NJB 2020/1453:Beroepsaansprakelijkheid advocaat. Een cliënt stelt zijn advocaat aansprakelijk omdat deze heeft nagelaten de verjaring van zijn vordering tijdig te stuiten. De advocaat voert het verweer dat stuiting zinloos zou zijn geweest. Het hof overweegt dat de advocaat dit verweer niet aan zijn cliënt kan tegenwerpen (maar wijst de vordering van de cliënt toch af, op grond van een ander verweer). Hoge Raad: Het hof heeft zijn oordeel dat de advocaat dit verweer niet aan zijn cliënt kan tegenwerpen, ontoereikend gemotiveerd. Het verweer is gegrond. Na verwijzing is geen ander oordeel mogelijk dan dat de advocaat niet aansprakelijk is

NJB 2020/1453

Beroepsaansprakelijkheid advocaat. Een cliënt stelt zijn advocaat aansprakelijk omdat deze heeft nagelaten de verjaring van zijn vordering tijdig te stuiten. De advocaat voert het verweer dat stuiting zinloos zou zijn geweest. Het hof overweegt dat de advocaat dit verweer niet aan zijn cliënt kan tegenwerpen (maar wijst de vordering van de cliënt toch af, op grond van een ander verweer). Hoge Raad: Het hof heeft zijn oordeel dat de advocaat dit verweer niet aan zijn cliënt kan tegenwerpen, ontoereikend gemotiveerd. Het verweer is gegrond. Na verwijzing is geen ander oordeel mogelijk dan dat de advocaat niet aansprakelijk is

Documentgegevens:

HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:986

Instantie: Hoge Raad (Civiele kamer)
Datum: 29 mei 2020
Magistraten: Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
Zaaknummer: 18/04275
Folio weergave: Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vakgebied(en): Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Juridische beroepen / Advocaat
Brondocumenten: ECLI:NL:HR:2020:986, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1278, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2019
Wetingang: (art. 3:94 lid 1, art. 6:89 BW)

Essentie

Beroepsaansprakelijkheid advocaat. Een cliënt stelt zijn advocaat aansprakelijk omdat deze heeft nagelaten de verjaring van zijn vordering tijdig te stuiten. De advocaat voert het verweer dat stuiting zinloos zou zijn geweest. Het hof overweegt dat de advocaat dit verweer niet aan zijn cliënt kan tegenwerpen (maar wijst de vordering van de cliënt toch af, op grond van een ander verweer). Hoge Raad: Het hof heeft zijn oordeel dat de advocaat dit verweer niet aan zijn cliënt kan tegenwerpen, ontoereikend gemotiveerd. Het verweer is gegrond. Na verwijzing is geen ander oordeel mogelijk dan dat de advocaat niet aansprakelijk is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.