Rb. Utrecht, 16-04-2008, nr. 227539/ HA ZA 07-509
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9418
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
16-04-2008
- Zaaknummer
227539/ HA ZA 07-509
- LJN
BC9418
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2008:BC9418, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 16‑04‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 16‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Toepasselijkheid Algemen Voorwaarden, onrechtmatig handelen gedaagde, inbreuk eigendomsrecht door aanleg mantelbuizen, omvang schade.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 227539 / HA ZA 07-509
Vonnis van 16 april 2008
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur mr. F. van der Brug,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENBU B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
procureur mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiser c.s.] en Enbu B.V. genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het incidenteel vonnis van 10 oktober 2007
- -
het proces-verbaal van comparitie van 16 november 2007, waarin opgenomen de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het vonnis in het incident van 10 oktober 2007 is overwogen en bouwt daarop voort.
2.2.
[eiser c.s.] heeft bij conclusie van antwoord in de voorwaardelijke reconventie verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in conventie
Toepasselijkheid Algemene Voorwaarden
2.3.
Enbu B.V. beroept zich als verweer op de vorderingen van [eiser c.s.] tot verwijdering van mantelbuizen en kabels uit de grond en vergoeding van de schade in verband met onrechtmatig handelen, op de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden. Hieruit vloeit voort dat [eiser c.s.] een gedoogplicht heeft om het soort werkzaamheden toe te staan die nu bij hem zijn uitgevoerd. [eiser c.s.] heeft op grond van de Algemene Voorwaarden niet meer dan een vordering tot herstel en vergoeding van de schade, zo stelt Enbu B.V.
2.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor de toepasselijkheid van Algemene Voorwaarden op een rechtsverhouding tussen partijen is vereist dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst wilsovereenstemming hebben bereikt over die Algemene Voorwaarden en het van toepassing zijn op de overeenkomst. In 1977 is tussen [eiser c.s.] en de rechtsvoorganger van Enbu B.V. een overeenkomst tot stand gekomen voor de aansluiting op het elektriciteitsnet ten behoeve van elektriciteitstoevoer. Terzake heeft [eiser c.s.] gesteld dat er geen Algemene Voorwaarden zijn overeengekomen, waarbij hij heeft gewezen op het mondeling tot stand komen van de overeenkomst en op de omstandigheid dat hij zelf de aanleg van kabels en het plaatsen van een trafostation met de bijbehorende grondwerkzaamheden heeft bekostigd. Hiertegen heeft Enbu B.V. aangevoerd dat destijds de overeenkomst moet zijn voorafgegaan door een offerte waarop de Algemene Voorwaarden van toepassing waren. In verband met de hierboven vermelde bijzondere omstandigheden die indertijd tot de aansluiting van [eiser c.s.] op het elektriciteitsnet hebben geleid, is de verwijzing van Enbu B.V. naar de normale gang van zaken, alsmede een verwijzing naar de Algemene Voorwaarden op een mogelijke offerte, met overlegging door Enbu B.V. van Algemene Voorwaarden vanaf 1990, onvoldoende om te kunnen vaststellen dat (en welke) Algemene Voorwaarden daadwerkelijk tussen partijen zouden zijn overeengekomen. Immers, dat in de regel bij het aangaan van een overeenkomst met (een rechtsvoorganger van) Enbu B.V. Algemene Voorwaarden van toepassing werden en worden verklaard, wil niet zeggen dat in bijzondere gevallen zoals deze in 1977, de overeenkomst op een andere manier wordt aangegaan en dat daarbij geen Algemene Voorwaarden op die overeenkomst van toepassing worden verklaard. Enbu B.V. heeft haar verweer, dat op de rechtsverhouding met [eiser c.s.] Algemene Voorwaarden toepasselijk zijn, aldus onvoldoende onderbouwd. Dit brengt mee dat op [eiser c.s.] niet een plicht op grond van de Algemene Voorwaarden rust om de door Enbu B.V. verrichte werkzaamheden te gedogen en dat hij slechts aanspraak kan maken op herstel dan wel vergoeding van de schade.
