode te worden benoemd en geen instructies te ontvangen van een van de partijen of hun vertegenwoordigers.
- (34)
Teneinde elk belangenconflict te voorkomen moeten de met ADR belaste natuurlijke personen alle omstandigheden openbaar maken die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen beïnvloeden of aanleiding kunnen zijn tot een belangenconflict met een van de partijen bij het geschil dat hun ter beslechting wordt voorgelegd. Dit conflict zou kunnen bestaan in enig financieel belang, rechtstreeks of niet rechtstreeks, bij de uitkomst van de ADR-procedure, enige persoonlijke of zakelijke relatie met een of meer van de partijen gedurende de drie jaar die voorafgaan aan het tijdstip van bekleding van het ambt, inclusief enige hoedanigheid, anders dan voor ADR-doeleinden, waarin de betrokkene heeft gehandeld ten behoeve van een of meer van de partijen of van een beroeps- of bedrijfsorganisatie waarvan een van de partijen lid is of ten behoeve van enig ander lid van een dergelijke organisatie.
- (35)
Het ontbreken van zulke druk dient in het bijzonder te worden gewaarborgd indien de met de ADR belaste natuurlijke personen in dienst zijn bij of enige vorm van vergoeding ontvangen van de ondernemer. Daarom moet in specifieke vereisten worden voorzien voor het geval dat lidstaten besluiten toe te staan dat geschillenbeslechtingsprocedures in dergelijke gevallen als onder deze richtlijn vallende ADR-procedures worden aangemerkt. Indien de met de ADR belaste natuurlijke personen in dienst zijn bij of enige vorm van vergoeding uitsluitend ontvangen van een beroeps — bedrijfsorganisatie waarvan die ondernemer lid is, dienen zij over een afzonderlijk, specifiek en voor de vervulling van hun taken toereikend budget te beschikken.
- (36)
Voor het welslagen van ADR, met name om te zorgen voor het nodige vertrouwen in ADR-procedures, is het van essentieel belang dat de met ADR belaste natuurlijke personen over de nodige deskundigheid beschikken, met inbegrip van een algemeen begrip van het recht. In het bijzonder dienen deze personen over de nodige kennis van juridische aangelegenheden te beschikken om de juridische implicaties van het geschil te kunnen doorgronden, zonder een gekwalificeerd juridisch beroepsbeoefenaar te hoeven zijn.
- (37)
Het van toepassing zijn van bepaalde kwaliteitsbeginselen op ADR-procedures versterkt het vertrouwen in deze procedures zowel bij consumenten als bij ondernemers. Op het niveau van de Unie zijn dergelijke kwaliteitsbeginselen voor het eerst ontwikkeld in de Aanbevelingen 98/257/EG en 2001/310/EG. Door sommige van de in deze aanbevelingen van de Commissie ontwikkelde beginselen bindend te maken voorziet deze richtlijn in een reeks kwaliteitseisen welke van toepassing zijn op alle ADR-procedures die door een bij de Commissie aangemelde ADR-entiteit worden uitgevoerd.
- (38)
Bij deze richtlijn dienen kwaliteitseisen voor ADR-entiteiten te worden vastgesteld, die ervoor zorgen dat consumenten zowel in binnenlandse als in grensoverschrijdende geschillen hetzelfde gewaarborgde niveau van bescherming en rechten genieten. Deze richtlijn zou niet mogen beletten dat lidstaten regels vaststellen of behouden die verder gaan dan waarin bij deze richtlijn wordt voorzien.
- (39)
ADR-entiteiten dienen goed toegankelijk en transparant te zijn. Om te zorgen voor de transparantie van de ADR-entiteiten en de ADR-procedures, is het noodzakelijk dat de partijen duidelijke en toegankelijke informatie ontvangen die zij nodig hebben om met kennis van zaken te kunnen beslissen alvorens een ADR-procedure te starten. Het verstrekken van dergelijke informatie aan ondernemers zou niet mogen worden verlangd indien die ondernemers op grond van het nationale recht verplicht zijn aan ADR-procedures deel te nemen.
