NJ 1924, p. 177
Art. 1 Wet 17 Juli 1911 S. 215. Wijze van eedsaflegging door een vreemdeling. Vertaling der woorden: „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig".
HR 14-12-1923, ECLI:NL:HR:1923:45
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14 december 1923
- Magistraten
Mrs. Bosch, Hesse, Jhr. Feith, Kosters en Ort
- Zaaknummer
[141923/NJ_1924,_p._177]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1923:45, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑12‑1923
- Wetingang
(WvK art. 384; Sv (oud) art. 161.)
Essentie
Art. 1 Wet 17 Juli 1911 S. 215. Wijze van eedsaflegging door een vreemdeling. Vertaling der woorden: „Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig".
Uitspraak
[p. 177 ►]
Vordering van den Advocaat-Géneraal Mr. Besier tot cassatie in het belang der wet.
De scheepsverklaring, op 20 October 1923 voor den Kantonrechter te Amsterdam afgelegd door den schipper en een deel der bemanning van het Duitsche stoomschip Andalusia is blijkens het hierbij overgelegd afschrift van het proces-verbaal, waarin zij is vervat, door de declaranten, die verklaarden de Nederlandsche taal niet machtig te zijn, en hunne verklaring dan ook door tusschenkomst van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.