Onrechtmatig handelen door Enbu B.V.
2.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Enbu B.V. onrechtmatig jegens [eiser c.s.] heeft gehandeld, door
- (1)
zonder voorafgaande toestemming een sleuf te graven/boren in de in eigendom aan [eiser c.s.] toebehorende grond en daarin drie mantelbuizen en twee kabels aan te leggen, zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond aanwezig is en zonder [eiser c.s.] daarvoor schadeloos te willen stellen dan wel een gebruikersvergoeding te willen te betalen, (2) met zware tankauto’s, vrachtauto’s, een sonderingwagen en graafmachines door of vanwege Enbu B.V. over de toegangsweg van [eiser c.s.] te gaan, waardoor deze weg ernstig is beschadigd,
en
- (3)
met de uitvoering van deze werkzaamheden het weiland te beschadigen.
De rechtbank zal hieronder nader op deze drie stellingen ingaan.
Aanleg en aanwezigheid van mantelbuizen en kabels in de grond van [eiser c.s.]
2.6.
Ten aanzien van de onrechtmatigheid van de aanleg en de aanwezigheid van de buizen en kabels in de grond van [eiser c.s.] overweegt de rechtbank als volgt.
Vaststaat dat door baggerwerkzaamheden elektriciteitskabels van Enbu B.V. zijn stukgetrokken, waardoor de elektriciteitstoevoer naar [eiser c.s.] stagneerde. Deze stagnatie diende te worden verholpen, hetgeen Enbu B.V. heeft gedaan door de boring voor drie mantelbuizen ten behoeve van twee elektriciteitskabels, haaks onder de spoorlijn.
2.7.
[eiser c.s.] stelt dat Enbu B.V. voor de langgestuurde boring en het aanleggen en aangelegd houden van de mantelbuizen en kabels in zijn grond van hem geen (voorafgaande) toestemming heeft gekregen en dat hij daartegen tijdig en meermalen heeft geprotesteerd.
Hierover is het volgende gebleken uit de brieven die partijen over en weer hebben gewisseld. Over de precieze uitvoering van de herstelwerkzaamheden door Enbu B.V. is geen informatie verschaft voordat op 27 juni 2006 daadwerkelijk met die werkzaamheden werd begonnen. Nadat met de herstelwerkzaamheden was begonnen, heeft de gemachtigde van [eiser c.s.] bij brief van 29 juni 2006 aan Enbu B.V. geschreven dat [eiser c.s.] er steeds vanuit is gegaan dat de kabel op de plek van de breuk hersteld zal worden, maar dat er nu een heel andere, voor hem belastende wijze van herstel wordt gerealiseerd door het trekken van die drie mantelbuizen onder het weiland van [eiser c.s.], met de kennelijke bedoeling daarin nog kabels te leggen. [eiser c.s.] heeft erop gewezen dat hij daarvoor geen toestemming heeft gegeven, terwijl Enbu B.V. daarover ook geen overleg had gevoerd en dat deze inbreuk op zijn eigendomsrecht onrechtmatig is jegens hem. Verder is er namens [eiser c.s.] op gewezen dat hij verwijdering kan vragen, maar dat er alsnog een afspraak kan worden gemaakt tussen partijen, inhoudende dat [eiser c.s.] het aanbrengen en de aanwezigheid van de mantelbuizen en kabels gedoogt tegen een redelijke en billijke vergoeding. In reactie hierop heeft Enbu B.V. bij brief van 30 juni 2006 gesteld het te betreuren dat over wijze van herstel geen contact is opgenomen met [eiser c.s.] en wordt verder uiteengezet hoe de werkzaamheden plaatsvinden en waarom het op deze wijze plaatsvindt. Ten aanzien van het verzoek van [eiser c.s.] om een passende vergoeding voor het gebruik, heeft Enbu B.V. zich beroepen op artikel 6 van de Algemene Voorwaarden en de plicht van [eiser c.s.] om leidingen toe te staan in zijn grond. Verder heeft zij gesteld dat zij bereid is een nog van [eiser c.s.] te ontvangen voorstel in overweging te nemen. Als reactie hierop is namens [eiser c.s.] op 3 juli 2006 geschreven dat hij EUR 5.000,00 vraagt voor het onrechtmatig aanbrengen van de buizen en kabels, waarbij wordt aangekondigd dat hij zijn vordering tot verwijdering pas zal laten vallen na ontvangst van het bedrag. Bij brief van diezelfde datum heeft Enbu B.V. wederom op de Algemene Voorwaarden gewezen en verklaard niet akkoord te kunnen gaan met de gevorderde schadevergoeding. Namens [eiser c.s.] is bij brief van 5 juli 2006 aan Enbu B.V. bericht dat zij de werkzaamheden kan afronden, waarbij hij erop heeft gewezen dat hij dit doet omdat hij recht heeft op een aansluiting, onder voorbehoud van recht op volledige schadevergoeding of ter keuze alsnog verwijdering, herstel van de kabelbreuk dan wel een minder bezwaarlijk alternatief.
