Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen
Artikel 20 [Vrijgeleide]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1988
- Bronpublicatie:
25-10-1980, Trb. 1989, 114 (uitgifte: 21-09-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-1980, Trb. 1989, 114 (uitgifte: 21-09-1989, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
1.
Een persoon die onderdaan is van een Verdragsluitende Staat of zijn gewone verblijfplaats in een Verdragsluitende Staat heeft en die door een rechter in een andere Verdragsluitende Staat, of met toestemming van de rechter door een partij, in persoon wordt opgeroepen om als getuige of deskundige te verschijnen voor een gerecht in die Staat, kan in die Staat noch worden vervolgd, noch in hechtenis worden genomen, noch aan enige andere vorm van vrijheidsbeperking worden onderworpen voor feiten of veroordelingen die voorafgingen aan zijn komst op het grondgebied van die Staat.
2.
De in het voorgaande lid bedoelde onschendbaarheid vangt aan zeven dagen vóór de datum die is vastgesteld voor het horen van de getuige of de deskundige, en houdt op wanneer de getuige of de deskundige gedurende zeven achtereenvolgende dagen na het tijdstip waarop hem door de rechterlijke autoriteiten werd medegedeeld dat zijn aanwezigheid niet langer vereist was de gelegenheid gehad heeft om het grondgebied te verlaten doch daar desniettemin is gebleven of na het te hebben verlaten vrijwillig op dat grondgebied is teruggekeerd.