- (40)
Een goed functionerende ADR-entiteit dient geschillen online en offline vlot te beslechten, en de uitkomst van de ADR-procedure bekend te maken binnen een termijn van 90 kalenderdagen, beginnend op de datum waarop de ADR-entiteit het volledige klachtendossier, inclusief alle ter zake dienende documentatie, heeft ontvangen, en eindigend op de datum waarop de uitkomst van de ADR-procedure beschikbaar is. De ADR-entiteit die een klacht heeft ontvangen, moet de partijen op de hoogte brengen na ontvangst van alle documenten die nodig zijn om de ADR-procedure uit te voeren. In bepaalde uitzonderlijke zaken van zeer complexe aard, onder meer wanneer één van de partijen op gerechtvaardigde gronden niet in staat is aan de ADR-procedure deel te nemen, moeten ADR-entiteiten de termijn kunnen verlengen teneinde de zaak in kwestie te kunnen onderzoeken. De partijen moeten van een dergelijke verlenging op de hoogte worden gesteld, alsmede van de verwachte geschatte tijd die nodig is voor de afsluiting van het geschil.
- (41)
ADR-procedures moeten voor de consument bij voorkeur kosteloos zijn. Indien kosten in rekening worden gebracht, moet de ADR-procedure voor consumenten toegankelijk, aantrekkelijk en goedkoop zijn. Daarom dienen de kosten een geringe vergoeding niet te boven te gaan.
- (42)
ADR-procedures moeten billijk zijn, zodat de partijen bij een geschil volledig zijn geïnformeerd over hun rechten en de gevolgen van de keuzes die zij in het kader van een ADR-procedure maken. De ADR-entiteiten moeten consumenten informeren over hun rechten voordat deze met een voorstel voor een oplossing instemmen of er gevolg aan geven. Beide partijen moeten ook de mogelijkheid hebben om hun informatie en bewijsstukken in te dienen zonder fysiek aanwezig te zijn.
- (43)
Een overeenkomst tussen een consument en een ondernemer om geschillen voor te leggen aan een ADR-entiteit dient voor de consument niet bindend te zijn indien de overeenkomst gesloten werd vóór het geschil is ontstaan en indien de overeenkomst tot gevolg heeft dat de consument het recht wordt ontnomen de beslechting van het geschil voor de rechter te brengen. Bovendien dient in ADR-procedures die erop gericht zijn een geschil te beslechten door het opleggen van een oplossing, deze oplossing de partijen slechts te binden indien zij vooraf van het bindende karakter ervan op de hoogte waren gesteld en zij hiermee specifiek hadden ingestemd. Specifieke aanvaarding door de ondernemer dient niet te worden vereist indien bij nationale regels is bepaald dat zulke oplossingen bindend zijn voor ondernemers.
- (44)
In ADR-procedures die erop gericht zijn om, wanneer er geen wetsconflict bestaat, het geschil te beslechten door aan de consument een oplossing op te leggen, dient de opgelegde oplossing er niet toe te leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van bepalingen waarvan in overeenkomsten niet kan worden afgeweken op grond van het recht van de lidstaat waar de consument en de ondernemer hun gewone verblijfplaats hebben. Wanneer er een wetsconflict bestaat en het op de verkoop- of dienstenovereenkomst toepasselijke recht wordt bepaald overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (ROME I) (9), dient de door de ADR-entiteit opgelegde oplossing er niet toe te leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van bepalingen waarvan in overeenkomsten niet kan worden afgeweken op grond van het recht van de lidstaat waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Wanneer er een wetsconflict bestaat en het op de verkoop- of dienstenovereenkomst toepasselijke recht wordt bepaald overeenkomstig artikel 5, leden 1 tot en met 3, van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (10), dient de door de ADR-entiteit opgelegde oplossing er niet toe te leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van de dwingende bepalingen betreffende contractuele verplichtingen van het recht van de lidstaat waarin de consument zijn gewone verblijfplaats heeft.
- (45)
Het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een onpartijdig gerecht zijn grondrechten die zijn opgenomen in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. ADR-procedures dienen dan ook niet tot doel te hebben gerechtelijke procedures te vervangen en dienen geen afbreuk te doen aan het recht van consumenten of ondernemers om zich tot de rechter te wenden. Deze richtlijn mag partijen niet beletten hun recht op toegang tot de rechter uit te oefenen. Indien in zaken een geschil niet door middel van een bepaalde ADR-procedure met een niet-bindende uitkomst kon worden beslecht, dient niets de partijen te beletten om vervolgens met betrekking tot dit geschil een gerechtelijke procedure in te leiden. Het dient de lidstaten vrij te staan de middelen ter verwezenlijking van dit doel te kiezen. Zij moeten onder meer kunnen bepalen dat verjaringstermijnen niet in de loop van de ADR-procedure verstrijken.
- (46)
Om doelmatig te kunnen functioneren moeten ADR-entiteiten over voldoende personele, materiële en financiële middelen beschikken. De lidstaten moeten besluiten over een geschikte vorm van financiering voor ADR-entiteiten op hun grondgebied, die niet ten koste dient te gaan van de financiering van reeds functionerende entiteiten. Deze richtlijn dient onverlet te laten of ADR-entiteiten met openbare middelen, particuliere middelen dan wel met een combinatie van beide worden gefinancierd. ADR-entiteiten moeten echter worden aangemoedigd particuliere financieringsvormen specifiek te overwegen en alleen gebruik te maken van openbare middelen als de lidstaten daartoe beslissen. Deze richtlijn dient de mogelijkheid voor ondernemingen of beroeps- of bedrijfsorganisaties om ADR-entiteiten te financieren, onverlet te laten.
- (47)
In geval van een geschil moeten consumenten snel kunnen vaststellen welke ADR-entiteiten voor hun klacht bevoegd zijn, alsook of de betrokken ondernemer al dan niet zal deelnemen aan een voor een ADR-entiteit ingeleide procedure. Ondernemers die zich ertoe verbinden gebruik te maken van de diensten van ADR-entiteiten om geschillen met consumenten te beslechten, dienen de consument te informeren over het adres en de webstek van de ADR-entiteit of -entiteiten onder welke zij vallen. Die informatie moet op duidelijke, begrijpelijke en makkelijk toegankelijke wijze worden verstrekt op de website van de ondernemer, voor zover hij over een website beschikt, en indien van toepassing, in de algemene voorwaarden van de tussen de ondernemer en de consument gesloten verkoop- of dienstenovereenkomsten. Ondernemers moeten de mogelijkheid hebben om op hun website en in de algemene voorwaarden van de toepasselijke overeenkomsten aanvullende informatie op te nemen over hun interne klachtenafhandelingsprocedures of over andere manieren om rechtstreeks met hen contact op te nemen voor het beslechten van consumentengeschillen zonder dat deze aan een ADR-entiteit worden voorgelegd. Wanneer het geschil niet rechtstreeks kan worden beslecht, dient de ondernemer de consument steeds, op papier of op een andere duurzame gegevensdrager, de informatie betreffende relevante ADR-entiteiten te verstrekken en te vermelden of hij voornemens is van die entiteiten gebruik te maken.
- (48)
De verplichting voor ondernemers om consumenten te informeren over de ADR-entiteiten onder welke deze ondernemers vallen, dient geen afbreuk te doen aan de bepalingen betreffende voorlichting van consumenten over buitengerechtelijke verhaalprocedures waarin wordt voorzien bij andere rechtshandelingen van de Unie, die van toepassing dienen te zijn naast de in deze richtlijnbedoelde desbetreffende informatieplicht.
- (49)
Deze richtlijn dient niet voor te schrijven dat ondernemers verplicht zijn om aan ADR-procedures deel te nemen of dat de uitkomst van dergelijke procedures voor hen bindend is, wanneer een consument een klacht tegen hen heeft ingediend. Om er evenwel voor te zorgen dat consumenten toegang hebben tot verhaalmogelijkheden en niet worden gedwongen hun vorderingen op te geven, moeten ondernemers zo veel mogelijk worden aangemoedigd aan ADR-procedures deel te nemen. Deze richtlijn mag derhalve geen afbreuk doen aan nationale voorschriften die deelname aan dergelijke procedures voor ondernemers verplicht stellen of aan aanmoedigingen of sancties onderwerpen of die bepalen dat de uitkomst van die procedures voor ondernemers bindend is, mits die voorschriften de partijen niet beletten hun recht op toegang tot de rechter als bepaald in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie uit te oefenen.
- (50)
Om een onnodige belasting van ADR-entiteiten te vermijden, dienen de lidstaten aan te moedigen dat consumenten contact opnemen met de ondernemer om te proberen het probleem in onderling overleg op te lossen alvorens een klacht aan een ADR-entiteit voor te leggen. Zodoende zouden consumentengeschillen veelal vlot en in een vroeg stadium kunnen worden beslecht.
- (51)
De lidstaten dienen vertegenwoordigers van beroeps-, bedrijfs- en consumentenorganisaties bij de totstandbrenging van het ADR-stelsel te betrekken, zeker als het gaat om de beginselen van onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
- (52)
De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat ADR-entiteiten bij de beslechting van grensoverschrijdende geschillen samenwerken.
- (53)
Netwerken van ADR-entiteiten, zoals het netwerk voor de beslechting van financiële geschillen FIN-NET op het gebied van financiële diensten, dienen binnen de Unie te worden versterkt. De lidstaten dienen te bevorderen dat de ADR-entiteiten zich bij dergelijke netwerken aansluiten.
- (54)
Nauwe samenwerking tussen ADR-entiteiten en nationale instanties moet de doeltreffende toepassing van rechtshandelingen van de Unie inzake consumentenbescherming kracht bijzetten. De Commissie en de lidstaten dienen samenwerking tussen de ADR-entiteiten te bevorderen teneinde aan te moedigen dat beste praktijken en technische expertise worden uitgewisseld en dat problemen ten aanzien van de werking van ADR-procedures worden besproken. Voor een dergelijke samenwerking moet onder meer steun uit hoofde van het aangekondigde consumentenprogramma van de Unie worden aangewend.
- (55)
Om te garanderen dat de ADR-entiteiten naar behoren en doeltreffend functioneren, dienen zij nauwlettend te worden gevolgd. Hiertoe dient iedere lidstaat een of meer voor het verrichten van die taak bevoegde autoriteiten aan te wijzen. De Commissie en de uit hoofde van deze richtlijn bevoegde autoriteiten dienen een lijst van ADR-entiteiten die aan deze richtlijn beantwoorden, te publiceren en bij te werken. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de ADR-entiteiten, het netwerk van Europese consumentencentra en, in voorkomend geval, de overeenkomstig deze richtlijn aangewezen instanties op hun websites door middel van een link naar de website van de Commissie, en voor zover mogelijk op een duurzame gegevensdrager in hun lokalen, deze lijst van ADR-entiteiten voor het publiek toegankelijk maken. Voorts dienen de lidstaten de desbetreffende consumenten- en ondernemersorganisaties aan te moedigen deze lijst te publiceren. De lidstaten dienen ook te zorgen voor een adequate verspreiding van informatie over de wijze waarop consumenten moeten handelen indien zij een geschil met een ondernemer hebben. Daarnaast dienen de bevoegde instanties regelmatig verslag uit te brengen over de ontwikkeling en het functioneren van de ADR-entiteiten in hun lidstaat. De ADR-entiteiten dienen de bevoegde instanties de specifieke informatie te verstrekken waarop deze verslagen moeten worden gebaseerd. De lidstaten moeten de ADR-entiteiten ertoe aanmoedigen dergelijke informatie te verstrekken met gebruikmaking van Aanbeveling 2010/304/EU van de Commissie van 12 mei 2010 inzake het gebruik van een geharmoniseerde methode voor de indeling en rapportage van consumentenklachten en -vragen (11).
- (56)
De lidstaten moeten regels vaststellen betreffende de sancties voor inbreuken op de tot naleving van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en ervoor zorgen dat die regels worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (57)
Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) (12) moet worden gewijzigd door in de bijlage daarbij een verwijzing naar deze richtlijn op te nemen, met het oog op de versterking van de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van deze richtlijn.
- (58)
Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (13) (richtlijn inzake inbreuken) moet worden gewijzigd door in de bijlage daarvan een verwijzing naar de onderhavige richtlijn op te nemen, om te waarborgen dat de in onderhavige richtlijn vastgelegde collectieve belangen van consumenten worden beschermd.
- (59)
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (14) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.
- (60)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk bijdragen tot de goede werking van de interne markt door een hoog niveau van consumentenbescherming te verwezenlijken en het recht op toegang van consumenten tot de rechter niet te beperken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
- (61)
Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in de artikelen 7, 8, 38 en 47.
- (62)
Overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (15), is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 12 januari 2012 heeft hij een advies uitgebracht (16),
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 181 van 21.6.2012, blz. 93.
Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 april 2013.
PB L 115 van 17.4.1998, blz. 31.
PB L 109 van 19.4.2001, blz. 56.
Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45.
PB L 136 van 24.5.2008, blz. 3.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6.
PB L 266 van 9.10.1980, blz. 1.
PB L 136 2.6.2010, blz. 1.
PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.
PB L 110 van 1.5.2009, blz. 30.
PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
PB C 136 van 11.5.2012, blz. 1.