2.8.
De rechtbank stelt voorop dat door de aanleg en het aanbrengen van de drie mantelbuizen en de kabels in de grond van [eiser c.s.], Enbu B.V. in beginsel inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [eiser c.s.] Het verweer van Enbu B.V. dat [eiser c.s.] geen beroep kan doen op een inbreuk op zijn eigendomsrecht onder verwijzing naar de Algemene Voorwaarden, kan niet slagen, nu hierboven al is beslist dat de Algemene Voorwaarden niet op de rechtsverhouding van [eiser c.s.] en Enbu B.V. van toepassing zijn.
Van een inbreuk op het eigendomsrecht is geen sprake, indien [eiser c.s.] toestemming heeft gegeven voor de aanleg en het aanbrengen van de mantelbuizen en kabels in zijn grond. [eiser c.s.] stelt dat deze toestemming ontbreekt, op grond waarvan hij thans de verwijdering van de mantelbuizen vordert. Gebleken is dat, totdat Enbu B.V. met de werkzaamheden begon, niet duidelijk was hoe de werkzaamheden eruit zouden zien en wat daarvan de gevolgen waren. Uit de hierboven kort weergegeven correspondentie blijkt echter niet dat [eiser c.s.] uiteindelijk ondubbelzinnig zijn toestemming heeft geweigerd. Hij heeft uiteindelijk toestemming gegeven voor de werkzaamheden, omdat hij immers recht heeft op levering van elektriciteit. Hij heeft dit wel gedaan onder het voorbehoud van onder meer een door Enbu B.V. aan [eiser c.s.] te betalen redelijke schadevergoeding. Enbu B.V. is op die vordering niet ingegaan, maar heeft de werkzaamheden uiteindelijk kunnen afronden. Onder deze omstandigheden en mede in verband met de ingrijpende gevolgen die (met name) de verwijdering van de mantelbuizen met zich zal brengen, zal de vordering van [eiser c.s.] tot verwijdering van de mantelbuizen en de kabels worden afgewezen.
2.9.
Niet is gebleken van onvoorwaardelijke toestemming door [eiser c.s.], maar van toestemming onder de voorwaarde van betaling van schadevergoeding en onder druk van het verwijderen van het aggregaat en onderbreking in de levering van elektriciteit. Enbu B.V. heeft gesteld dat de voor het herstel gekozen oplossing een technisch gegeven is en zij heeft te kennen gegeven dat het plaatsen van een mof geen goed alternatief is, omdat dit geen levenszekerheid biedt en kwaliteitsproblemen oplevert. Hoewel dit laatste argument een andere oplossing niet uitsluit, is het naar het oordeel van de rechtbank aan Enbu B.V. om voor de kwalitatief beste, meest duurzame en meest veilige oplossing te kiezen. Dit brengt echter niet mee dat [eiser c.s.] zonder meer het gebruik van zijn grond op de door Enbu B.V. gekozen wijze moet toestaan. Onder deze omstandigheden brengt de redelijkheid mee dat Enbu B.V. aan [eiser c.s.] de schade vergoedt ten gevolge van het aanbrengen en aanwezig hebben van de buizen en kabels in zijn grond. Dit geldt temeer nu de buizen en kabels niet alleen ten behoeve van [eiser c.s.] in zijn grond zijn aangebracht, maar ook ten behoeve van de gemeentelijke sportvelden. Enbu B.V. heeft weliswaar aangevoerd dat ook voor de gebeurtenis zich al een kabel ten behoeve van de sportvelden in de grond van [eiser c.s.] bevond, maar indien dat het geval was, is niet gebleken dat [eiser c.s.] hiervan op de hoogte was.
