Besluit uitoefening rechtspositionele bevoegdheden gerechtsambtenaren en ambtenaren bureau Raad voor de rechtspraak
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 11-02-2005. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-02-2004
- Bronpublicatie:
28-01-2005, Stb. 2005, 55 (uitgifte: 10-02-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-02-2005, terugwerkend tot: 01-02-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-01-2005, Stb. 2005, 55 (uitgifte: 10-02-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Besluit van 10 december 2001, houdende nadere regels met betrekking tot de uitoefening van rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van gerechtsambtenaren en ambtenaren van het bureau van de Raad voor de rechtspraak door het gerechtsbestuur en de Raad voor de rechtspraak
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 19 november 2001, Directie Wetgeving, nr. 5134468/01/6;
Gelet op de artikelen 25, derde lid, en 89, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;
De Raad van State gehoord (advies van 28 november 2001, nr. W03.01.0617/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 6 december 2001, nr. 5137771/01/6;
Hebben goedgevonden en verstaan: