Einde inhoudsopgave
Richtlijn 91/671/EEG betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen in voertuigen
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 09-05-2003
- Bronpublicatie:
08-04-2003, PbEU 2003, L 115 (uitgifte: 09-05-2003, regelingnummer: 2003/20/EG)
- Inwerkingtreding
09-05-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-04-2003, PbEU 2003, L 115 (uitgifte: 09-05-2003, regelingnummer: 2003/20/EG)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Handhaving verkeersvoorschriften
Verkeersrecht / Voertuigeisen
1.
Deze richtlijn is van toepassing op alle voor het wegverkeer bestemde motorvoertuigen op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km/uur, die behoren tot de in bijlage II bij Richtlijn 70/156/EEG(1) omschreven categorieën M1, M2, M3, N1, N2 en N3.
2.
Voor de toepassing van deze richtlijn:
- —
gelden de definities van beveiligingssystemen, met inbegrip van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen voor voertuigen van de categorieën M1 en N1, en de onderdelen daarvan, die zijn opgenomen in bijlage I van Richtlijn 77/541/EEG(2);
- —
wordt onder ‘naar achteren gericht’ verstaan: in een richting tegenovergesteld aan de normale rijrichting van het voertuig.
3.
Kinderbeveiligingssystemen worden in vijf ‘gewichtsgroepen’ ingedeeld:
- a)
groep 0 voor kinderen met een gewicht van minder dan 10 kg;
- b)
groep 0 + voor kinderen met een gewicht van minder dan 13 kg;
- c)
groep I voor kinderen met een gewicht van 9 kg tot 18 kg;
- d)
groep II voor kinderen met een gewicht van 15 kg tot 25 kg;
- e)
groep III voor kinderen met een gewicht van 22 kg tot 36 kg.
4.
Er zijn twee categorieën kinderbeveiligingssystemen:
- a)
integrale beveiligingssystemen, die bestaan uit een combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingsonderdelen, soms tevens voorzien van een zitje en/of botsingsscherm, en met één of meer eigen geïntegreerde riemen kunnen worden bevestigd;
- b)
niet-integrale beveiligingssystemen, die kunnen bestaan uit een gedeeltelijke beveiliging die bij gecombineerd gebruik met een gordel voor volwassenen die om het lichaam van het kind heen gaat of waarmee het systeem waarin het kind wordt geplaatst, wordt bevestigd, een volledig kinderbeveiligingssysteem vormt.
Voetnoten
Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/116/EG van de Commissie (PB L 18 van 21.1.2002, blz. 1).
Richtlijn 77/541/EEG van de Raad van 28 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake veiligheidsgordels en bevestigingssystemen in motorvoertuigen (PB L 220 van 29.8.1977, blz. 95). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/3/EG van de Commissie (PB L 53 van 25.2.2000, blz. 1).