Rb. Arnhem, 18-02-2009, nr. 142233 / HA ZA 06-1118
ECLI:NL:RBARN:2009:BH3663, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
18-02-2009
- Zaaknummer
142233 / HA ZA 06-1118
- LJN
BH3663
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2009:BH3663, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 18‑02‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARN:2012:BY5416, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
ECLI:NL:RBARN:2008:BD7624, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 02‑07‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:RBARN:2007:BB0135, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 04‑07‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 18‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Beoordeling van nadere onderbouwing van vordering tot schadevergoeding. De door ged.2conv/eis.2reconv. gestelde schade komt maar hooguit in zeer beperkte mate voor verrekening in aanmerking. Op een aantal onderdelen heeft de rechtbank erop gewezen dat ged.2conv./eis.2reconv. veel te laat haar stellingen heeft onderbouwd en aan de andere kant heeft zij erop gewezen dat de curatoren in een veel te laat stadium hun stellingen onderbouwd hebben.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 142233 / HA ZA 06-1118
Vonnis van 18 februari 2009
in de zaak van
1. [eis.1conv./verw.1reconv.],
wonende te [woonplaats],
2. [eis.2conv./verw.2reconv.],
wonende te [woonplaats],
in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[faill.vennootschap],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. W.A.J. Hagen te Arnhem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.1conv./eis.1reconv.].,
voorheen genaamd
[naam],
gevestigd te [vest.-/woonplaats],
2. [ged.2conv./eis.2reconv.],
wonende te [vest.-/woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.3conv./eis.3reconv.],
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. Kalisvaart te Arnhem.
Partijen zullen hierna ook achtereenvolgens de curatoren, [ged.1conv./eis.1reconv.] of [v/h genaamd], de heer [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.3conv./eis.3reconv.] genoemd worden. De laatste drie worden ook gezamenlijk als [ged.2conv./eis.2reconv.] aangeduid.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 2 juli 2008
- -
de akte in conventie en in reconventie van [ged.2conv./eis.2reconv.]
- -
de antwoordakte in conventie en in reconventie van de curatoren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling in conventie en in reconventie
De gang van zaken en de door [ged.2conv./eis.2reconv.] opgevoerde schadeposten
2.1.
In het tussenvonnis van 2 juli 2008 is [ged.2conv./eis.2reconv.] in de gelegenheid gesteld haar vordering tot schadevergoeding te onderbouwen en de volgens haar te verrekenen bedragen te specificeren. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat als partijen vervolgens behoefte zouden hebben aan een comparitie, zij dit in hun aktes dienden te vermelden.
2.2.
Bij conclusie van eis in reconventie heeft [ged.2conv./eis.2reconv.] aangegeven dat de schadevergoedingsverplichting van [faill.BV] tegenover [v/h genaamd] is gebaseerd op het vliegen met Boeings 757 in plaats van DC-10-toestellen. Zij verwees daarbij naar een als bijlage overgelegde schadeopstelling die de volgende posten omvat.
- 1.
extra kosten inkoop bij ALM fl. 74.875
- 2.
gederfde marge ten gevolge van capaciteitsverlaging:
geen verkoop mogelijk fl. 108.800
3.
gederfde marge vanwege het buitengewone
annuleringspatroon fl. 589.275
4.
gederfde marge op vervallen duurdere klassen fl. 744.000
5.
extra inkoopkosten via KLM bij Maduro fl. 19.581
6.
extra loonkosten in verband met overwerk fl. 59.086
7.
gederfde kameromzet Bonaire fl. 317.932
8.
gederfde omzet restaurant en duiken Bonaire fl. 123.830
9.
gederfde omzet wegens gemis gratis vrachtcapaciteit fl. 232.000
10.
extra inkoopkosten en schade uitkering in verband met
ontbreken doorvlucht Bonaire fl. 27.242
11.
stelpost extra kosten wegens aangeboden verlengingen fl. 35.000
12.
kosten drukwerk ten behoeve van [faill.BV],
betaald door [v/h genaamd] fl. 1.065
13.
kosten levering kranten (Telegraaf) in het toestel fl. 1.680
14.
extra kosten [ged.2conv./eis.2reconv.] Grootgebruik in verband met
vervoerde cargo fl. 63.219
totaal fl. 2.397.585
15.
schade wegens beschadigde naam als toeroperator
voor Bonaire (goodwill) P.M.
16.
overige directe en indirecte schade P.M.
totaal fl. 2.397.585 + P.M.
- 2.3.
Een aantal van deze posten is in de hier bedoelde bijlage kort toegelicht. Een verdere onderbouwing in de conclusie van eis ontbreekt. Op de comparitie na antwoord is vastgesteld dat de curatoren verweer voeren en daartoe verwijzen naar hetgeen zij in conventie aanvoeren. Tot dat moment hadden de curatoren slechts aangevoerd dat het voor [faill.BV] als een volkomen verrassing kwam dat [ged.2conv./eis.2reconv.] bezwaar maakte tegen het vliegen met andere vliegtuigen dan DC-10’s – welk betoog door de rechtbank in het vonnis van 4 juli 2007 (r.o. 4.6: [faill.BV] is tegenover [ged.2conv./eis.2reconv.] toerekenbaar tekortgeschoten) is verworpen – en dat [ged.2conv./eis.2reconv.] geen beroep op verrekening toekwam – welke stelling de rechtbank bij vonnis van 2 juli 2008 (r.o. 2.18: geen afstand van het recht op verrekening) heeft verworpen.
- 2.4.
Bij akte heeft [ged.2conv./eis.2reconv.] inmiddels de schadeposten nader omschreven waarbij zij de aanvankelijk in guldens opgevoerde bedragen in euro’s noemt. Als totaal bedrag aan verrekenbare schade stelt [v/h genaamd] ten minste te vorderen te hebben € 1.420.700. Kennelijk komt daar een bedrag aan reputatieschade bij. Zij noemt echter geen pro memorie-posten. De rechtbank beoordeelt hierna onder de door [ged.2conv./eis.2reconv.] genoemde kopjes de schadeposten en verwijst daarbij naar de nummering onder 2.2 hierboven voor zover het eveneens bij eis genoemde schadeposten betreft.
Algemeen verweer
- 2.5.
De curatoren voeren aan dat het vliegen met kleinere toestellen een besparing voor [v/h genaamd] betekend moet hebben omdat de leaseprijs van kleinere toestellen lager is en zij minder brandstof verbruiken. Hier komt bij dat [v/h genaamd] lang niet alle stoelen in een DC-10 verkocht zou hebben en dat de afrekening met [faill.BV] op basis van een gehele vlucht zou hebben moeten plaatsvinden bij het inzetten van een DC-10 terwijl op basis van verkochte stoelen wordt afgerekend bij een Boeing 757. De curatoren komen tot de conclusie dat hierdoor een voordeel is genoten door [v/h genaamd] van fl. 623.000.
- 2.6.
De rechtbank acht dit verweer tardief. Er is nu tweeëneenhalf jaar geprocedeerd, de curatoren hebben de gelegenheid te antwoorden in reconventie voorbij laten gaan en waar bekend was dat [ged.2conv./eis.2reconv.] stelde schade te hebben geleden door de inzet van kleinere vliegtuigen, had het – gelet op hun stelplicht – op de weg van de curatoren gelegen om daartegen terstond de hier bedoelde, algemene stelling aan te voeren. Door daarmee zo lang te wachten als gebeurd is, vertragen zij de procedure onredelijk. De rechtbank verbindt hieraan de conclusie dat zij het verweer passeert.
Nog niet vergoede overflow
- 2.7.
Bij ‘nog niet vergoede overflow’ wordt onderscheiden in de posten 1 (extra kosten inkoop bij ALM ad € 33.977), 5 (extra inkoopkosten via KLM bij Maduro ad € 8.885) en 10 (extra inkoopkosten en schade uitkering in verband met ontbreken doorvlucht Bonaire ad € 12.362).
- 2.8.
Dat er sprake is geweest van schade uit overflow, is in deze procedure steeds als vanzelfsprekend aangenomen. Dit blijkt met name uit de verklaringen ter comparitie en uit de getuigenverklaringen. Ten aanzien van de niet vergoede overflow voeren de curatoren terecht aan dat in deze procedure meerdere malen is gebleken dat juist ten aanzien van overflow wel steeds – gedurende de periode waarin de vluchten plaatsvonden en betaald werden – verrekening, dus vergoeding van door [v/h genaamd] geleden schade, plaatsvond. In de berekening van de schade uit de overflow mist de rechtbank mét de curatoren dat wat al verrekend is in de facturering door [faill.BV]. Daarnaast sluit zij, anders dan de curatoren, niet uit dat uiteindelijk nog een te verrekenen bedrag aan schade uit overflow open staat. [ged.2conv./eis.2reconv.] zal zich hierover dienen uit te laten.
Gemis aan vracht
- 2.9.
Bij ‘gemis aan vracht’ gaat [ged.2conv./eis.2reconv.] thans uit van een niet bij eis genoemde overeenkomst met [faill.BV] die inhield dat [ged.2conv./eis.2reconv.] per vlucht naar Curaçao vrij 5.000 kilogram vracht mocht meenemen en alle cargo boven deze hoeveelheid tot 10.000 kilogram kon verkopen. De winst zou gelijkelijk tussen [faill.BV] en [v/h genaamd] worden verdeeld. Als schadepost door het verlies van de mogelijkheid van vrij vervoer van 5.000 kilogram vracht per vlucht noemt [ged.2conv./eis.2reconv.] een winstderving van € 232.000,00. In de tweede plaats noemt zij post 9 (gederfde omzet wegens gemis gratis vrachtcapaciteit ad € 116.000) en ten slotte post 14 (extra kosten [ged.2conv./eis.2reconv.] Grootgebruik in verband met vervoerde cargo ad € 28.688).
- 2.10.
Dat er een afspraak bestond die inhield dat [ged.2conv./eis.2reconv.] per vlucht naar Curaçao 5.000 kilogram vracht gratis mee mocht nemen, wordt door de curatoren erkend. Op zichzelf ligt het voor de hand dat het verlies van deze mogelijkheid tot schade heeft geleid. [ged.2conv./eis.2reconv.] onderbouwt haar betoog op dit punt echter vrijwel niet. Ook het genoemde schadebedrag, € 232.000,00 is op grond van de stukken niet te reconstrueren, temeer niet waar eerst sprake is geweest van een schade van f. 232.000,00. [ged.2conv./eis.2reconv.] zal op dit punt haar betoog nader moeten onderbouwen.
- 2.11.
Voor de overige onder 2.9 bedoelde, door [ged.2conv./eis.2reconv.] gestelde schade geldt het volgende. De conclusie van eis in reconventie dateert van 11 oktober 2006 en pas bij akte van 10 september 2008 voert [ged.2conv./eis.2reconv.] een met [faill.BV] gesloten overeenkomst aan als basis voor de schadeberekening ten aanzien van een gedeelte van de vracht. Daarnaast, zo begrijpt de rechtbank, stelt zij ook dat de kleinere vliegtuigen minder vrachtcapaciteit hadden dan waarvan [ged.2conv./eis.2reconv.] aanvankelijk uitging. Dit laatste kan een rol spelen in verband met de bevoorrading van de hotels op Curaçao en Bonaire, door de curatoren als faciliteit van [ged.2conv./eis.2reconv.] genoemd en aangeduid als het vervoer van appelmoes en schnitzels, maar daarbij lijkt het om het vervoer tot 5.000 kilogram (zie 2.10) te gaan. De rechtbank is van oordeel dat [ged.2conv./eis.2reconv.] op dit punt onvoldoende heeft voldaan aan haar stelplicht bij de eis in reconventie. Het gaat niet aan de wederpartij na bijna twee jaar te confronteren met een bewijsprobleem ten aanzien van de inhoud van een pas dan aangevoerde overeenkomst. De rechtbank zal de vordering van [ged.2conv./eis.2reconv.] voor dit gedeelte niet in verrekening brengen.
- 2.12.
[ged.2conv./eis.2reconv.] noemt extra kosten van [ged.2conv./eis.2reconv.] Grootverbruik ad € 28.688. Kennelijk betreft het hier kosten van een vennootschap die geen partij is in deze procedure, zoals de curatoren aanvoeren. Nu [ged.2conv./eis.2reconv.] nalaat aan te geven hoe dit zit en waarom het bedrag als schade van een van de procespartijen moet gelden, komt haar vordering op dit onderdeel niet voor verrekening in aanmerking.
Gederfde omzet
- 2.13.
Onder het kopje ‘gederfde omzet’ noemt [ged.2conv./eis.2reconv.] de posten 2 (gederfde omzet – bij eis noemt zij ‘marge’ in plaats van omzet – ten gevolge van capaciteitsverlaging: geen verkoop mogelijk ad € 49.371), 3 (gederfde omzet – ook hier spreekt [ged.2conv./eis.2reconv.] niet meer van marge – vanwege de annuleringen ad € 267.401) en 4 (gederfde – ook hier anders dan bij eis – omzet op vervallen duurdere klassen, waarbij thans geen bedrag wordt genoemd).
- 2.14.
De gederfde omzet is in het algemeen een mogelijk gevolg van tekortschieten van [faill.BV] dat in deze procedure een aantal malen aan de orde is geweest. Dat betekent echter niet dat [ged.2conv./eis.2reconv.] kan volstaan met het noemen van bedragen die op schattingen berusten. De rechtbank sluit niet uit dat [ged.2conv./eis.2reconv.] ten tijde van het opstellen van de eis in reconventie nog tijd nodig had om deze schade te specificeren, hoewel in beginsel in oktober 2006 de specificatie van in 2001 geleden schade van een procespartij die deze vergoed wil krijgen, op grond van haar stelplicht wel verwacht mag worden. Onvoldoende vindt de rechtbank het in ieder geval dat [ged.2conv./eis.2reconv.] thans bij akte de schade motiveert met niet méér dan een vergelijking van het aantal annuleringen in 2000 met het aantal annuleringen in 2001 en concludeert dat dit het gevolg is geweest van het vliegen met kleinere vliegtuigen. [ged.2conv./eis.2reconv.]s betoog is op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd, zodat met de hier bedoelde schade geen verrekening kan volgen.
- 2.15.
Vervolgens ligt er de ook al eerder naar voren gebrachte stelling dat [v/h genaamd] schade heeft geleden doordat de Boeing 757 anders dan de DC-10 geen ruimte gaf om ambassador-class en business-class stoelen te verkopen, zodat [ged.2conv./eis.2reconv.] de mogelijk daarop te maken winst heeft gemist. Hierbij wordt een schadebedrag genoemd, f. 744.000,00 (€ 337.612,00), maar niet gespecificeerd of aannemelijk gemaakt. Daarmee is het betoog van [ged.2conv./eis.2reconv.] ook op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Verrekening zal niet kunnen volgen.
Gemis overig
- 2.16.
[ged.2conv./eis.2reconv.] noemt onder ‘gemis overig’ de posten 7 (kameromzet Bonaire ad € 144.271) en 8 (gederfde omzet restaurant (F&B) en duiken Bonaire ad € 56.192).
- 2.17.
Evenals bij de schade van [ged.2conv./eis.2reconv.] Grootverbruik geeft [ged.2conv./eis.2reconv.] bij de schade in de omzet van het restaurant op Bonaire en in het duiken niet aan waarom de genoemde bedragen als schade van een van de procespartijen [ged.2conv./eis.2reconv.] moet gelden. De bedragen die voor deze schade worden opgevoerd, komen dus niet voor verrekening in aanmerking.
- 2.18.
Anders is dit bij de kameromzet Bonaire. De rechtbank volgt niet het standpunt van de curatoren dat ook hier sprake is van schade van een ander dan een van de procespartijen. [ged.2conv./eis.2reconv.] stelt immers expliciet dat het schade betreft in de verkoop van all-in reizen door [v/h genaamd]. Wel geldt ook hier dat [ged.2conv./eis.2reconv.] de schade uitsluitend motiveert met een vergelijking van het geboekte vakanties in 2000 met het aantal geboekte vakanties in 2001 en concludeert dat de terugloop in boekingen het gevolg is geweest van het vliegen met kleinere vliegtuigen. Dat is – de rechtbank neemt voor zover nodig hiertoe over wat zij onder 2.14 heeft overwogen – zeker in dit stadium van de procedure onvoldoende. Het hier bedoelde schadebedrag komt dus niet voor verrekening in aanmerking.
Extra kosten
- 2.19.
Voorts worden opgevoerd als ‘extra kosten’ post 6 (loonkosten in verband met overwerk ad fl. 59.086), kosten juridisch advies (facturen AKD en Lawton, waarvoor een stelpost ad € 90.000 is vermeld), een stelpost levering kranten (kennelijk is bedoeld post 13, kosten levering kranten (Telegraaf) in het toestel ad fl. 1.680) en post 12 (kosten drukwerk ten behoeve van [faill.BV], betaald door [v/h genaamd] ad fl. 1.065).
- 2.20.
Dat er loonkosten in verband met overwerk zijn gemaakt, wordt niet betwist. Dat ook [faill.BV] kosten heeft moeten maken in verband met de overboekingen is, anders dan de curatoren kennelijk menen, niet relevant omdat de hier bedoelde kosten aan de kant van [ged.2conv./eis.2reconv.] mogelijk een gevolg zijn van het tekortschieten van [faill.BV]. [ged.2conv./eis.2reconv.] laat echter na de hier bedoelde kosten deugdelijk te specificeren. Zij verwijst naar een vooralsnog onduidelijk overurenoverzicht. Gelet op het feit dat de grondslag van de vordering onbetwist is, zal [ged.2conv./eis.2reconv.] alsnog in de gelegenheid worden gesteld de kosten die het gevolg zijn geweest van de door haar gestelde wijzigingen, omboekingen, annuleringen en klachten die rechtstreeks verband houden met het beschikbaar stellen van een kleiner vliegtuig, te specificeren.
- 2.21.
De stelling dat kosten van juridisch advies vergoed moeten worden, grondt [ged.2conv./eis.2reconv.] op het betoog dat zij kosten heeft moeten maken voor het kort geding en voor de onderhavige procedure omdat door de curatoren niet werd erkend dat [ged.2conv./eis.2reconv.] mocht verrekenen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat de kosten hetzij onder de proceskosten hetzij onder de buitengerechtelijke kosten in het kader van een van beide procedures kunnen vallen, maar niet als afzonderlijke schadepost een rol kunnen spelen.
- 2.22.
[ged.2conv./eis.2reconv.] stelt dat [faill.BV] heeft nagelaten een factuur voor de levering van kranten, De Telegraaf, te betalen en dat zij kosten van drukwerk ten behoeve van [faill.BV] heeft voorgeschoten. Hier geldt, evenals bij de onder 2.11 bedoelde overeenkomst, dat [ged.2conv./eis.2reconv.] pas bij akte van 10 september 2008 haar standpunt op dit onderdeel onderbouwd heeft. Dat is te laat. Er zal daarom geen gelegenheid meer worden geboden voor bewijslevering. De hier bedoelde bedragen komen niet voor verrekening in aanmerking.
Reputatieschade
- 2.23.
Het onderwerp ‘reputatieschade’, post 15, is bij akte uitgebreid behandeld door [ged.2conv./eis.2reconv.] en wordt door haar onderscheiden in ‘reputatieschade’ en ‘kosten beperking reputatieschade.’ Onder dit laatste wordt begrepen een stelpost betreffende door [ged.2conv./eis.2reconv.] aangeboden verlenging in verband met omboeking in het hoogseizoen. Zij noemt hierbij een bedrag van € 15.882 (post 11).
- 2.24.
Met de curatoren is de rechtbank van oordeel dat het goed mogelijk is dat passagiers zich hebben beklaagd omdat zij in een ander vliegtuig terechtkwamen en langer onderweg waren dan zij verwacht hadden. Bovendien is het mogelijk dat door mond-op-mond anti-reclame hun ervaringen anderen hebben weerhouden van boekingen bij [ged.2conv./eis.2reconv.]. Dit zal tot schade geleid kunnen hebben. [ged.2conv./eis.2reconv.] noemt echter niet één concreet voorbeeld van een ontevreden passagier met de schade waartoe zijn/haar ontevredenheid heeft geleid, maar volstaat met de algemene stelling dat dit tot een miljoenenschade voor het hele [ged.2conv./eis.2reconv.]-concern heeft geleid. Op een dergelijke stelling, die op geen enkel concreet en verifieerbaar gegeven is gebaseerd en bovendien ook anderen dan de procespartijen betreft, kan een wederpartij in redelijkheid niet ingaan. Daarom is [ged.2conv./eis.2reconv.]s betoog ook op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. Er is dus geen ruimte voor een nadere onderbouwing en de reputatieschade leidt niet tot een te verrekenen bedrag.
- 2.25.
De omboekingen in het hoogseizoen die [ged.2conv./eis.2reconv.] noemt, betreffen, anders dan de curatoren menen, uitdrukkelijk niet de kosten die in hotels zijn gemaakt voor een langer verblijf van passagiers, maar de kosten die [v/h genaamd] zou hebben gemaakt om passagiers die ten gevolge van wijzigingen in het vluchtenschema nog niet terug konden, op te vangen door middel van langer verblijf in hun hotel. Het schadebedrag is niet gespecificeerd, maar dat schade als deze kan zijn geleden, ligt op zichzelf voor de hand. [ged.2conv./eis.2reconv.] zal in de gelegenheid worden gesteld een specificatie over te leggen. Hieruit moet dus blijken om welke passagiers het ging, waarom het noodzakelijk was hen ten gevolge van een door [faill.BV] veroorzaakte wijziging in het vluchtschema in een hotel onder te brengen of te laten blijven en welke kosten dit voor [v/h genaamd] heeft meegebracht.
De persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders
- 2.26.
Nu duidelijk begint te worden hoe de betalingsverplichtingen over en weer liggen, kan de vraag aan de orde komen of aan de zijde van [ged.2conv./eis.2reconv.] door bestuurders onrechtmatig is gehandeld. In het vonnis van 4 juli 2007 is overwogen dat de curatoren stellen: “Toen de overeenkomst tussen [faill.BV] en [v/h genaamd] tot het uitvoeren van vluchten tot stand kwam, wisten de bestuurders van laatstgenoemde bovendien dat zij niet aan haar verplichtingen kon voldoen en geen verhaal zou bieden. Kon zij dat wél, dan is er sprake geweest van betalingsonwil bij haar bestuurders. In beide gevallen hebben dezen onrechtmatig gehandeld jegens [faill.BV].” Met het in de dagvaarding gestelde acht de rechtbank dit onderdeel van de vordering vooralsnog onvoldoende onderbouwd. Het door de curatoren opgevoerde gegeven dat inmiddels duidelijk is dat na verrekening voor [ged.2conv./eis.2reconv.] een betalingsverplichting resteert, betekent op zichzelf evenmin dat bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden. De rechtbank ziet op grond van het door de curatoren aangevoerde niet in dat aan de ‘Beklamel-norm’ voldaan zou zijn. In het bijzonder ziet zij niet in op welk moment voor de bestuurders duidelijk moet zijn geweest dat aan [faill.BV] niet betaald zou kunnen worden terwijl er evenmin verhaal zou zijn. Op het moment van het sluiten van de overeenkomst werd immers een winstgevend contract met [faill.BV] verwacht en kon het verloop van de uitvoering van de overeenkomst door [faill.BV] aan de zijde van [ged.2conv./eis.2reconv.] niet voorzienbaar zijn.
- 2.27.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het betoog van de curatoren op dit punt onvoldoende onderbouwd. Het wordt daarom gepasseerd.
De proceskosten
- 2.28.
De door [ged.2conv./eis.2reconv.] gestelde schade komt dus maar hooguit in zeer beperkte mate voor verrekening in aanmerking. Op een aantal onderdelen heeft de rechtbank erop gewezen dat [ged.2conv./eis.2reconv.] veel te laat haar stellingen heeft onderbouwd en aan de andere kant heeft zij erop gewezen dat de curatoren in een veel te laat stadium hun stellingen onderbouwd hebben. De redenering van [ged.2conv./eis.2reconv.] dat de curatoren haar op kosten hebben gejaagd is in zoverre juist dat pas vanaf het moment dat Van Dormael op de daartoe aangehouden comparitie van partijen verschenen is, enige duidelijkheid is gekomen in de punten van geschil en vooral de punten waarop Van Dormael het standpunt van [ged.2conv./eis.2reconv.] ten aanzien van de voorgevallen feiten bleek te delen. Ook bij het verhoor van Van Dormael als getuige, een jaar na de datum van dagvaarding, is gebleken dat er veel minder verschillen bestaan tussen zijn verklaring en die van de heer [ged.2conv./eis.2reconv.] dan aanvankelijk het geval leek te zijn. Ook het onderwerp van de tweede bewijsopdracht – de persoonlijke toezegging door de heer [ged.2conv./eis.2reconv.] – had niet tot een bewijsopdracht hoeven te leiden als de communicatiestoornis waarvan evident sprake is geweest, tijdig onderzocht was. De rechtbank tilt hier zwaar aan in die zin dat het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de curatoren had gelegen zich voordat zij tot dagvaarding overgingen grondig op de hoogte te stellen van de standpunten van Van Dormael en de heer [ged.2conv./eis.2reconv.]. Aan de andere kant tilt de rechtbank, zoals uit het voorgaande is gebleken, zwaar aan het feit dat de miljoenenvordering die ter verrekening opgevoerd is, op een paar onderdelen na noch tijdig – bij eis in reconventie – noch in een later stadium deugdelijk is onderbouwd. Op hun beurt zijn de curatoren hierdoor op kosten gejaagd. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank reeds thans overweegt dat in deze procedure iedere partij de eigen kosten zal dienen te dragen.
Slotoverweging
- 2.29.
Uit het voorgaande volgt dat de eis in reconventie – [ged.2conv./eis.2reconv.] toestaan haar vorderingen op [faill.BV] te verrekenen tot aan in elk geval een bedrag gelijk aan dat van de vordering van [faill.BV] – niet voor toewijzing in aanmerking komt. Vooralsnog lijkt echter verrekening met enig bedrag niet uitgesloten.
- 2.30.
Dit laatste brengt de rechtbank ertoe opnieuw een comparitie van partijen te bevelen waar een schikking beproefd zal worden. De curatoren en de rechtbank dienen daarbij te beschikken over de toelichting die [ged.2conv./eis.2reconv.] op de onder 2.8, 2.10, 2.20 en 2.25 bedoelde onderdelen nog kan geven. Deze dient overeenkomstig het Landelijk Rolreglement op een termijn van uiterlijk twee weken voor de zitting aan de curatoren en de rechtbank te worden toegezonden wil zij in behandeling genomen kunnen worden. In dit geval zal niet van deze termijn worden afgeweken. Een te laat toegezonden akte zal niet meer genomen kunnen worden.
- 2.31.
Op de comparitie kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen. Indien partijen, zonder dat daaraan voorafgaand een comparitie wordt gehouden, gebruik willen maken van de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een mediator, dienen zij dat binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan de griffie te berichten.
- 2.32.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. J.D.A. den Tonkelaar in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 op woensdag 1 april 2009 van 9:00 tot 11:00 uur,
3.2.
bepaalt dat de curatoren en de heer [ged.2conv./eis.2reconv.] dan in persoon aanwezig moeten zijn en dat de beide vennootschappen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.3.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank – ter attentie van de enquêtegriffie van de sector civiel (e-mail: rc.civiel.rb.arnhem@rechtspraak.nl) – om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, M.J. Blaisse en M.M. Vanhommerig en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009.
Uitspraak 02‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Er is sprake geweest van tekortschieten van Air Holland tegenover (eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.). Dit betekent dat als (eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv. schade heeft geleden ten gevolge van die tekortkoming en die schade vergoed moet worden door Air Holland, haar in beginsel een beroep op verrekening zoals bedoeld in art. 53 Faillissementswet openstaat. Thans dient (eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.) haar vordering tot schadevergoeding te onderbouwen en de volgens haar te verekenen bedragen te specificeren.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 142233 / HA ZA 06-1118
Vonnis van 2 juli 2008
in de zaak van
1. [curator 1],
wonende te [woonplaats],
2. [curator 2],
wonende te [woonplaats],
in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIR HOLLAND I B.V.,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. S.M. van Elst te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.1conv./eis.1reconv.],
voorheen genaamd
[eerdere naam],
gevestigd te [vest.-/woonplaats],
2. [ged.2conv./eis.2reconv.],
wonende te [vest.-/woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ged.3conv./eis.3reconv.],
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J. Kalisvaart,
advocaat mr. M. Bouma te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ook achtereenvolgens de curatoren, [ged.1conv./eis.1reconv.], [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.3conv./eis.3reconv.] genoemd worden. De laatste drie worden ook gezamenlijk als [gedn.conv./eis.reconv.] aangeduid.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 4 juli 2007
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 oktober 2007, waar in enquête zijn gehoord partij [getuige], [getuige], [getuige] en [getuige],
- -
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 november 2007, waar in contra-enquête is gehoord de echtgenote van partij [gedn.conv./eis.reconv.], [getuige],
- -
de conclusie na getuigenverhoor van de curatoren
- -
de antwoordconclusie na getuigenverhoor van [gedn.conv./eis.reconv.].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
2.1.
In het tussenvonnis zijn twee bewijsopdrachten gegeven. De curatoren is te bewijzen opgedragen
1. dat tussen Air Holland en [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] wilsovereenstemming bestond over het feit dat [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] voor een bepaalde periode of bepaalde vluchten afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening van eventuele schade geleden door de inzet van andere toestellen (B757) dan overeengekomen,
2.
dat [ged.2conv./eis.2reconv.] op 25 maart 2001 persoonlijk heeft toegezegd in te staan voor de betaling van de door [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] aan Air Holland verschuldigde vergoeding zonder verrekening.
De eerste bewijsopdracht
2.2.
In het kader van de eerste bewijsopdracht verklaart [ged.2conv./eis.2reconv.] als getuige:
Er is altijd afgesproken dat wij zouden gaan verrekenen. Die afspraken zijn gemaakt tussen [getuige] en mijzelf. Wij zouden verrekenen over de hele periode. Het gaat ook de periode voorbij. Zodra er een groter vliegtuig was zouden wij een nieuw contract maken en in die overeenkomst zou een aantal dingen uit het verleden verrekend worden. Wat verrekend zou worden is de schade die wij hadden opgelopen doordat kleinere vliegtuigen werden geleverd dan afgesproken was. Er is niets meer of concreter afgesproken dan dat wij zouden verrekenen (…). U vraagt mij wanneer de afspraken met [getuige] werden gemaakt. Dat was een continu proces, dat liep vanaf het eerste moment dat er geen DC10 beschikbaar bleek. Dat moment lag heel kort voor de eerste vlucht (…). Naar aanleiding van de vierde alinea van deze brief (de brief van Air Holland van 14 juni 2006, productie E6, de rechtbank) verklaar ik dat er wel afspraken over compensatie zijn gemaakt. Ik heb die verrekeningen niet losgelaten. Ze zijn er geweest vanaf het eerste moment en dat was het moment van de eerste vlucht. Vanaf dat moment hebben wij over verrekeningen gesproken en dat staat ook in de overeenkomst die daarbij lag. Ik bedoel daarmee het handgeschreven stuk onder aan productie E19 dat ik op schiphol getekend heb. U zegt mij dat dit geciteerd wordt in het vonnis van 4 juli 2007 onder [2.10].
2.3.
Hieraan voegt de getuige [gedn.conv./eis.reconv.] nog het een en ander toe, in de eerste plaats:
Het ging volgens mij gewoon over de 4-wekelijkse betalingstermijn; deze zou niet opgeschort worden.
2.4.
In de tweede plaats verklaart hij het volgende naar aanleiding van twee faxbrieven. Dat zijn een brief (tussenvonnis 2.15) van Air Holland aan de advocaat van [gedn.conv./eis.reconv.], die de zin ‘Intussen werden wij gebeld door uw cliente, de heer [ged.2conv./eis.2reconv.], die ons mededeelde dat wij ervan op aan kunnen dat de gemaakte betalingsafspraken zoals overeengekomen en zonder voorbehoud worden nagekomen’ bevat, en de bevestiging van die mededeling door [gedn.conv./eis.reconv.]s advocaat (tussenvonnis 2.16).
De strekking van productie E7 is geen andere dan dat er betaald zal worden voor de vlucht die uitgevoerd zal worden. Je kunt niet stoppen met betalen; er moeten toch bijvoorbeeld mensen van betaald worden.
Naar aanleiding van de brief van mr. Bouma, productie E8, vraagt u wat wij Air Holland wilden laten weten. Dat was dat wij wilden betalen en verrekenen. Dat verrekend zou worden was afgesproken en dat gold voor alle schades. Ik weet niet meer of ik de fax E8 heb gezien voordat die verzonden werd, maar er is natuurlijk wel overleg geweest tussen mijn advocaat en mij, dus ik ken de tekst. Het gaat over de handhaving van de vierwekelijkse betalingstermijn en over verrekening van de schade in de toekomst.
2.5.
Samengevat is het in de perceptie van deze getuige dus zo dat overeengekomen was dat wél steeds per vlucht betaald zou worden – deze getuige noemt de verrekening voor de overflow niet – omdat de vlucht nu eenmaal pas vertrekt als er betaald is, maar dat dit de verrekeningsbevoegdheid van [gedn.conv./eis.reconv.] overigens onverlet liet.
2.6.
Ook de getuige [getuige], voormalig bestuurder van Air Holland en degene die de onder 2.4 hierboven genoemde brief (productie E7) heeft ondertekend, verklaart over de noodzaak van betaling per vlucht:
Ik was niet aanwezig op 25 maart 2001 bij de ondertekening van de laatste pagina van een summary van afspraken, maar [getuige], de toenmalige algemeen directeur, was daar wel bij en hield telefonisch contact met mij. [gedn.conv./eis.reconv.] wilde niet tekenen. Wij moesten ons op het standpunt stellen dat in dat geval de vluchten niet konden aanvangen. Er moest voor de vluchten betaald worden.
2.7.
[getuige] verklaart voorts over de betaling met verrekening voor de overflow per vlucht:
Op elke factuur voor elke vlucht werd verrekend. Het is dus niet zo dat er helemaal niets verrekend zou worden. Op de facturen werd verrekend wat in de summary stond: de overflow die naar de KLM ging en de passagiers voor Bonaire die op de KLM geboekt werden. Die verrekening was ook overeengekomen.
2.8.
De vraag is echter of andere schade dan die uit de overflow voor verrekening in aanmerking zou komen. Hierover verklaart [getuige], aansluitend bij de onder 2.7 geciteerde passage uit zijn verklaring:
Ook mogelijke andere schades van [gedn.conv./eis.reconv.] waren aan de orde geweest. Het inzetten van een ander type vliegtuig dan het in januari aangeboden Wide Body vliegtuig leidde onder andere tot discomfort voor de passagiers en tot het probleem dat er geen vracht meekon. Voor beide partijen was dit de zure appel. Over vergoeding van die schade is niet gesproken. Dat zijn open einden gebleven totdat de schade aan de orde kwam voor deze rechtbank. Op enig moment staakte [gedn.conv./eis.reconv.] de betaling, ik meen in juni 2001, in verband met grotere schade dan alleen de overflow. Wij hebben de operatie toen stilgelegd en de situatie was als bij de aanvang: we konden niet opereren als er niet betaald werd.
2.9.
Ook in het direct op het zojuist geciteerde volgende deel van [getuige]s verklaring komt het door de getuige [gedn.conv./eis.reconv.] genoemde belang van de betalingen per vlucht naar voren:
Overleg tussen [getuige] en [gedn.conv./eis.reconv.] leidde toen tot een hernieuwde toezegging dat voor de vluchten betaald zou worden. Wij hebben toen direct de klaarstaande vlucht laten vertrekken. Tot eind augustus zijn wij doorgegaan. Toen is er weer een conflict ontstaan. We konden de sanctie om niet te vliegen niet meer uitoefenen omdat de overeenkomst was beëindigd. Ik meen dat er toen nog vier vluchten moesten worden afgerekend. Wij hebben toen geprobeerd tot een schikking te komen.
2.10.
Ten slotte verklaart [getuige] over de verrekening:
Op de vraag of [ged.2conv./eis.2reconv.] ooit heeft gezegd afstand te doen van de mogelijkheid van verrekening, antwoord ik: nee, zo ken ik hem niet.
2.11.
De getuige [getuige], die op 25 maart 2001 bij het gesprek op Schiphol aanwezig is geweest, verklaart over de verrekening niet inhoudelijk:
Ik herinner mij niet of toen of op enig ander moment mogelijke schade door [gedn.conv./eis.reconv.] geleden doordat kleinere vliegtuigen werden ingezet aan de orde is geweest. Ik herinner mij ook niet of verrekening aan de orde is geweest. Van die 25e maart herinner ik mij dat we in een lounge op Schiphol zaten en een kopje koffie dronken en dat het contract nog getekend moest worden. Dat gebeurde ook en [ged.2conv./eis.2reconv.] schreef er nog iets bij.
2.12.
De Belgische advocaat [getuige], destijds directeur van Air Holland, verklaart als getuige:
Ik was in 2001 directeur van Air Holland. In het voorjaar van 2001 zijn er zeer veel besprekingen met [gedn.conv./eis.reconv.] vliegreizen geweest. Daarin werd uitgegaan van de beschikbaarheid van een groter vliegtuig dan Air Holland uiteindelijk beschikbaar kon stellen. Ik weet niet of er in dat verband over mogelijke schade is gesproken. Ik dacht niet dat mogelijkheid van vergoeding van die schade of van verrekening in dit geval aan de orde is geweest.
2.13.
De kern van zijn verklaring over verrekening sluit aan bij de verklaring van [getuige] en deels ook bij die van [gedn.conv./eis.reconv.] ten aanzien van de onmogelijkheid een vlucht te laten vertrekken als er niet betaald is. Buiten die betaling – waarvan vaststaat dat ze plaatsvond met verrekening voor de overflow – is er niet met [getuige] over verrekening gesproken, zo verklaart hij.
Op uw vraag of [gedn.conv./eis.reconv.] schade is gaan verrekenen antwoord ik dat dit gebeurde bij de laatste vier vluchten. Daardoor is het Kort Geding gekomen. [gedn.conv./eis.reconv.] stelde te hebben gewaarschuwd dat ze zouden gaan verrekenen. Ik hield mij aan het standpunt dat al eerder naar voren gebracht was, dat de vluchten betaald moesten worden. Verrekening is met mij niet besproken. Wel is besproken dat er verrekening zou plaatsvinden ten aanzien van te veel geboekte passagiers.
- U.
vraagt mij of bij ondertekening van het stuk op 25 maart 2001 duidelijk was dat [gedn.conv./eis.reconv.] de vluchten zou gaan betalen. Natuurlijk was dat zo. Als de vlucht niet betaald was zou ze niet vertrokken zijn.
2.14.
Van gelijke strekking is het volgende deel van de verklaring van [getuige].
Als Air Holland niet de zekerheid had gehad dat de vlucht betaald zou worden, waren we niet vertrokken. Het is helemaal niet gebruikelijk dat een vlucht achteraf wordt betaald, op een termijn van vier weken. Er is gevlogen zonder dat de laatste vier vluchten betaald waren, maar die afspraak is niet met mij gemaakt.
2.15.
Afwijkend hiervan lijkt de volgende passage uit [getuige]s verklaring, waarin hij op een overeenkomst over de verrekening lijkt te doelen. De rechtbank leest hierin echter hoofdzakelijk een bevestiging en uitleg van voor een deel door [getuige] zelf gevoerde correspondentie. Dat is iets anders en als uitleg en bevestiging is het van minder belang dan de hiervóór geciteerde passage, die kennelijk op waarnemingen door [getuige] berust.
- U.
vraagt mij naar de strekking van de fax die als productie E8 is overgelegd. Hierin zie ik een verbintenis van [gedn.conv./eis.reconv.] om correct haar betalingsverplichting uit te voeren. Met een uitzondering, de overflow. Air Holland heeft er steeds correct voor gezorgd dat de te veel geboekte passagiers bij de KLM geboekt werden.
Productie E10, de brief van 6 september 2001, bevat mijn eigen tekst. Op grond van de eerdere brief van mr. Bouma zijn wij ervan uitgegaan dat er correct betaald zou worden en niet verrekend. Na uitvoering van de laatste vluchten werd er echter niet betaald. U merkt aan de toon van de brief dat ik daar heel ongelukkig mee was.
2.16.
De laatste getuige die over dit onderwerp is gehoord, mevrouw [gedn.conv./eis.reconv.], verklaart allereerst over de bespreking op 25 maart 2001 op Schiphol. Alleen zij verklaart concreet dat de aantekening op het derde blad van stuk (tussenvonnis onder 2.10) mede met het oog op de verrekeningsbevoegdheid is opgesteld:
- U.
toont mij een stuk en zegt mij dat dat productie 19 is. Hierop staat mijn handschrift. De laatste regels zijn door mijn man geschreven. Het stuk is op de Airport getekend voordat de eerste vlucht vertrok. Ik was daar met [ged.1conv./eis.2reconv.], de passagiers en de heren [getuige] en [getuige]. Wij zaten met ons vieren aan een tafeltje met zicht op het vliegtuig. Ik zou meevliegen om te ervaren hoe dat ging in het kleinere vliegtuig. Aan dat tafeltje is dit stuk ondertekend. Het ging alleen om deze pagina; daarom staat er ook “blad 1 van 1”op. Oorspronkelijk bestond dit stuk uit drie bladzijden, maar daar stonden dingen in die niet waren afgesproken. [ged.1conv./eis.2reconv.] zei dat we dat niet gingen ondertekenen maar dat er een nieuwe overeenkomst gemaakt moest worden. Met dit laatste bedoel ik dat in die drie pagina’s dingen stonden die niet waren afgesproken maar dat een belangrijk ding wat wel was afgesproken ontbrak, namelijk dat er verrekend zou worden omdat er niet was geleverd zoals afgesproken. Er zou verrekend worden en dat hebben wij aan dat tafeltje opgeschreven en ondertekend. Het zal ongeveer een week voor 25 maart, de eerste vertrekdatum, zijn geweest dat [getuige] ons vertelde dat er met een kleiner toestel gevlogen zou worden dan waar steeds over gesproken was. Dat gaf veel problemen. Wij hadden vracht verkocht en businessklas stoelen. Die stoelen moesten worden overgeboekt op KLM. Kees heeft toen gezegd daarbij te assisteren en hij en Paul [getuige] hebben ons inderdaad geholpen, maar het gaf heel erg veel werk. Bovendien leverde het natuurlijk schade op. Er is toen afgesproken dat die verrekend zou worden. Over het hoe en wat moest nog overlegd worden, zoals ik ook heb opgeschreven in het op 25 maart 2001 getekende stuk, dat u mij zojuist liet zien.
De tekst die ik heb opgeschreven is tot stand gekomen in overleg met mijn man maar, bijvoorbeeld ten aanzien van de eerste zin, ook in overleg met [getuige] en [getuige]. Met overleg bedoel ik dat de eerste zin op papier kwam nadat ik aan [getuige] en [getuige] had gevraagd: “waar is dat dan voor?” Wij zaten gewoon met z’n vieren aan dat tafeltje toen ik dit opschreef.
2.17.
Over de betaling per vlucht verklaart mevrouw [gedn.conv./eis.reconv.] enigszins anders dan haar man en [getuige], maar zij bevestigt dat áls er over verrekening is gesproken dat tussen die twee heren moet zijn gebeurd:
- U.
vraagt mij hoe nu de verhouding was tussen het betalen per vlucht en het verrekenen. Het probleem was niet bij de eerste factuur opgelost. De facturen zaten bovendien rommelig in elkaar. Ik wist niet hoe er verrekend zou worden en het was ook niet aan mij daarover te beslissen. Ik hield me bezig met de uitvoering en de verrekening zal wel besproken zijn tussen [ged.1conv./eis.2reconv.] en [getuige].
2.18.
De conclusie van de rechtbank is dat de curatoren op dit onderdeel niet in het bewijs geslaagd zijn. Overduidelijk is de strekking van de verklaringen van [gedn.conv./eis.reconv.] en [getuige], de twee meest constante deelnemers aan het overleg tussen Air Holland en [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.], dat overeengekomen was per vlucht te betalen en dat partijen over verrekening, als zij er al in het algemeen over hebben gesproken, niet tot een overeenkomst waren gekomen. Op onderdelen verschillen de verklaringen. Zo lijkt de getuige [gedn.conv./eis.reconv.] voorbij te gaan aan het gegeven dat er al een overflow-verrekening plaatsvond in de betalingen per vlucht. Belangrijker vindt de rechtbank echter dat ook [getuige] niet uitdrukkelijk verklaart dat over verdere verrekening een overeenkomst zoals te bewijzen was, is gesloten. [getuige] is de enige die verklaart dat juist een overeenkomst met de tegenovergestelde strekking tot stand gekomen was. Dat is echter gelet op de bewijsopdracht en drie andere verklaringen, niet van belang. Van belang is overigens ook niet de werkelijke inhoud van de in deze procedure inmiddels beruchte overeenkomst van de producties E19 en E20 (tussenvonnis 2.8-2.9) omdat geen der getuigen onomwonden verklaart dat tussen Air Holland en [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] wilsovereenstemming bestond over het feit dat [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] voor een bepaalde periode of bepaalde vluchten afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening van eventuele schade geleden door de inzet van andere toestellen (B757) dan overeengekomen.
De tweede bewijsopdracht
2.19.
De persoonlijke toezegging van [ged.2conv./eis.2reconv.] die het voorwerp vormt van de tweede bewijsopdracht, lijkt een resultaat van verkeerde uitleg van de woorden van een mededeling. Het duidelijkst blijkt dit uit de verklaring van de getuige [getuige], die over de bespreking op 25 maart 2001 telefonisch werd ingelicht, waarbij onmiddellijk de persoonlijke rol van [ged.2conv./eis.2reconv.] naar voren komt. Die is echter in deze verklaring geen andere dan de rol van de vertegenwoordiger van [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.]:
Ik ben telefonisch geïnformeerd over het overleg tussen [gedn.conv./eis.reconv.], [getuige] en de commercieel directeur [getuige]. Mij werd medegedeeld dat [gedn.conv./eis.reconv.] zou betalen en dat [ged.2conv./eis.2reconv.] dat persoonlijk had toegezegd. Op basis van die afspraak is het licht op groen gezet. De volgende dag werd ik op kantoor geconfronteerd met de handgeschreven tekst op de ondertekende pagina. Zacht gezegd was mij niet duidelijk wat daar bedoeld werd. [getuige] had mij telefonisch meegedeeld dat [ged.1conv./eis.1reconv.] persoonlijk had toegezegd te betalen voor de vlucht.
2.20.
Betekent dit laatste dat [gedn.conv./eis.reconv.] in persoon zekerheid had gesteld – in de vorm van een garantie of anderszins – voor de betaling door [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.]? Dat blijkt niet uit het volgende wat [getuige] hierover verklaart:
Ik heb zojuist gezegd dat [ged.1conv./eis.1reconv.] persoonlijk had toegezegd te betalen. Op die 25e maart hoorde ik dit telefonisch van [getuige]: [ged.1conv./eis.2reconv.] zal betalen. Er moest een charterovereenkomst ondertekend worden, dat was voor [gedn.conv./eis.reconv.] onaanvaardbaar, gelet op de eerdere afspraken over een groter vliegtuig, het was voor [gedn.conv./eis.reconv.] niet aan de orde de grote overeenkomst te ondertekenen, toen is besproken de kleinere overeenkomst te tekenen en daarop heeft [gedn.conv./eis.reconv.] toegezegd dat er betaald zou worden. Dit is in het kort wat ik van [getuige] begreep. Ik kan niet verklaren dat [getuige] mij gezegd heeft dat [gedn.conv./eis.reconv.] zou instaan voor de betaling. Hij heeft mij gezegd dat [ged.1conv./eis.2reconv.] zou betalen en het ging mij niet om de letter, maar om het gevoel dat er betaald zou worden. Er was zeker geen sprake van een persoonlijke zekerheidsstelling door [ged.1conv./eis.1reconv.].
2.21.
[getuige], die zelf bij het overleg op Schiphol aanwezig is geweest, verklaart:
Ik kan mij niet herinneren of er op die 25e maart over de betalingsvoorwaarden is gesproken. Ik kan mij ook niet herinneren of [ged.2conv./eis.2reconv.] persoonlijk heeft toegezegd dat er betaald zou worden.
2.22.
[getuige], die daar ook is geweest, verklaart:
Ik weet niet meer of ik op 25 maart 2001 telefonisch contact heb gehad met [getuige]. Ik herinner mij niet of [ged.2conv./eis.2reconv.] op die dag de toezegging heeft gedaan dat hij persoonlijk instond voor het betalen.
2.23.
De getuige [gedn.conv./eis.reconv.] verklaart:
Ik heb toegezegd dat [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] zou betalen. Ik heb niet persoonlijk een toezegging daarvoor gedaan. Wij beloofden daarmee dat we de afspraak om na vier weken te betalen, zouden nakomen. Op 25 maart 2001 was echter in mijn beleving de vraag of ik ging betalen niet aan de orde.
en:
- U.
vraagt mij of achteraf betalen in deze branche ongebruikelijk is. Ik weet niet wat andere touroperators afspreken en ik ben niet van andere gebruiken op de hoogte. Ik weet niet meer of Air Holland aanvankelijk een andere betalingsregeling wilde. U vraagt mij of zij zekerheid wilde in verband met het betalen achteraf. Volgens mij niet. Er worden geen persoonlijke zekerheden gegeven bij dit soort overeenkomsten.
2.24.
De persoonlijke toezegging waarvan sprake is, is naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan een door de directeur van [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.], als vertegenwoordiger van die vennootschap, gedane toezegging dat zij, namelijk [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.], voor de vluchten zou betalen, zodat de vluchten konden plaatsvinden. Dat in het telefoongesprek waarin dit aan [getuige] is meegedeeld, nadruk op [gedn.conv./eis.reconv.]s persoon wordt gelegd, is eenvoudig te verklaren uit een gegeven dat in alle getuigenverklaringen naar voren komt: [ged.2conv./eis.2reconv.], die het voor het zeggen had bij [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.], lag uit onvrede met het gekozen toestel tot op het laatste moment dwars. In het praten daarover is hij dan ook met [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] vereenzelvigd.
2.25.
De conclusie van de rechtbank is dat de curatoren ook in de tweede bewijsopdracht niet zijn geslaagd.
Conclusies uit het voorgaande
2.26.
Het oordeel dat de curatoren in geen van beide bewijsopdrachten zijn geslaagd, leidt op grond van het tussenvonnis, waar de rechtbank steeds tussen haakjes naar zal verwijzen, tot de volgende conclusies.
- -
De stelling dat zelfs indien Air Holland wel toerekenbaar tekort was geschoten en [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] tengevolge daarvan schade had geleden, heeft te gelden dat [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening, althans dat Air Holland er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] zich niet op verrekening zou beroepen (4.5), moet worden verworpen.
- -
[eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht beroepen op verrekening met de door haar gestelde en niet op voorhand onaannemelijke schade, zodat de vorderingen tegen [ged.2conv./eis.2reconv.] en [ged.3conv./eis.3reconv.] geen behandeling meer behoeven (4.11).
- -
De in het tussenvonnis (4.12) genoemde vraag of juist is dat aan de veroordeling van 22 oktober 2002 niet voldaan behoefde te worden zolang Air Holland geen bankgarantie had gesteld, behoeft evenmin nog beantwoording.
- -
Zoals reeds uit het voorgaande blijkt, is er geen sprake van een persoonlijke toezegging van [ged.2conv./eis.2reconv.] zoals in het tussenvonnis onder 4.13 bedoeld is.
2.27.
Bij de verdere beoordeling van de zaak stelt de rechtbank het volgende voorop. In het tussenvonnis (4.6) is de stelling verworpen dat Air Holland niet toerekenbaar is tekortgeschoten tegenover [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] omdat zij zich niet jegens [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] had verplicht de vluchten uit te voeren met toestellen van het type DC-10. Wellicht, zo heeft de rechtbank daarbij overwogen, had Air Holland zich niet verbonden tot het uitvoeren van vluchten met een DC-10, maar dan wel tot het gebruik van wide body-toestellen.
2.28.
Er is dus sprake geweest van tekortschieten van Air Holland tegenover [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.]. De rechtbank verwijst voor de onderbouwing van dit oordeel en de reikwijdte ervan naar de overwegingen 4.1 tot en met 4.4 van het tussenvonnis. Het betekent dat als [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] schade heeft geleden ten gevolge van die tekortkoming en die schade vergoed moet worden door Air Holland, haar in beginsel een beroep op verrekening zoals bedoeld in art. 53 Faillissementswet openstaat.
2.29.
De herhaalde stelling van de curatoren bij conclusie na enquête dat er geen sprake is geweest van toerekenbaar tekortschieten door Air Holland behoeft, gelet op het voorgaande, geen bespreking meer.
2.30.
De stelling van curatoren dat [gedn.conv./eis.reconv.] niet binnen bekwame tijd een beroep op het gebrek in de prestatie zou hebben gedaan, verwerpt de rechtbank. Uit het feitenverloop zoals dat in het tussenvonnis is weergegeven en de reeds genoemde overwegingen 4.1 tot en met 4.4 blijkt dat door [gedn.conv./eis.reconv.] vrijwel constant is aangegeven dat zij Air Holland wilde houden aan de oorspronkelijke afspraken, maar uiteindelijk geen andere keus had dan instemmen met de inzet van de B757. Daar kan thans aan worden toegevoegd dat zij niet heeft afgezien van verrekening en Air Holland is blijven wijzen op de gevolgen van haar tekortkoming. Omdat daarvan sprake was vanaf het moment dat Air Holland, wetend dat zij daarmee van de overeenkomst met [gedn.conv./eis.reconv.] afweek, de B757 inzette, is een ingebrekestelling niet nodig geweest. Air Holland was in verzuim en wist dat. Dat [gedn.conv./eis.reconv.] inmiddels instemde met het voortgaan van de vluchten is uit een oogpunt van schadebeperking begrijpelijk en doet niet aan het verzuim af.
2.31.
Wél juist is de stelling van de curatoren dat het thans aan [gedn.conv./eis.reconv.] is de door [eerdere naam ged.1conv./eis.1reconv.] geleden schade aan te tonen. De schade, die geleden is in 2001, moet inmiddels immers vaststaan en de eisen van een behoorlijke procesvoering dwingen er dan ook toe met voortvarendheid de te verrekenen bedragen te berekenen opdat de verrekening kan plaatsvinden.
2.32.
Het bedrag van de vordering van de curatoren staat als zodanig als onbetwist vast.
De voortzetting van deze procedure
2.33.
Gelet op het voorgaande dient thans [gedn.conv./eis.reconv.] haar vordering tot schadevergoeding te onderbouwen en de volgens haar te verrekenen bedragen te specificeren. De zaak zal op de rol geplaatst worden om haar de gelegenheid geven dit bij akte te doen. De curatoren zullen daarop bij akte kunnen reageren. Als partijen vervolgens ter bespoediging van de procedure of om mogelijke schikkingsonderhandelingen te faciliteren behoefte hebben aan een comparitie van partijen, dan dienen zij dat in hun aktes te vermelden.
2.34.
Thans zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 30 juli 2008 voor het nemen van een akte door [gedn.conv./eis.reconv.] over hetgeen is vermeld onder 2.33,
3.2.
verstaat dat de curatoren op een termijn van eveneens vier weken bij akte daarop kunnen reageren,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar, mr. M.J. Blaisse en mr. T.P.E.E van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2008.
Uitspraak 04‑07‑2007
Inhoudsindicatie
Nu de curatoren zich beroepen op de rechtsgevolgen van een overeenkomst met of een toezegging door (vh genaamd) ligt het op hun weg te bewijzen dat tussen Air Holland en (vh genaamd) wilsovereenstemming bestond over het feit dat (vh genaamd) voor een bepaalde periode of bepaalde vluchten afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening van eventuele schade geleden door de inzet van andere toestellen (B757) dan overeengekomen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 142233 / HA ZA 06-1118
Vonnis van 4 juli 2007
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te Zandvoort,
2. [eiser 2],
wonende te Heemstede,
in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIR HOLLAND I B.V.,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. S.M. van Elst te Haarlem,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1].,
voorheen genaamd
[(naam BV)],
gevestigd te [woonplaats],
2. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur mr. J. Kalisvaart,
advocaat mr. M. Bouma te Rotterdam.
Partijen zullen hierna ook achtereenvolgens de curatoren, [gedaagde 1] of [(vh. genaamd)], de heer [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden. De laatste drie worden ook gezamenlijk als [gedaagde 2] aangeduid.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 25 oktober 2006
- -
de processen-verbaal van de op 21 maart 2007 en 13 juni 2007 gehouden comparitie
- -
de naar aanleiding van het proces-verbaal van 13 juni 2007 ontvangen brieven van de raadslieden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De heer [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn sinds 5 september 1997 de zelfstandig bevoegde bestuurders van [gedaagde 1]/[(vh. genaamd)].
2.2.
Vanaf januari 2001 zijn tussen Air Holland en [(vh. genaamd)] onderhandelingen gevoerd over de uitvoering door Air Holland van vluchten voor [(vh. genaamd)]. Het ging hierbij om vervoer van passagiers naar [gedaagde 2]-resorts op de Nederlandse Antillen.
2.3.
In januari 2001 bestond tussen Air Holland en [(vh. genaamd)] overeenstemming over het gebruik van zogenaamde ‘wide body’-vliegtuigen voor deze vluchten.
2.4.
Op 2 maart 2001 heeft een bespreking tussen [(vh. genaamd)] en Air Holland plaatsgevonden in verband met de voorbereiding van de vluchten. In een notitie voor deze vergadering is de heer [gedaagde 2] uitgegaan van het gebruik van DC-10-vliegtuigen, wide bodies.
2.5.
Op of kort na 2 maart 2001 heeft de heer [gedaagde 2] bezoek gekregen van de heren [XXX] en [XXX] namens Air Holland. Zij deelden hem mee dat er niet op tijd een wide body voor de vluchten beschikbaar was. Vervolgens is besproken hoe dit probleem kon worden opgelost. Als enige oplossing was de inzet van een Boeing 757, een kleiner vliegtuig, mogelijk. Met het tijdelijk inzetten van dat toestel heeft [(vh. genaamd)] ingestemd.
2.6.
In een verslag van een bespreking op 7 maart 2001 schrijft de heer [gedaagde 2] over een aantal aspecten van het gebruik van de B757 en van het gebruik van de DC-10.
2.7.
Air Holland heeft in de periode van 25 maart 2001 tot en met 31 augustus 2001 voor [(vh. genaamd)] vluchten verzorgd.
2.8.
Kort voor de eerste vlucht, op 23 maart 2001 heeft Air Holland, vertegenwoordigd door P.M. [XXX] en L. [XXX], een stuk opgesteld en ondertekend dat volgens de tekst ervan een voorovereenkomst betreft inzake vluchten naar Curaçao in de periode van 25 maart tot en met 3 juni 2001. In het stuk wordt onder ‘cargo’ gesproken over de B757:
In verband met de zeer beperkte mogelijkheden voor vracht op de geplande B-757 operatie, kunnen wij u t/m 3 juni geen vrachtfaciliteit aanbieden. Incidenteel zou bekeken kunnen worden (…) of vracht kan worden meegenomen. Op basis van onze verwachtingen en intenties ten aanzien van de in te zetten capaciteit, per de vlucht van 10 juni a.s., zullen wij uw vracht-faciliteiten herzien.
2.9.
Het onder 2.8 bedoelde stuk is op het derde blad door de heer [gedaagde 2] voor akkoord getekend. Op het derde blad staat als getikte tekst:
In verband met de zeer beperkte tijd, zouden wij graag uw schriftelijk accoord op basis van dit voorstel voor 12.00 uur zaterdag 24 maart 2001 willen ontvangen door middel van parafering en ondertekening van dit faxbericht, opdat a.s. zondag 25 maart de geplande vlucht kan worden uitgevoerd. Zonder getekende overeenkomst is het ons wettelijk niet toegestaan deze chartervlucht uit te voeren, conform artikel 21 van het besluit IT-reizen van het Directoraat Generaal Rijks Luchtvaartdienst.
Begin volgende week zal deze getekende voor-overeenkomst worden omgezet naar de definitieve charter-overeenkomst.
2.10.
Onder deze tekst en onder de handtekeningen heeft [gedaagde 2] de volgende deels door hem deels door een ander, vermoedelijk zijn in het bedrijf meewerkende echtgenote, met de hand geschreven tekst ondertekend.
Ondertekening ten behoeve van artikel 21 vh besluit IT-reizen vh Directoraat Generaal Rijksluchtvaartdienst. Deze overeenkomst is op veel punten afwijkend van de eerste, oorspronkelijke afspraak. Een en ander dient in een later stadium volgens afspraak gecompenseerd te worden. Het ‘hoe en wat’ zullen wij in onderling overleg bespreken, zo snel als onze agenda’s dat toelaten.
Wij erkennen dat er een overeenkomst is tussen [(vh. genaamd)] en Air Holland.
2.11.
Op 14 mei 2001 faxt Air Holland aan [(vh. genaamd)] over de vluchten naar de Nederlandse Antillen vanaf 10 juni 2001. Deze fax luidt onder meer als volgt.
Hoewel Air Holland gesprekken voert over het verkrijgen van een ‘Long-Haul’ machine zal deze niet op 10 juni a.s. beschikbaar zijn. Zelfs al zou er binnen 1 week een beslissing genomen worden, dan zal deze ‘long-haul’ machine pas op zijn vroegst rond 10 juli a.s. inzetbaar zijn.
Om de mogelijkheden voor een non-stop operatie per juni te inventariseren, hebben wij op basis van uw boeking-gegevens Air ALM gevraagd of men uw gasten kan accomoderen op haar B767-300ER-vluchten (…).
2.12.
Vervolgens wordt in deze fax voorgesteld dat de operatie zal worden voortgezet met B757-toestellen tot en met 8 juli 2001 en van 15 juli tot en met 31 oktober 2001 met een B767, een wide body-toestel dat nog beter aan de wensen van [(vh. genaamd)] voldoet dan de DC-10. Tevens bevindt zich bij de stukken een uitwerking van dit voorstel waarop met de hand de datum 8 mei 2001 is geschreven.
2.13.
Bij fax van 13 juni 2001 laat de advocaat van [(vh. genaamd)] Air Holland weten dat in januari 2001 is afgesproken dat met een DC-10 gevlogen zou worden, dat op 19 maart 2001 aan [(vh. genaamd)] is meegedeeld dat dit toestel pas op 10 juni 2001 beschikbaar zou zijn, dat [(vh. genaamd)] met dat vooruitzicht voortgegaan is met het boeken van reizen bij Air Holland, maar dat deze de toezegging om vanaf 10 juni 2001 met het overeengekomen type vliegtuig te vliegen, niet is nagekomen. De faxbrief vervolgt:
Het voorgaande brengt met zich dat cliënte de mening is toegedaan dat Air Holland B.V. haar verplichtingen uit hoofde van de in januari jl. gemaakte afspraken jegens cliënte niet nakomt. Door die toerekenbare tekortkoming van de zijde van Air Holland B.V. heeft cliënte intussen aanzienlijke schade geleden en zal deze nog lijden. In dat kader schort – en is zij daartoe gerechtigd – cliënte haar betalingsverplichtingen jegens Air Holland B.V.
2.14.
Hierop reageert Air Holland een dag later. In haar antwoordfax staat onder meer:
Nu uw cliente zich op het standpunt stelt niet meer te zullen betalen (…) moeten wij helaas ook de levering staken.
Wij wijzen in dit verband op het erewoord van uw cliente bij monde van de heer Gert Jan [gedaagde 2] die op zondag 25 maart desmorgens op de luchthaven Schiphol aan onze heren [XXX] en [XXX] beloofde de vluchten die we zouden uitvoeren zonder mankeren of compensatie volgens afspraak te zullen betalen. Dit hebben we hem specifiek gevraagd omdat hij weigerde de schriftelijke overeenkomst zondermeer te tekenen.
Met onmiddellijke ingang (14.06) staken wij de uitvoering van de overeenkomst tenzij door uw cliente schriftelijk wordt bevestigd dat zij geen enkele overeengekomen betaling opschort en volgens afspraak betaalt zonder recht van verrekening van welke vermeende schade dan ook.
2.15.
Later op diezelfde 14e juni faxt Air Holland aan de advocaat van [(vh. genaamd)] onder meer:
Intussen werden wij gebeld door (de heer [gedaagde 2]) die ons mededeelde dat wij ervan op aan kunnen dat de gemaakte betalingsafspraken zoals overeengekomen en zonder voorbehoud worden nagekomen.
De heer [gedaagde 2] kondigde aan dat dit schriftelijk zou worden bevestigd.
2.16.
Op 15 juni 2001 antwoordt de advocaat van [(vh. genaamd)] aan Air Holland per fax:
In antwoord op uw beide faxberichten van 14 juni jl. bevestig ik u namens cliënte dat zij er om haar moverende redenen voor kiest om het nog aan Air Holland B.V. verschuldigde en in de toekomst ter zake van uit te voeren vluchten verschuldigde te voldoen op de tot nu toe gebruikelijke wijze, met inachtneming van het daaromtrent eerder overeengekomene waaronder met name de afrekening met betrekking tot overflow.
2.17.
Op 31 augustus 2001 laat [(vh. genaamd)] Air Holland weten dat zij om de in haar fax van 13 juni 2001 genoemde redenen niet tot betaling van de openstaande facturen zal overgaan. Tevens geeft zij aan haar schade te zullen berekenen en het bedrag daarvan te zullen verrekenen met ‘het aan Air Holland competerende’.
2.18.
Air Holland heeft voor [(vh. genaamd)] dertig vliegreizen verzorgd. [(vh. genaamd)] heeft daar zesentwintig van betaald.
2.19.
Op 30 oktober 2001 wordt in een kort geding tussen Air Holland Leasing III B.V. als eiseres en de heer [gedaagde 2] en [(vh. genaamd)] als gedaagden door de voorzieningenrechter in deze rechtbank [(vh. genaamd)] veroordeeld om Air Holland Leasing III B.V. f. 1.330.760,00 te betalen als hoofdsom, terzake van niet voldane facturen.
2.20.
Op 22 oktober 2002 wordt dit vonnis deels vernietigd door het hof, dat [(vh. genaamd)] veroordeelt tot betaling aan Air Holland I B.V., voorheen genaamd Air Holland Leasing III B.V., van € 511.639,00 aan hoofdsom en € 1.361,34 aan buitengerechtelijke kosten, beide met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2001, dit echter onder de voorwaarde van het stellen van een bankgarantie door Air Holland in verband met het door het hof aanwezig geachte restitutierisico. Air Holland stelt geen bankgarantie en [(vh. genaamd)] betaalt evenmin.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
De curatoren vorderen – samengevat – hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 511.639,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2001, althans vanaf de datum van dagvaarding en met de kosten.
3.2.
De curatoren stellen dat in december 2000 en januari 2001 door Air Holland weliswaar offertes aan [(vh. genaamd)] zijn uitgebracht uitgaande van vluchten met een DC-10, maar dat later in de onderhandelingen de keuze op vervoer per Boeing 757 is gevallen. Het faxbericht van de advocaat van [(vh. genaamd)] van 13 juni 2001 miste dan ook iedere grondslag, omdat vervoer per DC-10 niet was overeengekomen. Terecht dreigde Air Holland dan ook de uitvoering van de vluchten te beëindigen toenAir Holland aangaf niet meer te zullen betalen. Uiteindelijk heeft [(vh. genaamd)] zich verplicht het voor de vluchten verschuldigde integraal te voldoen zonder verrekening. Zij is dan ook in kort geding veroordeeld het thans gevorderde bedrag te voldoen, hetgeen zij heeft nagelaten.
De curatoren stellen dat de heer [gedaagde 2] in persoon betaling door [(vh. genaamd)] heeft gegarandeerd, mondeling, kort voor de eerste vlucht op 25 maart 2001. Toen de overeenkomst tussen Air Holland en [(vh. genaamd)] tot het uitvoeren van vluchten tot stand kwam, wisten de bestuurders van laatstgenoemde bovendien dat zij niet aan haar verplichtingen kon voldoen en geen verhaal zou bieden. Kon zij dat wél, dan is er sprake geweest van betalingsonwil bij haar bestuurders. In beide gevallen hebben dezen onrechtmatig gehandeld jegens Air Holland.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Zij stellen dat [(vh. genaamd)] alleen hoefde te voldoen aan het in kort geding gewezen arrest als Air Holland een bankgarantie had gesteld, hetgeen deze heeft nagelaten. Voorts beroepen zij zich er op dat Air Holland [(vh. genaamd)] heeft laten weten dat er niet tijdig een DC-10 kon worden geleverd en dat dit toestel vanaf 10 juni 2001 beschikbaar zou zijn, en dat [(vh. genaamd)] ingestemd heeft met het gebruik van een B757 voor de eerste tien vluchten onder de voorwaarde dat door haar hierdoor geleden schade verrekend zou worden. Al vóór 13 juni 2001 vond er volgens [gedaagde 2] tussen [(vh. genaamd)] en Air Holland discussie plaats over de schade die [(vh. genaamd)] stelde te lijden doordat er met kleinere vliegtuigen dan overeengekomen was, werd gevlogen. Deze schade bestond in de kosten die het onderbrengen van de te grote aantallen passagiers meebracht (de overflow) en die voor een aantal vluchten door Air Holland vergoed is, en daarnaast vooral uit de schade die ontstond doordat vracht niet of niet volledig meegenomen kon worden en doordat klanten niet terugkwamen omdat zij op een andere, aanzienlijk minder comfortabele, manier dan met hen overeengekomen was, vervoerd waren. Van de hierdoor ontstane schadeclaim heeft [(vh. genaamd)] nooit afstand gedaan, zo stelt [gedaagde 2].
in reconventie
3.4.
Eisers in reconventie vorderen – samengevat – haar toe te staan haar vorderingen op Air Holland te verrekenen met de vordering van Air Holland op haar met veroordeling van de curatoren in de kosten.
3.5.
Curatoren voeren verweer en verwijzen daarvoor naar hetgeen zij aanvoeren in conventie.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1.
In januari 2001 zijn Air Holland en [(vh. genaamd)] overeengekomen dat Air Holland voor [(vh. genaamd)] met DC-10’s vluchten op de Nederlandse Antillen ging uitvoeren.
4.2.
De rechtbank verwerpt dus de stelling van de curatoren dat in december 2000 en januari 2001 door Air Holland weliswaar offertes aan [(vh. genaamd)] zijn uitgebracht uitgaande van vluchten met een DC-10, maar dat later in de onderhandelingen de keuze op vervoer per Boeing 757 is gevallen. Door de verklaring die de heer van Dormael, bestuurder van Air Holland, niet weersproken door de curatoren, ter comparitie van 13 juni 2007 heeft afgelegd – onder meer: ‘In januari lag er een heldere afspraak dat we met een wide body zouden gaan vliegen’ – is duidelijk geworden dat er niet alleen maar van een offerte, maar van wilsovereenstemming sprake was. Uit de vaststaande feiten blijkt dat de heer [gedaagde 2], optredend voor [(vh. genaamd)], vanaf januari 2001 steeds van het vliegen met een wide body uitgegaan is. De eerste mededeling aan hem dat dit voor de eerste vluchten niet door zou gaan, is onder andere door [XXX] gedaan. Deze heeft hierover ter comparitie gezegd: ‘Dat was natuurlijk geen hoogtepunt. We hadden een wide body gepland en moesten vertellen dat die er niet op tijd kon zijn.’
4.3.
In aansluiting hierop verwerpt de rechtbank ook het standpunt van de curatoren dat het faxbericht van de advocaat van [(vh. genaamd)] van 13 juni 2001 iedere grondslag miste omdat vervoer per DC-10 niet was overeengekomen. Het vliegen met een wide body-toestel – onder andere de DC-10 – was immers wél overeengekomen.
4.4.
Air Holland slaagde er nadat de bedoelde overeenkomst was gesloten, niet in de gewenste wide body-toestellen in te zetten en in maart 2001 is zij met [(vh. genaamd)] overeengekomen dat gevlogen zou worden met B757’s. Op genoemde comparitie is niet langer gemotiveerd weersproken dat [(vh. genaamd)] op dat moment, wilde zij de vluchten laten doorgaan, in redelijkheid geen andere keuze had dan in te stemmen met de inzet van de B757. Enige discussie heeft ter comparitie plaatsgevonden over de vraag voor hoe lang dit toen werd overeengekomen. De heer [gedaagde 2] heeft verklaard dat de noodoplossing voor zes weken zou worden gekozen. Daarop gaf de heer [XXX], die als informant aanwezig was, aan dat hij dit niet precies meer wist. Hij verklaarde daarop: “Ik dacht drie maanden, maar het kan goed zijn dat we in ons enthousiasme zes weken hebben gezegd tegen [gedaagde 2].” Dit stemt overeen met de data genoemd in het onder 2.8 geciteerde, door Air Holland opgestelde stuk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde 2] mocht afgaan en is afgegaan op de mededeling van [XXX] en [XXX] dat de tussenoplossing voor zes weken zou gelden.
Vervolgens werd in mei 2001 duidelijk dat de DC-10 helemaal niet meer beschikbaar zou komen, maar dat de voor het doel van [(vh. genaamd)] nog beter geschikte B767 kon worden ingezet. Toen ook dat niet doorging, traden partijen met elkaar in overleg, niet alleen over de voortzetting van de vluchten, maar ook over schade die [(vh. genaamd)] stelde te hebben geleden en te lijden. Dit resulteerde in de onder 2.13 geciteerde fax van 13 juni 2001.
4.5.
De curatoren vatten in de dagvaarding hun stellingen als volgt samen.
- 1.
Air Holland is niet toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van enige verplichting voortvloeiende uit een met [(vh. genaamd)] gesloten overeenkomst; zij heeft zich niet jegens [(vh. genaamd)] verplicht om de vluchten uit te voeren met toestellen van het type DC-10.
- 2.
Maar zelfs indien Air Holland wel toerekenbaar tekort is geschoten en [(vh. genaamd)] tengevolge daarvan schade heeft geleden, dan geldt dat [(vh. genaamd)] uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening, althans dat Air Holland er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [(vh. genaamd)] zich niet op verrekening zou beroepen.
4.6.
(ad 1) De rechtbank verwerpt de stelling dat Air Holland niet toerekenbaar is tekortgeschoten tegenover [(vh. genaamd)] omdat zij zich niet jegens [(vh. genaamd)] heeft verplicht om de vluchten uit te voeren met toestellen van het type DC-10. Wellicht heeft zij zich niet verbonden tot het uitvoeren van vluchten met een DC-10, maar dan wel tot het gebruik van wide body-toestellen (4.2, 4.3). Het dreigende tekortschieten heeft eerst voor de periode van 25 maart 2001 tot en met 3 juni 2001 en kennelijk daarna incidenteel, al dan niet per vlucht, geleid tot nadere overeenkomsten tussen [(vh. genaamd)] en Air Holland waarin het gebruik van de B757 werd geregeld. [gedaagde 2] stelt dat daarnaast de overeenkomst bestond dat schade die [(vh. genaamd)] leed doordat de kleinere toestellen werden ingezet, verrekend zou worden. Hierover verklaart de heer [gedaagde 2] op de comparitie van 21 maart 2007 onder meer:
Air Holland vergoedde steeds de schade van de overflow, maar daarnaast was er andere schade. Er was het probleem met de cargo en vooral haakten onze klanten af als ze langer in een minder comfortabel vliegtuig moesten reizen. Toen wij op verrekening met de schade, die volgens ons overeengekomen was, aandrongen, zei Air Holland dat zij de vluchten zou stopzetten.
4.7.
(ad 2) Hiermee zijn wij aan de tweede onder 4.5 bedoelde stelling toegekomen. De curatoren voeren in dit verband aan dat in een telefoongesprek van 14 juni 2001 door de heer [gedaagde 2] aan Air Holland is toegezegd dat de betalingsafspraken zonder voorbehoud zouden worden nagekomen en dat dit schriftelijk zou worden bevestigd. Daarop is de onder 2.16 geciteerde fax gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank biedt deze fax geen steun voor de stelling van de curatoren. Hierin wordt immers uitsluitend de overeenkomst met betrekking tot de afrekening van de overflow genoemd, maar door de woorden ‘waaronder met name’ wordt het ‘eerder overeengekomene’ niet tot de overflow beperkt.
4.8.
Bovendien moet hierbij, zoals [gedaagde 2] terecht stelt, in aanmerking worden genomen dat Air Holland en [(vh. genaamd)] de overeenkomst voor het gebruik van de B757 sloten als een tijdelijke voorziening. Uit de vaststaande feiten volgt dat het zeker tot juli 2001 geduurd heeft totdat Air Holland aangaf helemaal niet met wide body-toestellen te zullen gaan vliegen. Daarmee staat vast dat zij niet alleen in maart is tekortgeschoten door voor de eerste vluchten een B757 aan te bieden, wat tot een nadere overeenkomst heeft geleid die aanvankelijk bedoeld was voor zes weken (4.4), maar vervolgens ook niet heeft voldaan aan haar verplichting om daarna wide body-toestellen beschikbaar te stellen. Daarmee heeft zij aan de als tijdelijk bedoelde overeenkomst eenzijdig het tijdelijk karakter ontnomen.
4.9.
Nu de curatoren zich beroepen op de rechtsgevolgen van een overeenkomst met of een toezegging door [(vh. genaamd)] ligt het op hun weg te bewijzen dat tussen Air Holland en [(vh. genaamd)] wilsovereenstemming bestond over het feit dat [(vh. genaamd)] voor een bepaalde periode of bepaalde vluchten afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening van eventuele schade geleden door de inzet van andere toestellen (B757) dan overeengekomen.
4.10.
Slagen de curatoren in hun bewijs, dan moet ervan uit gegaan worden dat over de periode waarin de tijdelijke overeenkomst(en) liep(en) geen verrekening met mogelijke schadevergoeding meer verschuldigd is. Dan ligt nog ter beoordeling voor de vraag welke schade – over welke periode – wél voor vergoeding in aanmerking komt. Daarover dient [gedaagde 2] zich dan eerst, met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen, nader uit te laten.
4.11.
De vorderingen tegen de heer [gedaagde 2] en [gedaagde 3] behoeven vooralsnog geen behandeling omdat nog niet vaststaat of [(vh. genaamd)] ten onrechte niet heeft betaald aan Air Holland. Hierop maakt de rechtbank echter twee uitzonderingen.
4.12.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats reeds thans dat op zichzelf de stelling van [gedaagde 2] dat aan de veroordeling van 22 oktober 2002 niet voldaan behoefde te worden zolang Air Holland geen bankgarantie had gesteld, juist is. De bestuurder die op grond van die voorwaarde besluit geen opdracht tot betaling te geven, handelt daarmee niet onrechtmatig. Te zijner tijd zal het betoog van de curatoren op dit punt nadere onderbouwing behoeven.
4.13.
In de tweede plaats zal de rechtbank, nu er een bewijsopdracht aan de curatoren gegeven wordt, om proceseconomische redenen de curatoren thans ook het nog niet vaststaande feit waarop zij zich beroepen te bewijzen opdragen, dat de heer [gedaagde 2] op 25 maart 2001 persoonlijk heeft toegezegd in te staan voor de betaling van de door [(vh. genaamd)] aan Air Holland verschuldigde vergoeding zonder verrekening.
voorts in reconventie
4.14.
Anders dan de rechtbank in het tussenvonnis van 25 oktober 2006 aangeeft begrepen te hebben, baseert [gedaagde 1] B.V. zich op de bijzondere verrekeningsregel van art. 53 Faillissementswet (de verrekening door degene die schuldenaar en schuldeiser van de gefailleerde is, van zijn schuld met zijn vordering als beide zijn ontstaan vóór de faillietverklaring of voortvloeien uit handelingen, vóór de faillietverklaring met de gefailleerde verricht). In reconventie zal thans iedere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt curatoren op te bewijzen
- -
dat tussen Air Holland en [(vh. genaamd)] wilsovereenstemming bestond over het feit dat [(vh. genaamd)] voor een bepaalde periode of bepaalde vluchten afstand heeft gedaan van haar recht tot verrekening van eventuele schade geleden door de inzet van andere toestellen (B757) dan overeengekomen,
- -
dat de heer [gedaagde 2] op 25 maart 2001 persoonlijk heeft toegezegd in te staan voor de betaling van de door [(vh. genaamd)] aan Air Holland verschuldigde vergoeding zonder verrekening,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 juli 2007 voor uitlating door curatoren of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat curatoren, indien zij geen bewijs door getuigen willen leveren maar wel bewijsstukken willen overleggen, die stukken direct in het geding moeten brengen,
5.4.
bepaalt dat curatoren, indien zij getuigen willen laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op woensdagen in de maanden september tot en met november 2007 direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
benoemt tot rechter-commissaris mr J.D.A. den Tonkelaar en bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op een terechtzitting van hem in het paleis van justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4,
5.6.
bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.D.A. den Tonkelaar, M.J. Blaisse en R.A. Boon en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2007.