Zie bijvoorbeeld de beschikking van de Hoge Raad van 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:804. In de aan die uitspraak voorafgaande conclusie van de plaatsvervangend procureur-generaal Langemeijer (te vinden op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:PHR:2020:242), wordt in nr. 2.7 uiteengezet dat dit systeem de toets aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) kan doorstaan.
HR, 04-02-2022, nr. 20/04030
ECLI:NL:HR:2022:119
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
04-02-2022
- Zaaknummer
20/04030
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:119, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑02‑2022; (Cassatie, Beschikking)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2020:2353, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:1248, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2021:1248, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑12‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:120, Gevolgd
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:119, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad. Art. 426a lid 1 Rv.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 20/04030
Datum 4 februari 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker].
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C15/276418 / FA RK 18-3929 en C/15/278485 / FA RK 18-4957 van de rechtbank Noord-Holland van 2 oktober 2019;
de beschikking in de zaken 200.271.479/01, 200.271.479/02 en 200.271.479/03 van het gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 17 november 2020 ingekomen verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op 4 februari 2022.
Conclusie 03‑12‑2021
Inhoudsindicatie
-
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/04030 en 20/04034
Zitting 3 december 2021
CONCLUSIE
M.H. Wissink
In de zaak
[de man]
tegen
[de vrouw]
1. In de zaak met nummer 20/04030 heeft verzoeker tot cassatie bij brief van 14 november 2020, door de Hoge Raad ontvangen op 17 november 2020, beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020 (zaaknummer: nr. 200.271.479/01,02 en 03). Hierin heeft het hof, kort gezegd, de beschikking van de rechtbank bekrachtigd waarin verweerster in cassatie is belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige kinderen van haar en van verzoeker tot cassatie en aan deze laatste de omgang met deze kinderen ontzegd.
2. In de zaak met nummer 20/04034 heeft verzoeker tot cassatie bij brief van 16 november 2020, door de Hoge Raad ontvangen op 17 november 2020, beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020 (zaaknummer 200.258.629.01), waarin hij door het hof niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep tegen twee beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland.
3. Beide verzoekschriften tot cassatie zijn ingediend door verzoeker zelf en zijn niet, zoals vereist door artikel 426a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Het verzuim om artikel 426a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in acht te nemen, kan volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.1.Van deze mogelijkheid, waarop verzoeker tot cassatie door de griffie van de Hoge Raad is gewezen, is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat verzoeker in beide cassatieberoepen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. In de verzoekschriften wordt vermeld dat door een cassatieadvocaat een negatief cassatieadvies is uitgebracht, dat de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een verzoek om een andere cassatieadvocaat toe te wijzen voor een second opinion heeft afgewezen en dat tegen die afwijzing beroep is ingesteld bij het Hof van Discipline. Inmiddels heeft de griffie van de Hoge Raad van het Hof van Discipline vernomen dat het Hof het beklag ongegrond heeft verklaard.
Conclusie
De conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker tot cassatie in zijn cassatieberoepen.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Plv.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 03‑12‑2021