Einde inhoudsopgave
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Artikel 1 [Definities]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
09-12-2020, Stb. 2020, 542 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35573)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2020, Stb. 2020, 542 (uitgifte: 23-12-2020, kamerstukken: 35573)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Afdrachtvermindering loonbelasting en premie volksverzekeringen
Loonbelasting (V)
Premieheffing (V)
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
inhoudingsplichtige: hetgeen daaronder wordt verstaan voor de heffing van de loonbelasting;
- b.
loontijdvak: hetgeen daaronder wordt verstaan voor de heffing van de loonbelasting;
- c.
loon: loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met daarin begrepen:
- 1°
loon uit vroegere dienstbetrekking;
- 2°
loon ter zake waarvan de belasting ingevolge artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt geheven van de inhoudingsplichtige;
- d.
vervallen;
- e.
aangiftetijdvak: het tijdvak waarover krachtens artikel 19, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de loonbelasting moet worden betaald;
- f.
vervallen;
- g.
vervallen;
- h.
zeeschip: een schip ten aanzien waarvan de Wet zeevarenden van toepassing is, dat is voorzien van een zeebrief als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Zeebrievenwet en dat in het kader van een onderneming grotendeels op zee wordt geëxploiteerd voor het vervoer van zaken of personen in het internationale verkeer over zee, het vervoer van zaken of personen over zee ten behoeve van de exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen op zee, het verrichten van sleep- en hulpverleningswerkzaamheden op zee aan schepen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Schepenwet, het verrichten van baggerwerkzaamheden of overige bij ministeriële regeling nader te bepalen activiteiten op zee, met uitzondering van:
- 1°
een schip dat wordt gebruikt voor de loodsdienst;
- 2°
een schip dat wordt gebruikt voor de zeilvaart, niet zijnde een schip dat voldoet aan de in het tweede lid genoemde voorwaarden;
- 2bis°
een schip dat wordt gebruikt voor de sportvisserij;
- 3°
een schip in havensleepdienst als bedoeld in onderdeel ha;
- 4°
een schip dat wordt gebruikt voor baggerwerkzaamheden dat niet over eigen voortstuwing beschikt of dat niet is ingericht voor het vervoer van lading over zee, en
- 5°
een schip dat bestemd is of gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vangen van vis of van andere levende rijkdommen van de zee;
- ha.
havensleepdienst: het geheel van werkzaamheden en activiteiten door een sleepboot als bedoeld in onderdeel hb grotendeels in en rond havens en op binnenwateren van de Europese Unie verricht, ten behoeve van het assisteren bij het meren, ontmeren en verhalen van zeeschepen die gebruik maken van eigen voortstuwing en die inkomen van of uitgaan naar zee;
- hb.
sleepboot: een schip ten aanzien waarvan de Wet zeevarenden van toepassing is, dat is voorzien van een zeebrief als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Zeebrievenwet en is bestemd voor het verrichten van sleep- en hulpverleningswerkzaamheden op zee;
- i.
zeevarende: degene die als kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel werkzaam is op een zeeschip dat in Nederland is geregistreerd en de Nederlandse vlag voert, tenzij hij werkzaam is op een schip dat een geregelde passagiersdienst onderhoudt tussen havens van de Europese Unie en hij niet de nationaliteit heeft van een van de lidstaten van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte;
- ia.
zee: alle wateren die zich bevinden voorbij de laagwaterlijn van de kust. Indien een transport over zee plaatsvindt met inbegrip van transport door een waterweg van maritieme aard in de zin van de Verordening (EG) nr. 13/2004 van de Commissie van 8 december 2003 tot vaststelling van de lijst van waterwegen van maritieme aard, bedoeld in artikel 3, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1108/70 van de Raad (PbEU 2003, L 3), wordt het transport voor het gehele traject geacht transport over zee te zijn;
- ib.
binnenwateren: wateren anders dan bedoeld in onderdeel ia;
- j.
onderneming: een onderneming in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 of de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- k.
fiscale eenheid: een eenheid in de zin van de artikelen 15 en 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969;
- l.
S&O-inhoudingsplichtige: een inhoudingsplichtige die tevens een onderneming drijft, tenzij deze inhoudingsplichtige een publieke kennisinstelling is;
- m.
publieke kennisinstelling:
- 1°
een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in de onderdelen a, b, c, g, h en i van de bijlage behorende bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en een academisch ziekenhuis als bedoeld in onderdeel j van die bijlage;
- 2°
een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;
- 3°
een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs, ziekenhuis of onderzoeksorganisatie die gelijkwaardig is aan een publieke kennisinstelling als bedoeld onder 1° of 2°;
- n.
onderzoeksorganisatie: een onderzoeksorganisatie als bedoeld in artikel 1.3, onderdeel ee, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C198/7);
- o.
