HR, 09-02-2010, nr. 08/00548
ECLI:NL:HR:2010:BK6147
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
09-02-2010
- Zaaknummer
08/00548
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BK6147
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK6147, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑02‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK6147
ECLI:NL:PHR:2010:BK6147, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK6147
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht. Aangezien de bewezenverklaring onder 2, vzv. behelzende dat het feit "tezamen en in vereniging met een ander" is gepleegd, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
9 februari 2010
Strafkamer
Nr. 08/00548
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 24 januari 2008, nummer 21/002874-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. B.P. de Boer, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman mr. de Boer heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over de motivering van het onder 2 bewezenverklaarde.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 25 april 2006, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (vanuit perceel [a-straat 1] aldaar) een hoeveelheid electriciteit, toebehorende aan [A] BV."
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik was eigenaar van de op 25 april 2006 opgerolde hennepplantage aan de [a-straat] te Hengelo (O). Vanaf 20 maart 2006 woonde ik daar met [betrokkene 1]. Tien dagen later ben ik een hennepplantage begonnen in deze woning, boven op zolder. Ik heb filters, lampen, cocosgrond en ongeveer 300 stekjes gekocht en de hennepplantage ingericht die ik verzorgde met een Marokkaanse jongen. Ik heb de elektriciteitsmeter gesaboteerd, zodat ik niet zoveel kosten zou hebben, door de meter los te maken waardoor hij niet door kon tikken."
b. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Samen met [betrokkene 1] heb ik een plantage ingericht in de bedrijfsruimte met huisnummer [2]. [Betrokkene 1] en ik waren overeengekomen dat ik de bedrijfsruimte op mijn naam zou zetten om daar wiet te verbouwen. Samen met [betrokkene 1] heb ik uit drie kamers het oude zand gehaald waarna we samen hennepplantjes in de nieuwe grond in de drie kamers hebben geplant. In de bedrijfsruimte stond een blauw vat met wiet die ik erin had gedaan. We hebben de afspraak gemaakt dat ik voor de plantjes zou zorgen die in de loods stonden en die we samen hadden geplant."
c. de aangifte van een strafbaar feit, voor zover inhoudende:
"Op 25 april 2006 is een monteur van [A] B.V. naar perceel [a-straat 1] te Hengelo gegaan om ter plaatse de gas- en elektriciteitsinstallatie te onderzoeken op mogelijke onregelmatigheden. De monteur constateerde verboden handelingen aan de gas- en elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: de gasmeter hing 180 graden gedraaid. Hierdoor werd de afgenomen energie ten behoeve van de hennepkwekerij niet via de meter geregistreerd. Er werd elektriciteit weggenomen."
d. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 25 april 2006 gingen wij naar perceel [a-straat 1] te Hengelo (O). Nadat we de woning hadden betreden hebben we deze doorzocht. Op de eerste etage zagen wij drie kamers waarvan er één nagenoeg geheel was ingericht voor een weedplantage. Op de zolder zagen wij zeventien transformatoren die aangesloten bleken te zijn op het elektriciteitsnet in deze woning. Daartussen was een tijdschakelmechanisme aangebracht. Tevens zagen wij een blauw plastic vat met water en een dompelpomp en twee plastic vaten met plantenvoeding. Wij zagen een afzonderlijke zolderkamer die volledig was ingericht met een weedplantage. De wanden waren afgeplakt met wit folie. Op de vloer was een bak met een soort bruine potgrond gemaakt waarin een groot aantal weedplanten stonden. Over de weedplanten was een wit net gespannen. Boven de weedplanten hingen negen assimilatielampen van elk 600 watt en een afzuiginstallatie. Een dompelpomp in het watervat was met een slang verbonden met een irrigatiesysteem in de voedingsbodem waarin de planten groeiden. Na telling bleken op deze zolderkamer 315 hennepplanten te staan van het geslacht cannabis."
e. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 25 april 2006 zijn wij binnengetreden in het perceel [a-straat 2] te Hengelo (O), zijnde een loods dan wel opslagruimte die verhuurd was aan dezelfde huurder als de huurder van het pand op nummer [1]. Wij troffen in de ruimte onder andere een blauwe ton aan met daarin plastic zakken met materiaal dat eruit zag als wiet. Na onderzoek bleek hierin 6362 gram wiet te zijn verpakt. Tevens troffen wij een grote hoeveelheid vuilniszakken aan met daarin bewortelde potgrond en negen plastic vaten met plantenvoeding. Achter de opslagruimte zagen wij twee kamers die ingericht waren als wietplantage zonder wietplanten. In de andere drie kamers stonden wietplantjes. Na telling zagen wij dat het ging om in totaal 1290 wietplanten. Verder troffen wij vijf koolstoffilters, twaalf assimilatielampen en een centrale afzuiging aan."
f. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"De in de loods aangetroffen zakken met een gewicht van 6362 gram waarvan wij vermoedden dat de inhoud marihuana was, is getest met de ODV verdovende middelen test. Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in marihuana. Het totale gewicht van deze marihuana bedroeg 6362 gram."
3.4. Aangezien de bewezenverklaring onder 2, voor zover behelzende dat het feit "tezamen en in vereniging met een ander" is gepleegd, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 9 februari 2010.
Conclusie 08‑12‑2009
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het Gerechtshof Arnhem heeft de verdachte op 24 januari 2008 voor
- 1.
‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod’, en
- 2.
‘diefstal door twee of meer verenigde personen’,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Voorts heeft het hof beslist op de vordering van de benadeelde partij en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
2.
Verdachte heeft cassatie ingesteld en mrs. G.P. Hamer en B.P. De Boer, advocaten te Amsterdam, hebben een schriftuur ingezonden, houdende twee middelen van cassatie.
3.1.
Het eerste middel klaagt over het bewijs van feit 1. Het voert aan dat het telen van de aangetroffen 6362 gram hennep niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
3.2.
Het hof heeft onder 1 bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 25 april 2006, in de gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in panden/percelen aan de [a-straat] aldaar) een hoeveelheid van 6362 gram hennep en 1605 hennepplanten (1290 hennepplanten in perceel [a-straat 2] en 315 hennepplanten in perceel [a-straat 1]), zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.’
3.3.
De bewijsmiddelen die het hof heeft gebezigd zijn:
- ‘1.
Het (als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 06-002995 gevoegd) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd 06-051382, door [verbalisant 6] en [verbalisant 1], respectievelijk brigadier en aspirant van politie Twente, getekend en gesloten op 26 april 2006 (pag. 1265–1267 van proces-verbaal genummerd 06-002995), voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik was eigenaar van de op 25 april 2006 opgerolde hennepplantage aan de [a-straat] te Hengelo (O). Vanaf 20 maart 2006 woonde ik daar met [betrokkene 1]. Tien dagen later ben ik een hennepplantage begonnen in deze woning, boven op zolder. Ik heb filters, lampen, cocosgrond en ongeveer 300 stekjes gekocht en de hennepplantage ingericht die ik verzorgde met een Marokkaanse jongen. Ik heb de elektriciteitsmeter gesaboteerd, zodat ik niet zoveel kosten zou hebben, door de meter los te maken waardoor hij niet door kon tikken.
- 2.
Het (als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 06-002995 gevoegd) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd 06-051382, door [verbalisant 2], brigadier van politie Twente, getekend en gesloten op 7 juni 2006 (pag. 1277–1280 van procesverbaal genummerd 06-002995), voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als verklaring van verdachte:
Samen met [betrokkene 1] heb ik een plantage ingericht in de bedrijfsruimte met huisnummer [2]. [betrokkene 1] en ik waren overeengekomen dat ik de bedrijfsruimte op mijn naam zou zetten om daar wiet te verbouwen. Samen met [betrokkene 1] heb ik uit drie kamers het oude zand gehaald waarna we samen hennepplantjes in de nieuwe grond in de drie kamers hebben geplant. In de bedrijfsruimte stond een blauw vat met wiet die ik erin had gedaan. We hebben de afspraak gemaakt dat ik voor de plantjes zou zorgen die in de loods stonden en die we samen hadden geplant.
