Einde inhoudsopgave
Binnenvaartpolitiereglement
Bijlage 8 Markering van het vaarwater
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2009
- Redactionele toelichting
Zie voor de oorspronkelijke plaatsing en voorgaande versies van dit reglement de bijlage bij het KB van 26-10-1983, Stb. 682.
- Bronpublicatie:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-03-2009, Stb. 2009, 164 (uitgifte: 07-04-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1 Algemeen
1.1 Principes van het systeem
1.2 De begrippen rechts en links
1.3 Markeringsvoorwerpen
2 Laterale markering
2.1 Hoofdmarkering
2.2 Aanvullende markering
3 Markering gevaarlijke punten en obstakels
3.1 Buiten het vaarwater
3.2 In of nabij het vaarwater
4 Bijzondere markering
5 Markering loop van de vaargeul
5.1 Ligging van de vaargeul
5.2 Overgangen
5.3 Lichtenlijnen
5.4 Sectorlichten
6 Markering op brede vaarwaters en meren
6.1 Cardinale markering
6.2 Markering van een afzonderlijk gevaar
6.3 Markering van veilig vaarwater
7 Markering ingang van havens en aftakkingen
7.1 Indien voorzien van lichten
7.2 indien niet voorzien van lichten
1. Algemeen
1.1. Principes van het systeem
De hierna weergegeven markering van het vaarwater is gebaseerd op het uniforme Europese systeem (SIGNI), waarin een aantal elementen van het Maritieme Betonningsstelsel A (IALA) is overgenomen. Deze beide stelsels sluiten derhalve op elkaar aan, evenwel met uitzondering van de scheidingsmarkeringen (2.1.3). Hiervoor is in het BPR-gebied het van ouds bekende principe van de — ook in SIGNI gehandhaafde — bolvorm aangehouden.
1.2. De begrippen rechts en links
In verband met de nagestreefde uniformiteit van alle Europese binnenvaartreglementen is de plaats van de markeringen vermeld ten opzichte van de rechter, respectievelijk de linker oever of zijde van de vaarweg of het vaarwater. Hieronder wordt verstaan de oever of zijde gelegen rechts, respectievelijk links van een waarnemer die kijkt in de hierna aangegeven richting:
- a.
op rivieren, zowel vrijstromende als gekanaliseerde: in stroomafwaartse richting, in getijgebied in de richting van de ebstroom;
- b.
op kanalen: in het algemeen eveneens ‘van boven naar beneden’ gerekend, d.w.z. in de richting van een lager gelegen pand;
- c.
op zijvaarten en -geulen: in de richting van de hoofdvaarweg, respectievelijk de hoofdgeul;
- d.
op meren, afgesloten zeearmen e.d., evenals in de geulen daarin voor zover die geen onderdeel zijn van een doorgaande route: in de richting van de uitgang naar zee of open water;
- e.
op de randmeren van Flevoland: gerekend vanaf Amsterdam;
- f.
in de zeegaten en de aansluitende hoofdgeulen: in de richting van de Noordzee.
In gevallen die niet zonder meer duidelijk zijn wordt door de vaarwegbeheerder vastgesteld wat onder rechts en links wordt verstaan.
Opmerking
Hoewel de hiervoor vermelde richtingen tegengesteld zijn aan het in maritieme publicaties gehanteerde begrip ‘betonningsrichting’ met de daaraan gekoppelde bakboords- en stuurboordszijde van een schip, maakt dit geen verschil uit in de positie van de stompe en de spitse markeringen.
1.3. Markeringsvoorwerpen
De betekenis van de markering is afhankelijk van één of meer van de volgende kenmerken:
des daags: vorm, topteken en kleur,
des nachts: kleur en karakter van het licht.
De toegepaste betonningsvoorwerpen (licht)boei, ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken en steekbaken geven tevens een indicatie over de belangrijkheid van een vaarwater, m.a.w. de betonningsvoorwerpen zijn groter naarmate het vaarwater belangrijker is.
1.3.1. Vorm en topteken
De hoofdvormen van de laterale markeringen en van de daarbij behorende toptekens zijn stomp (rechter zijde), spits (linker zijde) en bolvormig (splitsingen); alleen de bijzondere markering kan een bijzonder topteken hebben.
