In de vakhandel zag ik ‘een Gazelle omafiets’ aangeboden voor € 379,--, bij de Hema voor € 275,--, bij bouwmarkten goedkoper (Karwei medio september 2010: € 159,--).
HR, 07-12-2010, nr. 08/05147
ECLI:NL:HR:2010:BO1272
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-12-2010
- Zaaknummer
08/05147
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BO1272
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BO1272, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO1272
ECLI:NL:PHR:2010:BO1272, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑10‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO1272
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Bewijsklacht opzetheling. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan uit de gebezigde b.m. niet worden afgeleid dat verdachte, zoals is bewezenverklaard, wist dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.
7 december 2010
Strafkamer
Nr. 08/05147
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 september 2008, nummer 23/007117-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats].
1Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft het onder 1 tenlastegelegde en de opgelegde straf en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit niet naar de eis der wet met redenen is omkleed, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte wist dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 30 september 2007 te Amsterdam een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 30 september 2007 stonden wij, verbalisanten, op de Singel te Amsterdam. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag een persoon fietsen, welke mij ambtshalve bekend is als zijnde een veelpleger en welke genaamd is [verdachte]. Ik zag [verdachte] fietsen op een zwarte omafiets en ik zag dat hij met zijn rechterhand een groene damesfiets vasthield.
Ik, [verbalisant 1], heb hierop [verdachte] fysiek staande gehouden teneinde te controleren of de fietsen als gestolen gesignaleerd stonden. De centralist deelde ons mede dat de zwarte omafiets gesignaleerd stond als zijnde gestolen. Op de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam hebben wij de verdachte aangehouden."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Ik heb op 30 september 2007 een fiets gekocht want ik kon er iets aan verdienen. Ik heb de fiets voor EUR 50,- gekocht. Ik kon er EUR 90,- voor krijgen."
2.3. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte, zoals is bewezenverklaard, wist dat de fiets een door misdrijf verkregen goed betrof. De bewezenverklaring van feit 1 is dus ontoereikend gemotiveerd.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 7 december 2010.
Conclusie 12‑10‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld bij arrest van 26 september 2008.
2.
Namens verdachte heeft mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel klaagt over het bewijs van het onder 1 bewezenverklaarde feit voor wat betreft verdachtes wetenschap.
4.
Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat hij:
‘op 30 september 2007 te Amsterdam een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof;’
5.
Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
‘Een geschrift, te weten een fotokopie van een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2007263474-2 van 30 september 2007, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 9–10).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 30 september 2007 stonden wij, verbalisanten, op de Singel te Amsterdam. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag een persoon fietsen, welke mij ambtshalve bekend is als zijnde een veelpleger en welke genaamd is [verdachte]. Ik zag [verdachte] fietsen op een zwarte omafiets en ik zag dat hij met zijn rechterhand een groene damesfiets vasthield.
Ik, [verbalisant 1], heb hierop [verdachte] fysiek staande gehouden teneinde te controleren of de fietsen als gestolen gesignaleerd stonden. De centralist deelde ons mede dat de zwarte omafiets gesignaleerd stond als zijnde gestolen.
Op de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam hebben wij de verdachte aangehouden.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 december 2007. Deze verklaring houdt in, voorzover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb op 30 september 2007 een fiets gekocht want ik kon er iets aan verdienen. Ik heb de fiets voor EUR 50,- gekocht. Ik kon er EUR 90,- voor krijgen.’
6.
In aanmerking genomen dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van de hoedanigheid van de oma-fiets — uiterlijke staat, ouderdom1. — kan bij gebreke van enige nadere bewijsmotivering door het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof, ook niet dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de oma-fiets van diefstal afkomstig was. Daarbij teken ik aan dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet blijkt dat de verdachte er ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets van op de hoogte was dat hij de fiets kon verkopen voor een bedrag van € 90,-- en uit dat bedrag niet kan worden afgeleid dat de fiets naar uiterlijke kenmerken van zo goede kwaliteit was dat de verdachte moet hebben beseft dat deze wel van misdrijf afkomstig moest zijn, althans dat een aanmerkelijke kans bestond dat dat het geval was.
7.
Het Hof bezigt voor het bewijs ook dat de politie bekend was dat de verdachte veelpleger was. Aan het bewijs van het tenlastegelegde kan dat niet bijdragen.
8.
Het middel slaagt.
9.
Ambtshalve vraag ik aandacht voor het volgende. Verdachte heeft op 10 oktober 2008 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat sedertdien meer dan vierentwintig maanden zijn verstreken. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit punt kan echter onbesproken blijven indien de Hoge Raad met mij van oordeel is dat het bestreden arrest om andere redenen niet in stand kan blijven en de zaak dient te worden teruggewezen of verwezen.2.
10.
Andere gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen heb ik niet aangetroffen.
11.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde en de opgelegde straf en in zoverre terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑10‑2010
HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358, rov. 3.5.3.