Hof Arnhem-Leeuwarden, 23-12-2020, nr. 21-003700-17
ECLI:NL:GHARL:2020:10781
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
23-12-2020
- Zaaknummer
21-003700-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:10781, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 23‑12‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1913
Uitspraak 23‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank waarbij verdachte wegens openlijke geweldpleging is veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 125 uren, subsidiair 62 dagen hechtenis, bevestigd.
Partij(en)
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003700-17
Uitspraak d.d.: 23 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 26 juni 2017 met parketnummer 16-266510-16 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 maart 2019, 4 oktober 2019, 6 maart 2020 en 9 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake het tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 125 uren, subsidiair 62 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen, te weten [benadeelde partij1] , [benadeelde partij2] en [benadeelde partij3] , volledig (hoofdelijk) toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.M.J. Nuijten, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter heeft bij vonnis van 26 juni 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van openlijke geweldpleging tegen personen en goederen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De politierechter heeft tevens de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ten bedrage van € 300,- volledig (hoofdelijk) toegewezen, de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2] , ten bedrage € 849,91, volledig (hoofdelijk) toegewezen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij3] , ten bedrage van € 543,37, volledig (hoofdelijk) toegewezen, alle vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de politierechter op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen en zal daarom het vonnis - met aanvulling van de gronden – bevestigen.
Aanvulling van de gronden
Evenals de politierechter acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
In aanvulling op het vonnis voegt het hof als bewijsmiddelen nog toe:
1. Een proces-verbaal van verhoor verdachte, proces-verbaalnummer: PL0900-2016397848-12, d.d. 25 december 2016, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant1] , brigadier van politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van [naam1] :
V: Hoe zou u zichzelf omschrijven?
A: Kaal, normaal postuur, 1,80 meter lang en blank.
V: Wat heeft u op het moment aan qua kleding?
A: Spijkerbroek en een witte trui.
V: Waar was u afgelopen nacht, zaterdag 25 december 2016, omstreeks 02:35 uur?
A: Ik was in [plaats] . We waren uit en na het uitgaan zijn wij naar een eettentje gegaan.
V: Met wie was u in de stad?
A: Met twee andere jongens.
V: Hoe heten zij?
A: [naam2] en [naam3] .
V: Er is verklaard dat u in [benadeelde partij3] was. Wat deed u in de [benadeelde partij3] in [plaats] ?
A: Eten.
2. Een proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, proces-verbaalnummer: PL0900-2016397848-10, d.d. 25 december 2016, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant2] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland en [verbalisant1] , voornoemd, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van beide verbalisanten:
Op 25 december 2016 waren wij belast met het onderzoek naar de openlijke geweldpleging. Wij hebben daartoe van de verdachte foto’s gemaakt die bij dit proces-verbaal als bijlage worden gevoegd. Op 2 staat verdachte [naam1] . Wij zagen dat [naam1] gekleed is in een witte trui.
Fotobijlage:
Foto 2: op de foto staat een man afgebeeld met een kaal hoofd, een witte trui en een donkere jas.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris, RC-nummers: 17/2878 en 17/2879, d.d. 23 mei 2017, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Als verklaring van [benadeelde partij1] :
U zegt mij dat u in de stukken heeft gelezen dat er drie mannen de snackbar binnen kwamen die avond. Ja, dat klopt. U toont mij foto’s. Foto 2 is degene die mij geslagen heeft. U vraagt mij of ik iets gezien heb van een kassa die is omgevallen. Hij heeft die kassa met kracht geduwd zodat de kassa viel. U vraagt mij wie dat heeft gedaan. Dat is foto 2. En de tegels van de bar zijn kapot gemaakt. Dat was ook foto 2.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 23 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van der Horst en mr. Bosch zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.