Hof Arnhem-Leeuwarden, 01-09-2020, nr. 200.194.214
ECLI:NL:GHARL:2020:6818
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
01-09-2020
- Zaaknummer
200.194.214
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:6818, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 01‑09‑2020; (Hoger beroep)
ECLI:NL:GHARL:2018:11055, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 18‑12‑2018; (Hoger beroep, Tussenuitspraak)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2021-0002
PS-Updates.nl 2021-0003
Uitspraak 01‑09‑2020
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheid vliegschool voor ongeval met paragliding; oordeel na deskundigenbericht. Exoneratiebeding in lesovereenkomst onredelijk bezwarend. Eigen schuldverdeling 40/60% voor appellant/vliegschool. Schadestaat. In het tussenarrest van 10 september 2019 heeft het hof een deskundige benoemd voor het antwoord op de vraag of de vliegschool aan appellant een bepaald scherm ter beschikking mocht stellen gelet op zijn kennis en (vlieg)ervaring. In het eindarrest van 1 september 2020 heeft het hof de deskundige gevolgd in zijn opinie en de vliegschool onzorgvuldig heeft gehandeld. Exoneratiebeding in lesovereenkomst onredelijk bezwarend. Eigen schuldverdeling 40/60% voor appellant/vliegschool. Verwijzing schadestaat.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.194.214
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 158186)
arrest van 1 september 2020
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J.L.J. van Apeldoorn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Paragliding Inferno B.V.,
gevestigd te Almelo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Inferno,
advocaat: mr. J. Dijkman.
1. Het verdere verloop van het geding
1.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 10 september 2019 P.J. Buis als deskundige benoemd en hem een aantal vragen gesteld (die hierna bij de inhoudelijke beoordeling aan de orde zullen komen).
1.2
Op de roldatum van 25 februari 2020 is het deskundigenbericht door de griffie van het hof ontvangen.
1.3
Op de roldatum van 24 maart 2020 respectievelijk 19 mei 2020 heeft [appellant] respectievelijk Inferno een memorie na deskundigenbericht genomen.
1.4
Vervolgens hebben partijen de aanvullende stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De verdere motivering van de beslissing
Samenvatting van de zaak
2.1
In het tussenarrest van 18 december 2018 heeft het hof al geoordeeld dat [appellant] als deelnemer aan de (week)cursus van 12-19 augustus bij Inferno heeft deelgenomen en dat vooralsnog in het midden kan blijven of op de bewuste maandag van het ongeval (20 augustus 2012) nog sprake was van een cursusverband, omdat ook buiten cursusverband Inferno aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van het ongeval (op grond van onrechtmatig handelen).Voorts heeft het hof geoordeeld dat [appellant] geen “bewuste” wingovers heeft gemaakt, in die zin dat het zijn bedoeling was om die wingovers ook te maken, dat hij het voor hem nieuwe scherm Astral-6 vanaf het begin af aan niet onder controle kreeg ook niet met het (kennelijk onjuist) corrigeren, dat hij daardoor in een flatspin is terechtgekomen en omdat de noodparachute niet openging hij hard op de grond is terechtgekomen met zwaar letsel als gevolg. Voor de vraag of Inferno aan [appellant] , die op 20 augustus 2012 vloog op het niveau brevet 2, het scherm Astral-6 ter beschikking kon en mocht stellen, aldus dat dit scherm paste bij zijn kennis en (vlieg)ervaring heeft het hof een deskundige willen inschakelen waarover partijen zich konden uitlaten (zowel over de persoon als over de vragen).
De deskundigenbenoeming
2.2
Partijen hebben in gezamenlijk overleg gekozen voor het benoemen van P.J. Buis als deskundige. Buis is, blijkens zijn antwoorden op de inleidende vragen A-C, niet bekend met [appellant] , wel met Inferno en [B] . Hij heeft geen commerciële of vriendschappelijke banden met partijen. Buis was wel bekend met het ongeval omdat hij vanaf september 2013 tot midden 2016 lid is geweest van de veiligheidscommissie van de afdeling schermvliegen van de KNVvL. Buis beschikt over alle brevetten en aantekeningen, is sinds 2012 als instructeur binnen Paragliding Holland werkzaam en is sinds 2016 PVB (proeve van bekwaamheid) beoordelaar (voor het afnemen van examens van nieuwe instructeurs).
Het deskundigenrapport
2.3
De deskundige heeft de vragen van het hof als volgt beantwoord, waarbij het hof soms een samenvatting van het antwoord geeft en soms het gehele antwoord.
1. Het scherm Swing Astral 6 (EN-C) voldeed aan de eisen van de reglementen van de KNVvL.
2. Het reglement van de KNVvL geeft een kader, een minimumeis. De instructeur
dient altijd rekening te houden met steeds variërende omstandigheden zoals weer,
omgeving, welbevinden van de piloot, niveau van de piloot, samenstelling instructieteam als
ook het te gebruiken scherm en harnas en de combinatie van die twee.
3a-c. [appellant] kan op basis van zijn logboeken in 2012 met brevet 1 ingeschat worden op een 4, op een schaal van 1 tot 10 (1 is een piloot zonder enige ervaring en 10 is een piloot met brevet 2). Die inschatting is gebaseerd op de volgende indicatoren/factoren: [appellant] had geen luchtwaardigheidsverklaring, geen afgetekende oefeningen in het logboek (verwezen wordt naar lege bladzijden), de door [appellant] zelf genoemde oefeningen in het commentaar bij een vlucht zijn zeer summier en volstrekt onvoldoende voor brevet 2. [appellant] heeft wel vliegervaring maar omdat hij gemiddeld maar een week per jaar vliegt is dat te weinig om die vluchten bij elkaar op te tellen; de opgedane ervaring gaat grotendeels weer verloren. Zijn vliegervaring komt overeen met iemand die recent 21 vluchten heeft gemaakt. [appellant] heeft geen theorie-examen gedaan.
Een piloot kan brevet 2 aanvragen als er voldaan is aan de volgende eisen: 40 vluchten, afgeronde oefeningen, theorie-examen behaald en luchtvaardigheidsverklaring verkregen. [appellant] voldeed slechts aan één eis die de KNVvL stelt namelijk het aantal vluchten. Voor brevet 2 had hij dus ook eerst aan de andere drie vereisten moeten voldoen.
3d. Theorie is essentieel bij schermvliegen. Een goede theoretische kennis is een belangrijke voorwaarde om veilig te kunnen vliegen. Zo is bijvoorbeeld een spin een gevaarlijke manoeuvre om in de praktijk te oefenen. Door goede theoretische lessen kun je een piloot leren hoe een spin voelt, hoe deze veroorzaakt wordt en hoe de piloot moet reageren. Het is dus niet ondenkbaar dat als [appellant] deze theoretische kennis had gehad, het incident anders was verlopen.
3e. De luchtwaardigheidsverklaring wordt afgegeven door een instructeur. De belangrijkste
vraag die een instructeur zichzelf hierbij zou moeten stellen is of de piloot geheel zelfstandig
veilig kan vliegen en geheel zelfstandig kan beslissen wanneer vliegen niet verantwoord is.
De luchtwaardigheidsverklaring is nodig voor het behalen van brevet 2. Een piloot kan
hebben voldaan aan alle andere eisen maar toch niet brevetwaardig zijn. De luchtwaardigheidsverklaring is dan een laatste middel om iemand geen brevet te geven. Het
is tevens mogelijk dat een piloot luchtwaardig wordt verklaard terwijl hij/zij nog niet heeft
voldaan aan de andere eisen. Het niet hebben van deze verklaring is dus relevant want
daarmee geeft een school aan dat zij de piloot niet brevetwaardig vinden.
4a. Geen enkel gekeurd scherm komt spontaan in een spin terecht. Daarvoor is een (grote) input nodig van de piloot. Als de piloot die input wegneemt (door handen omhoog te doen) zal een scherm dat een A scoort op dit onderdeel, zoals de Swing Astral, uit een spin komen.
4b. Piloten zoals [appellant] komen weleens in een spin terecht in situaties die veel stress opleveren. Door de stress gaat de piloot verkeerd reageren en kan een spin veroorzaken. Door de stress zal de piloot vaak ook niet in staat zijn om de spin te herkennen en zodanig te handelen dat de spin-situatie wordt beëindigd.
