Rb. Midden-Nederland, 07-12-2016, nr. 4996609 AC EXPL 16-1677
ECLI:NL:RBMNE:2016:6429
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
07-12-2016
- Zaaknummer
4996609 AC EXPL 16-1677
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2016:6429, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 07‑12‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/4030
Uitspraak 07‑12‑2016
Inhoudsindicatie
Pianolessen. Ovk van opdracht. Beding dat bij tussentijse opzegging volledige cursusgeld is verschuldigd is onredelijk bezwarend. Toch is het volledige cursusgeld verschuldigd, als redelijk loon. Stellingen van eiser hiertoe zijn niet weersproken.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 4996609 AC EXPL 16-1677 SW/1581
Vonnis van 7 december 2016
inzake
de stichting
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: Bosveld Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen:
1. [gedaagde sub 1] ,
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. Het verloop van de procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- -
het tussenvonnis van 10 augustus 2016;
- -
de akte van [eiseres] van 5 oktober 2016.
1.2.
De heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] hebben, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, daarna geen antwoordakte genomen.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 10 augustus 2016 geoordeeld dat een bedrag van € 250,83 aan kosten voor tienertheater en productieklas voor toewijzing gereed ligt. Het betreft de volgende facturen:
Nummer Datum Bedrag Betreft
L140844 26-9-14 - € 36,67 Theaterklas 2
L142618 7-11-14 € 275,- Tienertheater
L142949 14-11-14 € 76,67 Productieklas en tienertheater
L143197 16-12-14 - € 64,17 Tienertheater
2.2.
Uit productie 2 bij de akte blijkt dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] op 26 november 2014 € 9,85 hebben betaald ten aanzien van de factuur van 14 november 2014. Dit betekent dat voor de theater- en productielessen € 250,83 - € 9,85 = € 240,98 wordt toegewezen.
2.3.
Ten aanzien van de gefactureerde pianolessen heeft de kantonrechter overwogen dat de overeenkomst te allen tijde mocht worden opgezegd door de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] , maar dat [eiseres] wel aanspraak kan maken op een redelijk loon en onkosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter heeft [eiseres] in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten.
2.4.
[eiseres] heeft aangevoerd dat de factuur van 13 juni 2014 van € 152,37 betrekking heeft op 9 pianolessen in de periode mei 2014 tot en met 15 juli 2014. De creditfactuur van 26 september 2014 heeft volgens [eiseres] voor een bedrag van € 15,24 betrekking op 1 pianoles in het cursusjaar 2013/2014. Dit betekent dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] € 152,37 - € 15,24 = € 137,13 dienen te betalen voor de pianolessen die zijn genoten tot en met juli 2014. De heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] hebben blijkens productie 2 bij de akte op 8 januari 2015 € 80,77 betaald ten aanzien van de factuur van 13 juni 2014, zodat nog een te betalen bedrag van € 56,36 resteert voor de pianolessen tot en met juli 2014.
2.5.
Het daarop volgende cursusjaar is volgens [eiseres] aangevangen op 8 september 2014 en besloeg 38 weken. De heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] hebben de pianolessen beëindigd per 15 januari 2015. [eiseres] heeft voor dit jaar € 551,- gefactureerd op 16 september 2014. Dit brengt de kosten per les op € 14,50. De heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] hebben de overeenkomst opgezegd tegen 15 januari 2015. Tussen 8 september 2014 en 15 januari 2015 zitten 19 weken. De heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] dienen deze lessen in ieder geval te voldoen, omdat zij de overeenkomst toen nog niet hadden opgezegd en de lessen aan de zoon van de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] zijn gegeven, dan wel konden worden gegeven. Dit betreft een bedrag van 19 x € 14,50 = € 275,50. De heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] hebben productie 2 bij de akte op 13-10-2014 € 55,10 betaald ten aanzien van de factuur van 16 september 2014, zodat een bedrag van € 220,40 in ieder geval zal worden toegewezen.
2.6.
De vraag is of de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] gehouden zijn om een bedrag te betalen voor de periode na opzegging, waarin hun zoon geen pianolessen meer heeft genoten. In het tussenvonnis is geoordeeld dat de bepaling in de algemene voorwaarden dat in geval van tussentijdse opzegging het volledige cursusgeld is verschuldigd, voor vernietiging in aanmerking komt, omdat deze bepaling in strijd is met artikel 7:408 lid 1 jo. 7:413 lid 2 BW. [eiseres] heeft ingevolge artikel 7:411 lid 2 BW slechts recht op het volle loon, indien het einde van de opdracht aan de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] is toe te rekenen en de betaling van het volle loon gelet op alle omstandigheden van het geval redelijk is. Eventuele besparingen door beëindiging van de overeenkomst dienen daarop in mindering te worden gebracht.
2.7.
Vast staat dat het einde van de opdracht aan de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] is toe te rekenen. Het is vervolgens aan [eiseres] voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat betaling van het volle loon redelijk is. Zij heeft daartoe onweersproken gesteld dat zij haar muziekdocent een uurloon van € 37,55 betaalde in 2014, mede gebaseerd op de inschrijving van de zoon van de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] voor het gehele cursusjaar. De kantonrechter begrijpt uit de stellingen van [eiseres] dat zij stelt dat zij de opengevallen lesuren niet heeft kunnen opvullen met een nieuwe leerling, terwijl zij voor deze uren nog wel het loon van de docent diende te voldoen. Weliswaar heeft [eiseres] niets gesteld over de inspanningen die zij heeft verricht om de opengevallen lessen weer op te vullen met plaatsing van een eventuele beschikbare leerling, maar nu de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] in het geheel niet hebben gereageerd op de akte van [eiseres] , zal de kantonrechter hieraan voorbij gaan. De door [eiseres] genoemde onkosten (gesprekken e.d. voorafgaand aan de inschrijving) moeten overigens worden geacht te zijn inbegrepen in het loon. Gelet op het hiervoor overwogene zal de kantonrechter [eiseres] volgen in haar stelling dat betaling van het volle loon redelijk is. Dit betekent dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] ook de kosten voor de periode tot 15 juli 2015 dienen te voldoen, zijnde € 275,50. Dit brengt de toe te wijzen hoofdsom op € 793,24, namelijk:
- -
€ 240,98 voor de theater- en productielessen;
- -
€ 56,36 voor de pianolessen tot en met 15 juli 2014;
- -
€ 220,40 voor de pianolessen tot en met 15 januari 2015;
- -
€ 275,50 voor de pianolessen tot en met 15 juli 2015.
2.8.
Nu vast is komen te staan dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] de hoofdsom niet tijdig hebben voldaan en uit artikel 6:119 BW voortvloeit dat in dat geval schadevergoeding verschuldigd is in de vorm van wettelijke rente, dient de vordering ten aanzien van de wettelijke rente te worden toegewezen over de hoofdsom vanaf de dag dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] met de betaling hiervan in verzuim verkeren tot de voldoening, waarbij rekening dient te worden gehouden met voornoemde crediteringen en betalingen.
2.9.
[eiseres] heeft een bedrag van € 170,42 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiseres] heeft aan de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] op 22 februari 2016 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 143,97.
2.10.
Nu vast staat dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] niet aan hun betalingsverplichting hebben voldaan, zijn zij terecht gedagvaard en zullen zij als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 101,43
- griffierecht € 471,00
- salaris gemachtigde € 250,00 (2,5 punten x tarief € 100,00)
Totaal € 822,43
3. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 937,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 793,24 vanaf de dag dat de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] met de betaling hiervan in verzuim verkeren tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de heer en mevrouw [achternaam gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 822,43, waarin begrepen € 250,- aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.
L134208 13-6-14 € 152,37 Piano
L140704 16-9-14 € 551,- Piano
L140844 26-9-14 - € 36,67 theaterklas
26-9-14 - € 15,24 Piano
L142618 7-11-14 € 275,- Tienertheater
L142949 14-11-14 € 76,67 Productieklas en tienertheater
L143197 16-12-14 - € 64,17 Tienertheater