2.10.
Over de omvang van een redelijke schadevergoeding verschillen partijen van mening. [eiser c.s.] vordert in verband met de inbreuk op het vrije genot van de eigendom EUR 25.000,=, gebaseerd op 50% van de waarde van het stuk grond van naar schatting EUR 60,= /m² over een strook van 30 meter lang en 30 meter breed. [eiser c.s.] stelt mede rekening te hebben gehouden met de grote (ook toekomstige) vermindering van de gebruiksmogelijkheden van de grond, terwijl het oppervlak nog wel beperkt te gebruiken is.
Enbu B.V. wijst als verweer op de gewoonte om bij het aanleggen van spanningskabels op grond van betrokkenen voor levering van energie aan derden, een zakelijk recht-overeenkomst te sluiten waarin wordt uitgegaan van een standaardbedrag van EUR 500,= en een vergoeding van EUR 0,88 per strekkende meter voor een strook van één meter breed. Enbu B.V. is bereid om een (onteigening)deskundige te laten beoordelen en te laten vaststellen wat de waardevermindering van het stuk grond is om een voorstel te kunnen doen aan [eiser c.s.] dat hoger ligt dan de gebruikelijke vergoeding.
2.11.
De rechtbank kan in dit stadium geen eindbeslissing geven over de hoogte van de door Enbu B.V. aan [eiser c.s.] te vergoeden schade. De rechtbank heeft, alvorens nader te beslissen, behoefte aan deskundige voorlichting omtrent de omvang van de waardevermindering van het stuk grond van [eiser c.s.] in verband met de aanleg en de aanwezigheid van de drie mantelbuizen en kabels in de grond, mede ten behoeve van de elektriciteitslevering aan een derde. Alvorens een of meerdere deskundigen te benoemen, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte, [eiser c.s.] als eerste, uit te laten over het aantal te benoemen deskundigen en over zijn of hun deskundige hoedanigheid. Ook kunnen partijen personen voorstellen, doch alleen indien over die personen overeenstemming bestaat. Voorts kunnen partijen zich uitlaten over de aan de deskundige(n) te stellen vragen.
2.12.
Nu vastgesteld is dat Enbu B.V. aansprakelijk is voor de gevolgen van het aanbrengen van de drie mantelbuizen en de kabels, dient zij het voorschot op de kosten van de deskundige(n) te voldoen.
Schade aan de toegangsweg en weiland
2.13.
Wat betreft deze schade overweegt de rechtbank als volgt. [eiser c.s.] stelt ernstige schade aan zijn toegangsweg te hebben geleden, veroorzaakt door de tankauto’s, vrachtauto’s, graafmachines en de sonderingwagen die zijn gebruikt in verband met (het herstel van) de kabelbreuk. [eiser c.s.] stelt dat de toegangsweg voordien in uitstekende staat was, vlak, zonder kuilen en voorzien van een grindlaag van ongeveer drie centimeter dik. Nadien is de grindlaag volledig in- en weggereden en de weg is verzakt, hobbelig en vol kuilen. Ter onderbouwing heeft hij verklaringen en foto’s overgelegd. Ook aan het weiland is schade toegebracht door de voertuigen. De schade wordt door [eiser c.s.] conform offertes ten aanzien van de toegangsweg begroot op EUR 4.986,10 inclusief BTW en ten aanzien van het weiland op EUR 5.057,50 inclusief BTW. Door Enbu B.V. is hiervan EUR 2.618,= respectievelijk EUR 1.785,= betaald zodat [eiser c.s.] nog EUR 2.368,10 en EUR 3.272,50 vordert.
2.14.
Enbu B.V. betwist de gestelde (verdere) schade, waartoe zij verklaringen van medewerkers in het geding heeft gebracht over de toestand van de weg en het weiland. Enbu B.V. heeft verder door expertisebureau Lengkeek, Laarman & De Hosson een schaderapport laten opstellen. Op grond van de in dit rapport vermelde conclusies over de toestand van de weg en het weiland en de in het rapport vermelde omvang van de schade volgens de expert heeft Enbu B.V. de hierboven genoemde bedragen aan [eiser c.s.] betaald. Terzake stelt zij zich op het standpunt dat [eiser c.s.] geen bewijs heeft geleverd dat hij méér schade heeft geleden en dat, indien wordt uitgegaan van de geoffreerde werkzaamheden, de weg en het weiland van [eiser c.s.] in een betere toestand zullen worden gebracht dan zij verkeerden voordat de kabelbreuk plaatsvond.
2.15.
Nu [eiser c.s.] zich op de rechtsgevolgen van de door Enbu B.V. gepleegde onrechtmatige daad beroept, terwijl Enbu B.V. de door [eiser c.s.] gestelde meerdere schade gemotiveerd heeft betwist, ligt het op de weg van [eiser c.s.] om te bewijzen dat hij méér schade heeft geleden aan de toegangsweg en het weiland dan de door Enbu B.V. op basis van het rapport van 10 augustus 2006 van Lengkeek, Laarman & De Hosson aanvaarde schade en de op basis daarvan aan [eiser c.s.] betaalde bedragen. Er bestaat geen aanleiding om de bewijslast in deze bij Enbu B.V. te leggen. De omstandigheid dat Enbu B.V. voordat zij met haar werkzaamheden begon geen vooronderzoek of vooropname heeft verricht, terwijl zij daar door [eiser c.s.] wel op is gewezen, maakt dit niet anders.
2.16.
[eiser c.s.] zal dan ook in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat de toegangsweg vóór het gebruik door de tankauto’s, vrachtauto’s, graafmachines en sonderingwagen in verband met het herstel van de kabelbreuk, in uitstekende staat was, vlak, zonder kuilen en voorzien van een grindlaag van ongeveer drie centimeter dik en dat nadien de grindlaag volledig in- en weggereden en de weg is verzakt, hobbelig en vol kuilen, en dat aan het weiland schade is toegebracht door de voertuigen, alsmede dat die schade méér bedraagt dan de door Enbu B.V. op basis van het rapport van Lengkeek, Laarman & De Hosson aanvaarde schade en de op basis daarvan aan [eiser c.s.] betaalde bedragen.
2.17.
Indien [eiser c.s.] dit bewijs middels getuigen wenst te leveren moet er bij het oproepen van de getuigen rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
in reconventie
2.18.
Nu in conventie is geoordeeld dat [eiser c.s.] niet de verwijdering van de mantelbuizen en de kabels uit zijn grond kan vorderen, en hij deze buizen en kabels in zijn grond heeft te dulden (tegen betaling door Enbu B.V. van een nog vast te stellen vergoeding) is niet aan de voorwaarde voor de reconventionele vordering voldaan en behoeft deze derhalve geen behandeling.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 mei 2008 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
3.2.
laat [eiser c.s.] toe tot het leveren van bewijs als bedoeld in rechtsoverweging 2.16.,
3.3.
bepaalt dat, indien [eiser c.s.] het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.P. Killian in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op donderdag 5 juni 2008 van 13.30 uur tot 17.00 uur,
3.4.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
3.5.
bepaalt dat [eiser c.s.], indien hij het bewijs niet door getuigen wil leveren maar door overlegging van bewijsstukken en / of door een ander bewijsmiddel, hij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de secretaresse (mevrouw H. Alberts kamer A.2.16) - en aan de wederpartij moet opgeven,
3.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2008.
w.g. griffier w.g. rechter