Lateraal gebruikte sparboeien zijn in Nederland eveneens stomp en spits van vorm.
Indien een betonningsvoorwerp niet de vereiste stompe, spitse of bolvorm heeft dan wordt die vorm aangegeven door het bijbehorende topteken (cilinder, kegel, bol).
Drijf- en kopbakens zijn altijd van een topteken voorzien, tonnen en sparboeien alleen wanneer zulks ter onderscheiding nodig wordt geacht (b.v. in een bocht, ter onderbreking van een rij éénvormige tonnen, aan het begin of het einde van een vaarwater).
Bij steekbakens wordt de stompe vorm gesuggereerd door de losse takken, de spitse door de bijeen gebonden takken. Een splitsing wordt hierbij meestal aangegeven door twee of drie steekbakens bij elkaar.
Cardinale markeringen en de markering afzonderlijk gevaar hebben geen specifieke vorm, het voornaamste kenmerk hiervan is het topteken.
1.3.2. Kleur
Voor de laterale betonning en de oevermarkering zijn de hoofdkleuren rood aan de rechter zijde, groen aan de linker zijde en een combinatie van beide bij splitsingen.
Geel-zwart is kenmerkend voor de cardinale markering, geel voor de bijzondere markering.
De markeringen afzonderlijk gevaar en veilig vaarwater zijn duidelijk afwijkend.
Markeringsvoorwerpen kunnen zijn voorzien van retroreflecterend materiaal, waarvan de kleur overeenkomt met die van de betreffende markering.
De kleuren worden internationaal aangeduid met de Engelse afkortingen R (red), G (green), W (white), Y (yellow) en B (black).
1.3.3. Lichten
De betekenis der lichten blijkt uit de kleur en het karakter. Bij de laterale en de oevermarkering komt de kleur overeen met die van het markeringsvoorwerp: rood aan de rechter zijde en groen aan de linker zijde; het karakter is ‘rustig’.
Een splitsing van hoofd- en nevenvaarwater toont eveneens rood of groen licht (voor het hoofdvaarwater), van vaarwaters van gelijk belang wit; het karakter is in beide gevallen snel.
Bij de bijzondere markering is het licht evenals de betonning geel, het karakter is altijd schitter of groepschitter.
De cardinale markering is duidelijk herkenbaar aan de witte (groep) flikkerlichten.
De markering afzonderlijk gevaar toont altijd een wit groepschitterlicht (2 schitteringen).
Het licht van de veilig vaarwater markering is eveneens steeds wit, met een duidelijk langzaam karakter.
Lichtkarakters
Lichten worden in grote lijnen onderscheiden in vaste lichten en periodelichten.
Een vast licht toont een ononderbroken schijnsel van gelijkmatige sterkte. Vaste lichten worden, behalve als navigatieverlichting, in beginsel gebruikt als verkeerstekens (zie bijlage 7).
Bij een periodelicht wordt het schijnsel regelmatig afgewisseld met één of meer verduisteringen. Periodelichten dienen in principe voor de markering van het vaarwater.
Onder de periode van een licht wordt verstaan de tijdsduur waarin éénmaal alle fasen van het licht worden doorlopen, derhalve de totale duur van schijnsel(s) en verduistering(en). De periode wordt aangegeven in seconden en afgekort als s.
Het karakter geeft een nadere specificatie van een licht; het wordt volgens internationale afspraken aangeduid met de Engelse afkorting.
