HR, 13-07-2012, nr. 11/04401
ECLI:NL:HR:2012:BX0922
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13-07-2012
- Zaaknummer
11/04401
- LJN
BX0922
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BX0922, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑07‑2012; (Wraking)
- Vindplaatsen
Belastingblad 2013/30 met annotatie van F.J.H.L. Makkinga
NTFR 2012/1823 met annotatie van Prof. dr. A.O. Lubbers
Uitspraak 13‑07‑2012
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek van wrakingskamer niet-ontvankelijk, en voor het overige afgewezen.
Partij(en)
13 juli 2012
nr. 11/04401
Beslissing
van de Vierde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen raadsheren in de Hoge Raad, ingediend door X te Z, verder te noemen verzoeker.
1. De procedure
1.1
Verzoeker heeft namens belanghebbende, A, beroep in cassatie ingesteld in de zaak die bij de Hoge Raad is ingeschreven onder het nummer 11/04401. Bij brief van 7 juni 2012 is aan verzoeker meegedeeld dat op 15 juni 2012 ter terechtzitting de beslissing in die zaak in het openbaar zal worden uitgesproken. Tevens is daarin meegedeeld dat het arrest zal worden gewezen door de leden C. Schaap, M.W.C. Feteris en Th. Groeneveld.
1.2
Bij op 9 juni 2012 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen verzoekschrift heeft verzoeker de wraking verzocht van de hiervoor in 1.1 vermelde leden.
1.3
Voorts heeft verzoeker bij het hiervoor in 1.2 vermelde verzoekschrift de wraking verzocht van G.J.M. Corstens en J. de Hullu, leden van de wrakingskamer. Daartoe heeft hij als gronden voor wraking aangevoerd dat die leden: hun bevoegdheden reeds meerdere malen hebben misbruikt door te stellen dat verzoeker misbruik maakt van het wrakingsinstituut, vooringenomen en corrupt zijn, oordelen op basis van en door middel van strafbare feiten en gecreëerde schijnsituaties, zich schuldig hebben gemaakt aan het misdrijf van art. 364 van het Wetboek van Strafrecht en aan ambts- en machtsmisbruik door regie en rugdekking van en aan zwendel te geven.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het onder 1.3 aangeduide wrakingsverzoek
De wrakingskamer acht, mede gelet op de behandeling van en de beslissing op eerdere wrakingsverzoeken die verzoeker heeft ingediend met betrekking tot andere bij de Hoge Raad aanhangig gemaakte zaken, het indienen van het onder 1.3 bedoelde wrakingsverzoek op deze gronden, die bestaan uit negatieve kwalificaties zonder dat daarvoor feitelijke gronden worden aangevoerd, kennelijk misbruik van recht. Samenstelling van een nieuwe wrakingskamer kan daarom achterwege blijven. Verzoeker zal in zijn wrakingsverzoek in zoverre niet worden ontvangen.
3. Beoordeling van het onder 1.2 aangeduide wrakingsverzoek
3.1
Verzoeker voert in zijn wrakingsverzoek als grond voor wraking van de raadsheren Schaap, Feteris en Groeneveld aan dat de genoemde raadsheren vooringenomen en corrupt zijn, wederom groen licht zullen geven aan strafbare feiten en misbruik van wetgeving die toegepast wordt op gecreëerde schijnsituaties en laten blijken totaal niet geïnteresseerd te zijn in de situaties/argumentaties van de indieners.
3.2
De door verzoeker genoemde gronden voor wraking leveren een herhaling op van de gronden die hij al aanvoerde in zijn eerdere verzoeken tot wraking van voornoemde raadsheren in de zaken 11/03915 tot en met 11/03918, 11/03920, 11/03983, 11/04374 en 11/04535, te weten, naar de kern genomen, dat deze raadsheren eerder uitspraken hebben gedaan waarmee verzoeker het niet eens is. Dit zijn nog steeds geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheren schade zou kunnen lijden. De overige door verzoeker aangevoerde bezwaren met betrekking tot de raadsheren Schaap, Feteris en Groeneveld zijn, voor zover die bezwaren de desbetreffende raadsheren al aangaan, onvoldoende concreet om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van die raadsheren schade zou kunnen lijden. De Hoge Raad acht het verzoek tot wraking van die leden kennelijk ongegrond.
4. Toekomstige verzoeken om wraking
De Hoge Raad is van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. Hij zal daarom op de voet van artikel 8:18, lid 4, van de Awb bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om wraking voor zover de wraking wordt verzocht van de leden van de wrakingskamer;
wijst het verzoek om wraking af voor het overige, en
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en J. de Hullu, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.