Vaartuigenwet 1930 BES
Artikel 15a
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van de Vaartuigenverordening 1930, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
16-09-2010, Stb. 2010, 621 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 07-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de politieambtenaren, alsmede andere, daartoe bij besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
2.
De in het eerste lid bedoelde personen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:
- a.
alle inlichtingen te vragen;
- b.
inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- c.
goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;
- d.
vaartuigen, met uitzondering van de tot woning bestemde gedeelten daarvan zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;
- e.
vaartuigen en de lading daarvan te onderzoeken.
3.
Zo nodig, wordt de toegang tot een vaartuig als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.
4.
Bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de in het eerste lid bedoelde personen.
5.
Een ieder is verplicht aan de in het eerste lid bedoelde personen alle medewerking te verlenen die op grond van het tweede lid wordt gevorderd.