NJ 1952/58
Strekking en omvang der artt. 250 en 262 Sv.
HR 29-09-1951, ECLI:NL:HR:1951:333, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 september 1951
- Magistraten
Mrs Sinninghe Damsté, Feber, Vrij, van der Loos, Westerouen van Meeteren
- Zaaknummer
[29091951/NJ_1952-58]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS166691:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1951:333, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑09‑1951
- Wetingang
(Sv art. 250.)
Essentie
Strekking en omvang der artt. 250 en 262 Sv.
Samenvatting
De eis, dat verd. tegen lichtvaardige vervolging moet kunnen doen waken, vormt den rechtsgrond voor de invoering van het verweermiddel der in de artt. 250 en 262 Sv. bedoelde bezwaarschriften, gelijk zowel in de toelichting tot het door de Staatscommissie aangeboden ontwerp W. v. Sv. als in de Mem. v. Toel. tot het door de Regering ingediende ontwerp voor dat Wetboek is vooropgesteld.
Wat de uiteraard beperkte gronden voor dergelijke misgrepen van het O. M. betreft, heeft de wetgever in art. 250 in de eerste plaats na de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.