4c. De testscores voor spin-gedrag van de Swing Astral 6, de Swing Mistral 6 en de Swing Arcus 5 zijn vergelijkbaar en de schermen reageren in de genoemde testen dus vergelijkbaar. Er zijn dus kleine verschillen.
Dit betekent dat als [appellant] op een ander scherm dezelfde stuurbeweging had gemaakt, dit scherm waarschijnlijk ook in een spin terecht was gekomen. Elk scherm is in een spin te brengen. De achterliggende vraag is waarom [appellant] in een situatie terecht kwam waarbij hij deze grote stuurbeweging ging maken.
5h. De hoogste score bepaalt de score voor het scherm. De Swing Astral 6 scoort een C voor “Control movement”, "Behaviour exiting a steep spiral" en bij sommige "Asymmetric collapse". Dat betekent dat de Astral 6 een relatief gevoelig scherm is met flinke reacties bij inklappers en is daarmee een C scherm. De Swing Mistral 6 scoort op deze onderdelen A, A en B, is daarmee een scherm dat rustiger reageert op stuurbewegingen en vanwege de B score op inklappers (collapse) een B scherm is. De Arcus-5 scoort op de meeste onderdelen een "1" en op de inklappers met speed een "1-2". (Dit scherm is ouder en heeft andere tests ondergaan). Dat is grofweg vergelijkbaar met A respectievelijk B dus daarmee zou de Arcus-5 een B scherm zijn.
5i. Deze classificaties zijn de enige objectieve criteria die we hebben en vrijwel alle piloten
(h)erkennen wel de indeling in A, B, C, D klassen. De producent ontwerpt ook altijd bewust een scherm voor een bepaalde klasse en alle ervaring van de ontwerper en testpiloten is er
normaliter op gericht om het scherm zowel qua handling (gevoeligheid), veiligheid als classificatie in een bepaalde klasse te laten vallen.
De indeling is dus van belang om te kunnen beoordelen of een scherm geschikt is voor een bepaalde piloot.
6a. Als je je handen op de juiste wijze omhoog steekt en op de juiste wijze rechtop gaat zitten zal, normaliter, een A of B scherm na enige tijd uit zichzelf minder bewegingen gaan maken. Bij grote bewegingen kan dit best lang duren. Ook het rechtop zitten is minder duidelijk dan het lijkt; belangrijk is om je gewicht in het midden van je harnas te brengen en geen verdere bewegingen te maken. Je handen omhoog steken kan ook foutief; door ze te ver omhoog te brengen of teveel zijwaarts te steken, kan er remdruk blijven. Het gaat om de afstand tussen de handen en de katrol. Als je je handen ver omhoog steekt kom je voorbij de katrol waarbij je dan weer aanremt. Als het rechtop zitten niet in het midden is en je bijvoorbeeld de schommeling probeert tegen te gaan en de handen omhoog zijn niet symmetrisch dan kan de reactie van de piloot de bewegingen versterken in plaats van verminderen. Vooral bij grote initiële bewegingen is dit niet eenvoudig. Handen bij de katrolletjes en stilzitten is in het algemeen een betere reactie.
Het 1e instructiefilmpje dat de deskundige heeft ontvangen en bekeken geeft volgens de deskundige niet een goede weergave van de situatie waarin [appellant] zich bevond. In dit filmpje zien we iemand vreemde, grote, korte stuurbewegingen maken terwijl hij rechtdoor vliegt. In werkelijkheid ging het waarschijnlijk om een grote uitslag, ontstaan door een forse beweging gedurende enige tijd van zowel lichaam als handen van [appellant] . Bij een A scherm is deze input nodig om een vlotte bocht te maken; bij een gevoeliger scherm (zoals bv. de Astral) heeft dit veel grotere gevolgen.
Op het tweede instructiefimpje is te zien dat een zeer ervaren piloot wingovers maakt. Er is grote input met beide handen van de piloot nodig om de wingover veilig te kunnen (af)maken en de ervaren piloot doet dat automatisch om een inklapper te voorkomen. Een minder ervaren piloot zal dit niet doen en het scherm zal inklappen. Als een piloot niet getraind is op het hanteren van een inklapper dan kan dit een gevaarlijke situatie opleveren.