- 3.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een door [benadeelde partij], namens [A] B.V. gedane aangifte van een strafbaar feit, gedateerd 16 juni 2006 (pag. 1126–1128 van het proces-verbaal genummerd 06-002995), inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 april 2006 is een monteur van [A] B.V. naar perceel [a-straat 1] te Hengelo gegaan om ter plaatse de gas- en elektriciteitsinstallatie te onderzoeken op mogelijke onregelmatigheden. De monteur constateerde verboden handelingen aan de gas- en elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: de gasmeter hing 180 graden gedraaid. Hierdoor werd de afgenomen energie ten behoeve van de hennepkwekerij niet via de meter geregistreerd. Er werd elektriciteit weggenomen.
- 4.
Het (als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 06-002995 gevoegd) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd 06-051382, door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk aspirant en brigadier van politie Twente, getekend en gesloten op 1 mei 2006 (pag. 1123–1126 van proces-verbaal genummerd 06-002995), voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als relaas van bevindingen van deze verbalisanten:
Op 25 april 2006 gingen wij naar perceel [a-straat 1] te Hengelo (O). Nadat we de woning hadden betreden hebben we deze doorzocht. Op de eerste etage zagen wij drie kamers waarvan er één nagenoeg geheel was ingericht voor een weedplantage. Op de zolder zagen wij zeventien transformatoren die aangesloten bleken te zijn op het elektriciteitsnet in deze woning. Daartussen was een tijdschakelmechanisme aangebracht. Tevens zagen wij een blauw plastic vat met water en een dompelpomp en twee plastic vaten met plantenvoeding. Wij zagen een afzonderlijke zolderkamer die volledig was ingericht met een weedplantage. De wanden waren afgeplakt met wit folie. Op de vloer was een bak met een soort bruine potgrond gemaakt waarin een groot aantal weedplanten stonden. Over de weedplanten was een wit net gespannen. Boven de weedplanten hingen negen assimilatielampen van elk 600 watt en een afzuiginstallatie. Een dompelpomp in het watervat was met een slang verbonden met een irrigatiesysteem in de voedingsbodem waarin de planten groeiden. Na telling bleken op deze zolderkamer 315 hennepplanten te staan van het geslacht cannabis.
- 5.
Het (als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 06-002995 gevoegd) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd 06-051382, door [verbalisant 1] en [verbalisant 3], respectievelijk aspirant en brigadier van politie Twente, getekend en gesloten op 1 mei 2006 (pag. 1142–1144 van proces-verbaal genummerd 06-002995), voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als relaas van bevindingen van deze verbalisanten:
Op 25 april 2006 zijn wij binnengetreden in het perceel [a-straat 2] te Hengelo (O), zijnde een loods dan wel opslagruimte die verhuurd was aan dezelfde huurder als de huurder van het pand op nummer [1]. Wij troffen in de ruimte onder andere een blauwe ton aan met daarin plastic zakken met materiaal dat eruit zag als wiet. Na onderzoek bleek hierin 6362 gram wiet te zijn verpakt. Tevens troffen wij een grote hoeveelheid vuilniszakken aan met daarin bewortelde potgrond en negen plastic vaten met plantenvoeding. Achter de opslagruimte zagen wij twee kamers die ingericht waren als wietplantage zonder wietplanten. In de andere drie kamers stonden wietplantjes. Na telling zagen wij dat het ging om in totaal 1290 wietplanten. Verder troffen wij vijf koolstoffilters, twaalf assimilatielampen en een centrale afzuiging aan.
