Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 5.4 Dieren
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
29-05-2024, Stb. 2024, 156 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken: 35746)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 160 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Onze Minister kan maatregelen treffen en andere handelingen verrichten met betrekking tot dieren, al dan niet gehouden, die:
- a.
besmet zijn of van besmetting zijn verdacht, of vatbaar zijn voor besmetting met een dierziekte of zoönose, of die een ziekteverschijnsel vertonen of kunnen vertonen, of
- b.
een gevaar kunnen opleveren voor verspreiding van een dierziekte, zoönose of ziekteverschijnsel.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt per dierziekte, zoönose en ziekteverschijnsel als bedoeld in artikel 5.3 geregeld in welke gevallen er bij een dier sprake is van besmetting, van verdenking van besmetting of van een ziekteverschijnsel. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan per dierziekte of zoönose als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, onderdeel d, worden geregeld in welke gevallen er bij een dier sprake is van besmetting of van verdenking van besmetting.
3.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn:
- a.
een verplichting tot het afzonderen, het opstallen, het ophokken, het afschermen, het op een aangewezen plaats houden, het vastleggen of het opsluiten;
- b.
een verplichting tot het behandelen of het vaccineren;
- c.
een verbod op het vervoeren, het verplaatsen of het in de handel brengen;
- d.
een verbod op het bijeenbrengen;
- e.
een verbod op het in of buiten Nederland brengen;
- f.
een verbod op het winnen van sperma, eicellen en embryo’s, het insemineren of het laten bevruchten van dieren en het transplanteren van embryo’s en eicellen;
- g.
een verplichting tot het merken;
- h.
een verbod of een verplichting tot het doden van dieren;
- i.
een verplichting tot het onschadelijk laten maken van gestorven of gedode dieren;
- j.
een verplichting tot het informeren van derden over de verdenking of besmetting;
- k.
een verplichting tot het laten doen van onderzoek of een verplichting tot het dulden van onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers of ziekteverschijnselen of naar besmetting met een dierziekte of zoönose, en
- l.
een verplichting tot het bijhouden van gegevens.
4.
De andere handelingen, bedoeld in het eerste lid, zijn:
- a.
het afzonderen, het opstallen, het ophokken, het afschermen, het op een aangewezen plaats houden, het vastleggen of het opsluiten;
- b.
het behandelen of het vaccineren;
- c.
het merken;
- d.
het doden;
- e.
het onschadelijk maken van gestorven of gedode dieren, en
- f.
het doen van onderzoek naar de aanwezigheid van ziekteverwekkers of ziekteverschijnselen of naar besmetting met een dierziekte of zoönose.
5.
Ten aanzien van een bedrijf waar dieren aanwezig zijn die van besmetting verdacht zijn verklaard, stelt Onze Minister het tijdstip vast waarop de verdenking is ontstaan en waarop zij is geëindigd, en welke, dan wel hoeveel van de op het bedrijf aanwezige dieren op het eerstgenoemde tijdstip besmet en van besmetting verdacht waren. Ten aanzien van een bedrijf waar dieren aanwezig zijn die van besmetting verdacht zijn verklaard, kan Onze Minister het tijdstip vaststellen waarop de verdenking is ontstaan en waarop zij is geëindigd, en welke, dan welk hoeveel van de op het bedrijf aanwezige dieren of het eerstgenoemde tijdstip besmet en van besmetting verdacht waren, voor zover het gaat om een besmetting of verdenking van een besmetting met een dierziekte of zoönose als bedoeld in artikel 5.3, tweede lid, onderdeel d.