RvdW 2014/1254
Ongewenst vreemdeling; maximale duur ongewenstverklaring.
HR 04-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3093
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 november 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/00812
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3093, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑11‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1148, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑04‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑04‑2013
- Wetingang
Art. 197 Sr; art. 3, 11 Richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (Terugkeerrichtlijn); art. 66a Vreemdelingenwet
Essentie
Voor zover een ongewenstverklaring die is opgelegd vóór de datum van inwerkingtreding van de Terugkeerrichtlijn of het verstrijken van de uiterste implementatiedatum, moet worden gelijkgesteld aan een inreisverbod als bedoeld in art. 3 Terugkeerrichtlijn, is ook die ongewenstverklaring vanaf het verstrijken van die datum in beginsel gebonden aan de maximale duur van vijf jaar. Die maximale duur wordt berekend met ingang van de datum waarop de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten, nu een vóór de datum van inwerkingtreding van de terugkeerrichtlijn of het verstrijken van de uiterste implementatiedatum uitgevaardigde ongewenstverklaring slechts met een inreisverbod moet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.