Het (als bijlage bij het proces-verbaal genummerd 06-002995 gevoegd) in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd 06-051382, door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden hoofdagent van politie Twente, getekend en gesloten op 26 april 2006 (pag. 1269 van proces-verbaal genummerd 06-002995), voor zover — zakelijk weergegeven — inhoudende als relaas van bevindingen van deze verbalisanten:
De in de loods aangetroffen zakken met een gewicht van 6362 gram waarvan wij vermoedden dat de inhoud marihuana was, is getest met de ODV verdovende middelen test. Hierbij werd positief gereageerd op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in marihuana. Het totale gewicht van deze marihuana bedroeg 6362 gram.’
3.4.
Uit de bewijsmiddelen 1 en 2 valt op te maken dat verdachte op of omstreeks 30 maart 2006 samen met een ander een hennepplantage is begonnen in de woning en dat deze hennepplantage op 25 april 2006 is opgerold. Nergens in de door het hof gebezigde bewijsmiddelen is op te maken dat er ook geoogst is. Uit de bewijsmiddelen is hoogstens op te maken dat de hennepkwekerij in de loods en in de woning hooguit vier weken hebben bestaan en dat eerst nog het oude zand moest worden opgeruimd. In de bewezenverklaring is sprake van een kennelijke misslag, erin bestaande dat het hof alle aangetroffen drugs over een kam heeft geschoren. Uit de gebezigde bewijsmiddelen is wel op te maken dat verdachte samen met een ander de aangetroffen planten heeft geteeld, maar niet dat hij ook de 6362 gram hennep heeft geteeld. Bij vergissing heeft het hof m.b.t. deze hoeveelheid doorgestreept dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander deze hoeveelheid opzettelijk aanwezig heeft gehad. De Hoge Raad zal de bewezenverklaring verbeterd kunnen lezen, waardoor verdachte niet in een rechtens te respecteren belang wordt geschaad gelet op het strafmaximum waarmee zowel opzettelijk handelen in strijd met een in art. 3 onder B als onder C Opiumwet gegeven verbod wordt bedreigd.
Het middel is vruchteloos voorgesteld.
4.1.
Het tweede middel klaagt over het bewijs van feit 2, meer bepaald dat de verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander zou hebben begaan.
4.2.
Bewezenverklaard is als feit 2 dat:
‘hij in de periode van 15 maart 2006 tot en met 25 april 2006, in de gemeente Hengelo (O) tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijk toe weigering heeft weggenomen (van perceel [a-straat 1] aldaar) een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [A] BV’.
4.3.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, met name de verklaringen van verdachte, is wel af te leiden dat verdachte vanaf 20 maart 2006 samen met [betrokkene 1] de woning aan de [a-straat 1] te Hengelo, waar een kamer is aangetroffen die nagenoeg geheel was ingericht voor een weedplantage en waarin op een zolderkamer een volledig ingerichte weedplantage is gevonden, bewoonde, maar de samenwerking met deze [betrokkene 1] is volgens de verklaringen van verdachte beperkt gebleven tot de loods op nr. [2]. De elektriciteit is afgetapt op nr. [1]. Dat verdachte tezamen en in vereniging elektriciteit heeft gestolen volgt dan niet uit gebezigde bewijsmiddelen. Maar gelet op de inhoud van strafmotivering is het feit dat verdachte samen met een ander de elektriciteit zou hebben gestolen op de strafoplegging niet van invloed geweest. Daarom zal de Hoge Raad de bewezenverklaring van feit 2 verbeterd kunnen lezen, met schrapping van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een ander’, verbetering van de kwalificatie en schrapping van art. 311 Sr onder de aangehaalde artikelen.
5.
De voorgestelde middelen zijn tevergeefs voorgesteld. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging aanleiding behoort te geven.
6.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden