Rb. Overijssel, 12-03-2021, nr. AWB 20/2151
ECLI:NL:RBOVE:2021:1319
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
12-03-2021
- Zaaknummer
AWB 20/2151
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2021:1319, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 12‑03‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2022:9076, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Belastingblad 2021/188 met annotatie van Redactie
NLF 2021/0779 met annotatie van
Uitspraak 12‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Eiseres heeft niet kunnen verklaren dat er in haar geval sprake is van een sociale huurwoning en dat voor haar de WOZ-waarde relevant zou zijn voor de maximale huurprijsgrens; daarmee niet aannemelijk geworden dat eiseres zich beroept op normen die mede in haar belang zijn; rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2151
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: [naam 2] ,
en
de directeur van GBTwente, verweerder
gemachtigde: [naam 1] .
Procesverloop
Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder de waarde van de onroerende zaak [adres] te Losser vastgesteld bij beschikking van
29 februari 2020. Daarbij is de waarde vastgesteld op € 139.000,- per waardepeildatum
1 januari 2019 voor het belastingjaar 2020.
Bij uitspraak op bezwaar van 22 september 2020 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 12 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , [naam 3] en [naam 4] taxateur.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Overwegingen
1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De onroerende zaak betreft een hoek bejaarden- / aanleunwoning, bouwjaar 1992, met een inhoud van 259 m³ en een kaveloppervlakte van 225 m². Eiseres huurt deze woning van Woonstichting Domijn.
3. Met dagtekening 29 februari 2020 heeft eiseres een gecombineerde aanslag ontvangen waarop tevens de WOZ-beschikking gebruiker voor de woning bekend is gemaakt. De WOZ-waarde is per waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op
€ 139.000,-.
4. Verweerder heeft de WOZ-beschikking en de uitspraak op bezwaar aan eiseres gericht. Gelet daarop stelt de rechtbank vast dat eiseres formeel gezien belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en tot de beperkte kring van beroepsgerechtigden behoort zoals bedoeld in artikel 26a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Laatstgenoemde bepaling is ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ van overeenkomstige toepassing op WOZ-beschikkingen.
5. De rechtbank ziet zich vervolgens ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres een procesbelang heeft bij dit beroep.
6. Volgens artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
7. In deze zaak wordt door eiseres een beroep gedaan op normen over de hoogte van de WOZ-waarde. Dit vereist dat de rechtbank beoordeelt of de normen waarop dat beroep wordt gedaan mede in het belang zijn van eiseres. Dat kan alleen als er sprake is van een sociale huurwoning, waarvan de huur op 1 januari 2019 lager was dan € 721,- per maand. Ook in dat geval is het belang echter maar heel beperkt.
8. Eiseres heeft desgevraagd niet kunnen verklaren dat er in haar geval sprake is van een sociale huurwoning en dat voor haar de WOZ-waarde relevant zou zijn voor de maximale huurprijsgrens. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat eiseres zich beroept op normen die mede in haar belang zijn. Het beroep is daarom ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, rechter, in aanwezigheid van D. Roest, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.