De karakters zijn gebaseerd op de volgende hoofdindeling.
karakter/omschrijving | int. benaming | int. afk. |
---|---|---|
snelflikkerlicht: ononderbroken flikkeringen, 100 á 120 per minuut | very quick flash | VQ |
flikkerlicht: als boven, 50 á 60 per minuut | quick flash | Q |
groep(snel)flikkerlicht: een groep van 3, 6 of 9 (snelle) flikkeringen | group (very) quick flash | VQ (3) Q (6) enz. |
schitterlicht: schijnsel is korter dan verduistering | flash | Fl |
lang schitterlicht: als boven, met schittering van ten minste 2 sec. | long flash | LFl |
groep schitterlicht: een groep van 2, 3, 4 of 5 schitteringen | group flash | Fl(2) Fl(4) enz. |
isofaselicht: schijnsel is even lang als verduistering | isophase | Iso |
onderbroken licht: schijnsel is langer dan verduistering | occulting | Oc |
vast licht: ononderbroken schijnsel | fixed | F |
In Nederland worden voornamelijk de volgende karakters toegepast, waarbij in het algemeen geldt: hoe sneller het karakter, hoe gevaarlijker het te markeren punt.
1.3.4. Kentekens
Indien een markering is voorzien van een nummering dan loopt deze ‘van beneden naar boven’, dus tegengesteld aan de onder 1.2 genoemde richtingen, op.
1.3.5. Winterbetonning
Gedurende de wintermaanden worden de bij ijsvorming kwetsbare lichtboeien en tonnen vervangen door gelijkgekleurde kleine tonnen, sparboeien of drijfbakens.
2. Laterale markering
Deze markering geeft de zijdelingse begrenzing van het vaarwater aan, dan wel de koppen van kribben, uitstekende punten van de oever, enz.
2.1. Hoofdmarkering
2.1.1. Rechterzijde
vorm: | stompe boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar beneden gericht) of los steekbaken | |
kleur: | rood | |
topteken: 1. | rode cilinder | |
licht 1.: | rood isofaselicht of lang schitterlicht | |
kenteken 2.: | de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een even nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur | b.v. HD 4, HD 6 of 1, 2, 4, etc. |
2.1.2. Linkerzijde
vorm: | spitse boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, walbaken (driehoekig teken met de punt naar boven gericht) of bijeengebonden steekbaken | |
kleur: | groen | |
topteken: 1. | groene kegel met de top naar boven gericht | |
licht 1.: | groen isofaselicht of lang schitterlicht | |
kenteken 2.: | de beginletter(s) van de naam van het vaarwater en een oneven nummering; voor oevermarkering een opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur | b.v. V 3, V 5 of 3, 5, 6, etc. |
2.1.3. Splitsingen en kruisingen 3.
Deze markering is aangebracht op de scheiding of samenkomst van vaarwaters. De drijvende markering is altijd voorzien van een topteken ter onderscheiding van de markering veilig vaarwater (6.3).
- a.
Vaarwaters van gelijk belang
vorm:
bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, of kopbaken
kleur:
rood-groen horizontaal gestreept
topteken:
rood-groene bol
licht 1.:
wit snel isofaselicht (2 s)
kenteken 2.:
de beginletter(s) van elk vaarwater in alfabetische volgorde met het volgnummer in de markeringsrij.
- b.
Hoofdvaarwater links 3.
vorm:
bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, of walbaken
kleur:
rood boven en groen onder
b.v. HV KG
12 9
topteken:
rode cilinder, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens rode bol
licht 1.:
rood flikkerlicht
kenteken 2.:
de beginletters met een nummer van beide vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.
- c.
Hoofdvaarwater rechts 3.
vorm:
bolvormige boei of ton, sparboei, drijfbaken, kopbaken, of walbaken
kleur:
groen boven en rood onder
b.v. VG - HV
1 14
topteken:
groene kegel met de top naar boven gericht, op sparboei, drijf- en kopbaken tevens groene bol
licht 1.:
groen flikkerlicht
kenteken 2.:
de beginletters met een nummer van beide vaarwaters, hoofdvaarwater eerst genoemd.
- d.
Splitsingspunt
vorm:
walbaken (driehoekig rood teken met de punt naar beneden gericht boven een driehoekig groen teken met de punt naar boven gericht)
licht 1.:
wit snel isofaselicht (2s)
kenteken 1.:
nummering aansluitend aan laterale walbakens; voor oevermarkering een nummering aansluitend aan die van de rechter- of de linkerzijde.
2.2. Aanvullende markering
Op brede vaarwaters kan naast de hoofdbetonning gebruik worden gemaakt van de hierna genoemde aanvullende markering. Deze geeft dan de begrenzing aan van eveneens bruikbaar vaarwater buiten de hoofdbetonning.
2.2.1. Rechterzijde
vorm: | stomp, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning | |
kleur: | rood-wit horizontaal gestreept | |
topteken 1.: | rode cilinder. |
2.2.2. Linkerzijde
vorm: | spits, in principe een ander betonningsvoorwerp dan gebruikt voor de hoofdbetonning | |
kleur: | groen-wit horizontaal gestreept | |
topteken 1.: | groene kegel met de top naar boven gericht. |
2.2.3. Splitsingen en kruisingen
Zie hiervoor onderdeel 2.1.3.
3. Markering gevaarlijke punten en obstakels
In of nabij het vaarwater kan ter markering van gevaarlijke punten en obstakels de laterale markering als bedoeld in onderdeel 2. worden toegepast.
Als markering op of nabij een obstakel kunnen door een schip de lichten c.q. dagmerken als bedoeld in de artikel 3.25 worden toegepast.
Op brede vaarwaters en meren kan ter markering van een gevaar de in de onderdelen 6.1 en 6.2 genoemde markering worden toegepast.
4. Bijzondere markering
Deze markering is niet in de eerste plaats bestemd voor de navigatie, maar duidt een bepaald gebied of voorwerp aan, dat doorgaans is omschreven in nautische of andere daarvoor bestemde publicaties.
Deze betonning wordt bijvoorbeeld toegepast ter markering van verboden gebieden, bagger-, stort- en ankerplaatsen, oefen- en visserijgebieden, voor het afbakenen van speciale gebieden zoals voor snelle motorboten, waterskiërs, zeilplanken, wedstrijden, e.d. en voor het aangeven van posities met een speciaal doel zoals kabels, instrumenten, etc.
Opmerking
De bijzondere betonning moet door de doorgaande scheepvaart, d.w.z. schepen die niet een aldus gemarkeerd gebied als bestemming hebben, aan dezelfde zijde worden gehouden als de ‘gewone’ betonning.
vorm: | stompe, spitse of bolvormige boei, ton, sparboei, drijf- of kopbaken, | |
kleur: | geel | |
topteken *: | geel liggend kruis of, alleen in geval van een verboden gebied, het verbodsteken A.1 ( bijlage 7 van het BPR) in de vorm van een cilinder | |
licht *: | geel schitterlicht of groepschitterlicht, uitgezonderd het groepschitterlicht bestaande uit 2 schitteringen | b.v. Gas |
kenteken *: | de aanduiding — of een afkorting daarvan — van het doel waarvoor de markering is gelegd, of een pictogram (teken van bijlage 7 van het BPR onder A en E) dat de betekenis van het gebied aangeeft | b.v. |
5. Markering loop van de vaargeul
5.1. Ligging van de vaargeul
Deze tekens zijn geplaatst op die oever van een rivier, waarlangs (het diepste gedeelte van) de vaargeul loopt.
5.1.1. Rechter oever
dagmerk: | vierkant rood teken met horizontale witte band aan boven- en onderzijde, geplaatst op de vlakke zijde | |
licht *: | rood onderbroken licht, met verschillende perioden van de even en de oneven genummerde lichten | |
kenteken *: | opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur. | b.v. 1, 2, 4, etc. |
5.1.2. Linker oever
dagmerk: | vierkant teken, groen boven en wit onder, geplaatst op de punt | |
licht *: | groen onderbroken licht, met verschillende perioden van de even en de oneven genummerde lichten | |
kenteken *: | opeenvolgende nummering, onafhankelijk van de kleur. | b.v. 3, 5, 6, etc. |
5.2. Overgangen
De punten waar de vaargeul van de ene oever naar de andere overgaat kunnen aanvullend als volgt zijn gemarkeerd:
5.2.1. Rechter oever
dagmerk: | vierkant geel teken met verticale zwarte balk in het midden, geplaatst op de vlakke zijde | |
licht *: | geel onderbroken licht | |
kenteken *: | nummering aansluitend aan die van 5.1.1 en 5.1.2 | b.v. 8 |
5.2.2. Linker oever
dagmerk: | vierkant geel teken met verticale diagonale zwarte balk, geplaatst op de punt | |
licht *: | geel onderbroken licht | |
kenteken *: | nummering aansluitend aan die van 5.1.1 en 5.1.2 | b.v. 7 |
5.2.3. Geleidelijnen
Ter markering van een overgang over langere afstand kan op dezelfde oever een stel van de onder 5.2.1 of 5.2.2 genoemde tekens zijn geplaatst, waarvan het achterste teken hoger is dan het voorste. Deze tekens inéén (verticaal boven elkaar) gezien geven de as van de overgang aan. |
Opmerking
De hiervoor genoemde lichten kunnen in plaats van de dagmerken voorkomen.
5.3. Lichtenlijnen (geleidelichten)
Volgens hetzelfde principe als onder 5.2.3 genoemd geven geleidelichten, inéén gezien, de as van een aanlooproute vanuit zee of een meer, dan wel het diepste gedeelte van een vaargeul aan. Lichtenlijnen worden toegepast in gevallen waar andere vaarwatermarkering onvoldoende leiding geeft of ontbreekt. De lichten zijn doorgaans synchroon brandende periodelichten van dezelfde kleur; het hoge licht kan evenwel een vast licht zijn. De kleur is meestal wit; ter betere onderscheiding (achtergrondverlichting, meerdere lichtenlijnen naast elkaar) kunnen ook andere kleuren worden toegepast. |
5.4. Sectorlichten
Deze dienen eveneens als geleidelichten. Bij een sectorlicht is de lichtbundel verdeeld in één of meer witte en rode en/of groene sectoren. In het algemeen geeft een witte sector de ligging van de vaargeul aan ten opzichte van ondiepten en/of oevers, die gedekt worden door de naastliggende groene of rode sectoren. Aangezien de aldus gemarkeerde gevaren meestal op verschillende afstanden van het licht zijn gelegen, is plaatselijke bekendheid of het raadplegen van een kaart onontbeerlijk voor de juiste interpretatie van dergelijke lichten. |
6. Markering op brede vaarwaters en meren
Op brede vaarwaters en meren kunnen ook de volgende markeringen worden toegepast.
6.1. Cardinale markering
Deze markering wordt gebruikt in samenhang met het kompas en geeft aan waar zich, ten opzichte van een gevaar, bevaarbaar water bevindt.
De markeringen worden genoemd naar het kwadrant waarin ze liggen; deze benaming duidt tevens de zijde aan waarlangs de markering moet worden gepasseerd. De kwadranten liggen tussen de volgende peilingslijnen, gezien vanuit het te markeren punt:
Noord kwadrant | : | tussen NW en NO, |
Oost kwadrant | : | tussen NO en ZO, |
Zuid kwadrant | : | tussen ZO en ZW, |
West kwadrant | : | tussen ZW en NW. |
De belangrijkste kenmerken van de cardinale markering zijn het topteken, altijd bestaande uit twee kegels, en het licht, bestaande uit een (groep-) flikkerlicht (Q) of snelflikkerlicht (VQ).
6.1.1. Noord Cardinaal betonningsvoorwerp
vorm: | pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken |
kleur: | zwart boven geel |
topteken: | 2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de toppen naar boven gericht |
licht *: | — kleur: wit — karakter: VQ of Q |
kenteken: | de naam — of een afkorting daarvan — van het gemarkeerde gevaar |
6.1.2. Oost Cardinaal betonningsvoorwerp
vorm: | pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken |
kleur: | zwart met één brede gele horizontale band |
topteken: | 2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de basis naar elkaar toe gericht |
licht *: | — kleur: wit — karakter: VQ (3) 5 s. of Q (3) 10 s. |
kenteken: | de naam — of een afkorting daarvan — van het gemarkeerde gevaar |
6.1.3. Zuid Cardinaal betonningsvoorwerp
vorm: | pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken |
kleur: | geel boven zwart |
topteken: | 2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de toppen naar beneden gericht |
licht *: | — kleur: wit — karakter: VQ (6) + LFl 10 s. of Q (6) + LFl 15 s. |
kenteken: | de naam — of een afkorting daarvan — van het gemarkeerde gevaar |
6.1.4. West Cardinaal betonningsvoorwerp
vorm: | pilaar, ton, sparboei, drijf- of kopbaken |
kleur: | geel met één brede zwarte horizontale band |
topteken: | 2 boven elkaar geplaatste zwarte kegels met de toppen naar elkaar toe gericht |
licht *: | — kleur: wit — karakter: VQ (9) 10 s. of Q (9) 15 s. |
kenteken: | de naam — of een afkorting daarvan — van het gemarkeerde gevaar |
6.2. Markering van een afzonderlijk gevaar
Deze markering geeft losliggende gevaren aan die beperkt van afmeting zijn en die — op voldoende afstand — rondom passeerbaar zijn.
Evenals bij de cardinale markering zijn de belangrijkste kenmerken het topteken, altijd bestaande uit 2 bollen, en het licht, bestaande uit 2 schitteringen.
vorm: | pilaar of sparboei, eventueel drijf- of kopbaken | |
kleur: | zwart met een brede rode horizontale band | |
topteken: | 2 boven elkaar geplaatste zwarte bollen | |
licht *: | — kleur: wit — karakter: Fl (2) | |
kenteken: | de naam — of een afkorting daarvan — van het gemarkeerde gevaar | b.v. boorpijp |
6.3. Markering van veilig vaarwater
Deze markering geeft een positie aan waar rondom veilig genavigeerd kan worden. Zij wordt gebruikt om het midden of het diepste gedeelte van een vaarwater, of een aanloop of verkenningspositie aan te geven.
Deze betonning wordt in het BPR-gebied zonder topteken toegepast, ter onderscheiding van de scheidingsmarkering (2.1.3).
vorm: | bolvormige boei of ton eventueel sparboei | |
kleur: | rood-wit verticaal gestreept | |
licht *: | — kleur: wit — karakter: langzaam, b.v. Iso (6 of 8 s.), LFl, Oc, Mo (Morsecode) A | |
kenteken: | de naam — of een afkorting daarvan — van het vaarwater, de aanloop- of verkenningspositie, eventueel opeenvolgend genummerd | b.v. Oosterschelde |
7. Markering ingang van havens en aftakkingen
De ingangen van havens, zijvaarten, aftakkingen, e.d. kunnen als volgt zijn gemarkeerd (invarend gezien):
7.1. Indien voorzien van lichten
7.1.1. Bakboordszijde
dagmerk: | rood-wit horizontaal gestreepte (cilindervormige) lichtopstand | |
licht: | rood vast licht 1) of rood flikkerlicht |
7.1.2. Stuurboordszijde
dagmerk: | groen-wit horizontaal gestreepte (kegelvormige) lichtopstand | |
licht: | groen vast licht 1) of groen flikkerlicht |
7.2. Indien niet voorzien van lichten
7.2.1. Bakboordszijde
dagmerk: | rood-wit horizontaal gestreepte paal met rood cilindervormig topteken |
7.2.2. Stuurboordszijde
dagmerk: | groen-wit horizontaal gestreepte paal met groen kegelvormig topteken |
Voetnoten
— indien aanwezig
— indien aanwezig
— m.u.v. kop-, steek- en walbakens
— indien aanwezig
— indien aanwezig
— m.u.v. kop-, steek- en walbakens
— in de Waddenzee wordt de markering toegepast volgens het Maritieme Betonningsstelsel A (IALA).
— indien aanwezig
— m.u.v. kop- en steekbakens
‘Van boven naar beneden’ gerekend.
— indien aanwezig
— m.u.v. kop-, steek- en walbakens
‘Van boven naar beneden’ gerekend.
— indien aanwezig
— m.u.v. kop-, steek- en walbakens
— indien aanwezig
— indien aanwezig
— indien aanwezig
— indien aanwezig.
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
indien aanwezig
In deze gevallen wordt ter betere onderscheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel.
In deze gevallen wordt ter betere onderscheiding van andere vaarwegmarkeringen afgeweken van het onder 1.3.3 beschreven beginsel.