S&O-belastingplichtige: een natuurlijke persoon die voldoet aan het urencriterium, bedoeld in artikel 3.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- p.
speur- en ontwikkelingswerk: door een S&O-inhoudingsplichtige of een S&O-belastingplichtige systematisch georganiseerde en in een lidstaat van de Europese Unie verrichte werkzaamheden, direct en uitsluitend gericht op:
- 1°
technisch-wetenschappelijk onderzoek;
- 2°
de ontwikkeling van voor de S&O-inhoudingsplichtige, onderscheidenlijk de S&O-belastingplichtige, technisch nieuwe (onderdelen van) fysieke producten, (onderdelen van) fysieke productieprocessen, of (onderdelen van) programmatuur;
- q.
programmatuur: het niet-fysieke, logische deelsysteem van een informatiesysteem dat de structuur van de gegevens en van de verwerkingsprocessen bepaalt voor zover dat deelsysteem is vastgelegd in een formele programmeertaal;
- r.
S&O-referentiejaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de S&O-afdrachtvermindering betrekking heeft;
- s.
S&O-verklaring: de door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat op de voet van artikel 23 aan een S&O-inhoudingsplichtige of artikel 27 aan een S&O-belastingplichtige afgegeven verklaring betreffende speur- en ontwikkelingswerk;
- t.
kosten: al hetgeen voor de realisatie van speur- en ontwikkelingswerk van de S&O-inhoudingsplichtige is betaald door de S&O-inhoudingsplichtige of door een lichaam dat deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige voor zover deze betalingen:
- 1°
niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een S&O-verklaring;
- 2°
uitsluitend dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan het uitvoeren van speur- en ontwikkelingswerk;
- 3°
drukken op de S&O-inhoudingsplichtige of op een lichaam dat deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige; en
- 4°
geen uitgaven zijn als bedoeld in onderdeel u;
- u.
uitgaven: al hetgeen is betaald voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen voor zover deze betalingen drukken op de S&O-inhoudingsplichtige of op een lichaam dat deel uitmaakt van dezelfde fiscale eenheid als de S&O-inhoudingsplichtige en deze bedrijfsmiddelen:
- 1°
niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een S&O-verklaring;
- 2°
niet eerder zijn gebruikt; en
- 3°
dienstbaar en direct toerekenbaar zijn aan de realisatie van speur- en ontwikkelingswerk van de S&O-inhoudingsplichtige;
- v.
bedrijfsmiddel: goed dat voor het drijven van een onderneming wordt gebruikt;
- w.
uitbesteed onderzoek: werkzaamheden die voor de S&O-inhoudingsplichtige als speur- en ontwikkelingswerk kunnen worden aangemerkt en door deze S&O-inhoudingsplichtige worden uitbesteed aan een derde.
2.
Voor toepassing van het eerste lid, onderdeel h, onder 2°, dient:
- a.
door of namens de Nederlandse Inspectie Verkeer en Waterstaat voor het schip een veiligheidscertificaat met onbeperkt vaargebied te zijn afgegeven, welk certificaat vermeldt dat het schip voldoet aan:
- 1°
de krachtens artikel 5, tweede lid, van de Schepenwet uitgevaardigde voorschriften voor Commercial Cruising Vessels;
- 2°
de voorschriften van het SOLAS-verdrag;
- 3°
de voorschriften van de Special Purpose Ship (SPS) Code, of
- 4°
de voorschriften van de Special Purpose Ship Code 2008;
- b.
het schip een lengte te hebben van ten minste 24 meter, bepaald op basis van de International Convention on Load Lines.
3.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel i, wordt onder zeevarende mede verstaan: werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering die als kapitein, scheepsofficier of scheepsgezel werkzaam is op een schip als bedoeld in het tweede lid dat is geregistreerd in een van de lidstaten van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en de vlag voert van een van die lidstaten of staten, tenzij:
- a.
het loon van de werknemer op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht in feite niet in Nederland aan een belasting naar het inkomen is onderworpen; of
- b.
de werknemer werkzaam is op een schip dat een geregelde passagiersdienst onderhoudt tussen havens van de Europese Unie en hij niet de nationaliteit heeft van een van de lidstaten van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.
4.
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel p, wordt niet tot speur- en ontwikkelingswerk gerekend:
- a.
marktonderzoek;
- b.
organisatorische en administratieve werkzaamheden;
- c.
door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat bij ministeriële regeling aangewezen andere werkzaamheden.
5.
De ministeriële regelingen, bedoeld in deze wet, worden, voor zover niet anders is bepaald, uitgevaardigd door Onze Minister, wat betreft de regelingen, bedoeld in de artikelen 17, 18 en 20, in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.