Einde inhoudsopgave
Besluit nr. 253/2000/EG tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied 'Socrates'
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2004
- Redactionele toelichting
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie (16-04-2003, Trb. 2003, 74).
- Bronpublicatie:
26-04-2004, PbEU 2004, L 168 (uitgifte: 01-01-2004, regelingnummer: 885/2004)
- Inwerkingtreding
01-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2004, Trb. 2004, 119 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
Besluit van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van de tweede fase van het communautaire actieprogramma op onderwijsgebied ‘Socrates’
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 149 en 150,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),
Gezien de gemeenschappelijke tekst die op 10 november 1999 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is bepaald dat de Gemeenschap, onder andere, bijdraagt tot de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van hoog gehalte. Door maatregelen in het kader van dit programma moet de Europese dimensie van onderwijs worden bevorderd en moet worden bijgedragen tot de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaand onderwijs ter bevordering van permanente educatie.
- (2)
Bij Besluit nr. 819/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) is het communautaire actieprogramma ‘Socrates’ ingesteld.
- (3)
De buitengewone Europese Raad over de werkgelegenheid, gehouden op 20 en 21 november 1997 te Luxemburg, heeft erkend dat onderwijs en opleiding gedurende het gehele leven een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten met het oog op de verbetering van de inzetbaarheid, het aanpassingsvermogen en het ondernemerschap en met het oog op de bevordering van gelijke kansen.
- (4)
De Commissie heeft in haar mededeling ‘Voor een Europa van de kennis’ de grote lijnen geschetst voor de totstandbrenging van een open en dynamische Europese onderwijsruimte, die het mogelijk moet maken de doelstelling van onderwijs en opleiding gedurende het gehele leven te verwezenlijken.
- (5)
De Commissie stelt in haar Witboek ‘Onderwijzen en leren — naar een cognitieve samenleving’ dat het ontstaan van de cognitieve samenleving impliceert dat de verwerving van nieuwe kennis wordt aangemoedigd en dat het derhalve dienstig is op alle mogelijke manieren tot leren aan te zetten. De Commissie onderstreept in haar Groenboek ‘Onderwijs, opleiding, onderzoek: de belemmeringen voor transnationale mobiliteit’ dat mobiliteit voordelen meebrengt voor de mensen en het concurrentievermogen in de Europese Unie.
- (6)
Volgens de Commissie, overeenkomstig de wens van het Europees Parlement, moet een participatie worden bereikt van ten minste 10 % van de scholen in het kader van de ‘Comenius’-actie en van ongeveer 10 % van de studenten aan de mobiliteit in het kader van de ‘Erasmus’-actie.
- (7)
Een actief burgerschap dient te worden bevorderd en de bestrijding van de diverse vormen van uitsluiting, met inbegrip van racisme en vreemdelingenhaat, dient te worden versterkt. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het bevorderen van gelijkheid en het stimuleren van gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan personen met speciale behoeften.
- (8)
Het Europees Parlement en de Raad hebben bij hun Besluit inzake jeugdzaken en de Raad bij Besluit 1999/382/EG(6) inzake opleiding communautaire actieprogramma's op het gebied van, respectievelijk, jeugdzaken en opleiding vastgesteld, die samen met het ‘Socrates’-programma tot een Europa van de kennis bijdragen.
- (9)
Teneinde de toegevoegde waarde van het optreden van de Gemeenschap te vergroten, moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten op alle niveaus zorgen voor samenhang tussen en complementariteit van de in het kader van dit besluit uitgevoerde acties en andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.
- (10)
Er moet worden voorzien in de mogelijkheid van gezamenlijke activiteiten in het kader van het ‘Socrates’-programma en andere communautaire programma's en acties met een onderwijsdimensie, teneinde synergie te bevorderen en de toegevoegde waarde van het communautaire optreden te vergroten.
- (11)
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) voorziet in een uitgebreide samenwerking op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deelnemen aan de Europese Economische Ruimte (EVA/EER-landen), anderzijds.
- (12)
Dit programma dient te worden opengesteld voor de deelneming van de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE), overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europa-overeenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden, voor de deelneming van Cyprus, op basis van aanvullende kredieten volgens met dat land overeen te komen procedures, alsmede voor de deelneming van Malta en van Turkije op basis van aanvullende kredieten overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.
- (13)
In samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten dient te worden gezorgd voor toezicht op en voortdurende evaluatie van dit programma. Deze evaluatie moet in voorkomend geval de mogelijkheid van aanpassingen kunnen bieden, met name wat de prioriteiten voor de uitvoering van de maatregelen betreft. De evaluatie moet een externe evaluatie door onafhankelijke en onpartijdige instanties omvatten.
- (14)
Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel, kunnen de doelstellingen van de voorgenomen actie betreffende de bijdrage van de Europese samenwerking aan onderwijs van hoog gehalte niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, met name gezien de noodzaak multilaterale partnerschappen, multilaterale mobiliteit alsmede uitwisselingen op communautair niveau te bevorderen. Deze doelstellingen kunnen derhalve, gezien de transnationale dimensie van de communautaire acties en maatregelen, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Het onderhavige besluit van het Europees Parlement en de Raad gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (15)
Verbetering van het Europese studiepuntenoverdrachtsysteem (ECTS) is een doeltreffend middel om ervoor te zorgen dat de mobiliteit haar doelstellingen volledig bereikt; universiteiten die aan het programma deelnemen, worden aangemoedigd zoveel mogelijk gebruik te maken van het ECTS.
- (16)
Bij het onderhavige besluit worden voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vastgesteld die voor de Begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt vormen in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (7).
- (17)
De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8),
BESLUITEN:
Voetnoten
PB C 314 van 13.10.1998, blz. 5.
PB C 410 van 30.12.1998, blz. 2.
PB C 51 van 22.2.1999, blz. 77.
Advies van het Europees Parlement uitgebracht op 5 november 1998 (PB C 359 van 23.11.1998, blz. 60), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 21 december 1998 (PB C 49 van 22.2.1999, blz. 42), besluit van het Europees Parlement van 25 februari 1999 (PB C 153 van 1.6.1999, blz. 24), besluit van het Europees Parlement van 15 december 1999 (nog niet in het Publicatieblad verschenen) en besluit van de Raad van 17 december 1999.
PB L 87 van 20.4.1995, blz. 10. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 576/98/EG (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 1).
PB L 146 van 11.6.1999, blz. 33.
PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.