6b. De vraag of het mogelijk is dat [appellant] bij zijn vlucht zijn handen niet omhoog heeft gedaan en/of niet rechtop is gaan zitten kan de deskundige niet beantwoorden omdat uit de getuigenverklaringen niet helder blijkt wat er precies is gebeurd. Een antwoord zou speculatief zijn. Als het scherm in een flat spin terecht is gekomen, dan is dat door input van [appellant] . Voor een spin is het nodig dat minstens 1 hand laag zit. Dat kan best voorafgegaan zijn door handen-hoog maar dat hoeft niet. Niet rechtop zitten kan nooit een spin veroorzaken, wel een snelle draaiing.
7a. De deskundige kan op die vraag niet bevestigen dat het belangrijkste veiligheidsaspect bij het schermvliegen “de omstandigheden” zijn omdat dit een te vaag begrip is. De
belangrijkste omstandigheid ten aanzien van de veiligheid is zijns inziens de piloot. Als de piloot nog niet is gebrevetteerd, is de piloot nog niet in staat om zelfstandig de juiste beslissingen te nemen en is dus de instructeur de belangrijkste omstandigheid. Andere omstandigheden zijn bijvoorbeeld het weer, andere piloten, de start, de landingsterreinen maar deze zijn allemaal ondergeschikt aan de piloot c.q. instructeur omdat deze omstandigheden juist ingeschat kunnen en moeten worden.
7b. Bij het verkeerd inschatten van het weer is elk type scherm gevaarlijk. Het verkeerd inschatten van een scherm kan zeker gevaar opleveren. Dit gevaar bestaat eruit dat je de reactie van een scherm op bepaalde (weers)omstandigheden onderschat. Als je gewend bent aan een A scherm kan je verrast worden door de reactie van een C scherm onder verder exact dezelfde omstandigheden. Als je altijd met rustig weer hebt gevlogen en dan onder sterke weersomstandigheden gaat vliegen zou het scherm kunnen inklappen. Als je niet weet hoe je die moet opvangen is de kans op een ongeluk groot.
7c. Vliegen zonder risico bestaat niet. Rustige omstandigheden helpen zeker bij het verminderen van het risico, maar sluiten niet uit dat er toch ergens een stuk onveilige lucht is of dat de piloot een foute handeling uitvoert tijdens start, vlucht of landing. Als er wind of zon is, is er beweging in de lucht die op sommige plekken altijd gevaarlijk kan zijn; ongeacht met welk scherm je vliegt. Wat belangrijk is, is de reactie van de piloot en de reactie van het scherm op deze onvoorziene omstandigheden.
8a. Anders dan de vraagstelling suggereert (het loopt meestal goed af, maar soms niet omdat de piloot zijn handen niet omhoog doet en blijft overreageren) is de ervaring van de deskundige dat het meestal goed afloopt omdat de schoolschermen erg veilig zijn. Zelfs als je veel fout doet heeft het scherm veel passieve veiligheid (= veiligheid waarbij de piloot niets hoeft te doen). Handen omhoog is soms noodzakelijk voor een goede afloop maar lang niet altijd. Schoolschermen zijn juist gemaakt om ook te herstellen in situaties waarbij de cursist niet optimaal reageert. Iemand is per slot van rekening nog cursist en mag fouten maken.
Het belangrijkste instrument van de paraglidinginstructeur is de inschatting vooraf. Hoe gaat iemand reageren als het spannend wordt. Als je dat niet vertrouwt dan is het van belang om iemand niet in een situatie te brengen die spannend wordt. Mocht het toch gebeuren dat een cursist overreageert, dan kun je via de radio het commando "handen hoog" of "handen naar de katrol” geven. Mocht dat niet werken dan kun je bv zeggen "stil blijven zitten, kijk eens naar je handen, doe ze naar de katrol". Overigens is het commando "handen hoog" alleen bij A en B schermen in alle situaties correct. C schermen hebben minder passieve veiligheid en zullen niet altijd uit zichzelf herstellen.
8b. De mogelijkheden voor een instructeur om in te grijpen zijn beperkt want die heeft alleen maar een radio.
8c. Overreageren kan worden voorkomen door een goede opleiding te volgen waarbij situaties worden nagebootst onder veilige omstandigheden. Oefeningen zoals inklappers, milde wingovers, 2 maal 360, 8-figuur geven de piloot meer gevoel voor het scherm en leren de piloot om op een correcte wijze om te gaan met deze vliegomstandigheden. De kans op een overreactie van de piloot wordt hierdoor kleiner. Een piloot moet leren dat heftige
bewegingen prima zijn en dat een scherm veel meer kan hebben dan men in eerste instantie
denkt, mits je hier op een goede wijze op reageert.
8d. Wat er precies is gebeurd, is uit de getuigenverklaringen niet helder. Het is wel vrijwel zeker dat er op een gegeven moment sprake was van een spin. Een spin wordt veroorzaakt door input van de piloot.
De meest logische verklaring voor het ongeval is mijns inziens dat [appellant] een bocht heeft ingezet op de voor hem gebruikelijke wijze. Het scherm reageert heftiger dan hij gewend was. Handen omhoog en rechtop zitten bracht niet direct resultaat en het is mijns inziens dus zeker mogelijk dat hij heeft geprobeerd om door middel van rem-input het scherm te corrigeren. Daarmee werden de bewegingen hoogstwaarschijnlijk alleen maar erger. Meer en meer input hebben geleid tot een spin. Omdat een spin niet kan ontstaan als de piloot weinig of niet remt moet er op enig moment te veel zijn geremd door [appellant] .
Iedere piloot heeft de vrije keuze om te starten of niet. Het was voor [appellant] een vrije keuze om te vliegen met de Swing Astral 6 maar hij kon volgens de deskundige de consequenties van deze keuze niet goed overzien.
9. Met de beperkte kennis die ik heb over [appellant] (ik heb hem nooit zien vliegen en
ik was niet aanwezig bij het incident noch heb ik kunnen zien welk materiaal is gebruikt)
maar gebaseerd op de bovengenoemde zaken en de door mij gebruikte documenten ben ik
van mening dat het scherm niet aan [appellant] gegeven had mogen worden. Ik heb daarvoor de
volgende redenen:
• [appellant] is mijns inziens een piloot die zichzelf overschat; hij noemde zichzelf ooit vrije vlieger.
[C] [de hulpinstructeur die op 20 augustus 2012 op de landingsbaan stond, toev. hof] gaf ook aan dat [appellant] niet luisterde naar aanwijzingen bij een landing die week ("het kon allemaal wel"). [D] [instructeur in de vliegweek, toev. hof] verklaart dat [appellant] zich meerdere malen niet aan aanwijzingen houdt. Hij behoort daarmee tot een categorie piloten die gevaarlijk is.
• Vader en zoon die samen gaan vliegen zijn een extra veiligheidsrisico in verband met onderlinge competitie. De vader wil vaak laten zien hoe goed hij al kan vliegen.
• De reden om een ander scherm te gaan vliegen was de snelheid. Dat argument klopt
niet. Zolang je het speedsysteem van een scherm niet gebruikt zijn alle schermen
(ook wedstrijdschermen) vrijwel even snel.
• Als een instructeur zegt dat je rustig moet vliegen dan beseft hij blijkbaar ook dat er
een extra risico is. Als [appellant] op zijn vertrouwde scherm was gaan vliegen was deze
opdracht niet nodig geweest.
• Cursisten laten vliegen aan een C scherm is een extra risico, in de KNVvL
reglementen heeft voor en na 2012 gestaan dat cursisten aan een A of B scherm
moeten vliegen. Die regel was en is algemeen geaccepteerd. De reden dat die regel
er tijdelijk uit was gehaald was een verzekeringstechnische discussie, niet een
veiligheidsdiscussie.
• Ook de fabrikanten zelf geven meestal adviezen ten aanzien van het aantal vlieguren
dat iemand moet maken voordat een C scherm gevlogen kan worden. Aan die
adviezen kan een cursist die ongeveer 2 weken per jaar vliegt niet voldoen.
• Testvliegen op een C scherm is volstrekt nutteloos voor iemand als [appellant] . Er was
geen enkel reëel vooruitzicht dat [appellant] op korte termijn goed genoeg zou worden
om aan een C scherm te gaan vliegen.
• Het is een algemeen geaccepteerd uitgangspunt dat je nooit meer dan 1 aspect van
je uitrusting moet veranderen. Bij [appellant] is er zowel een ander scherm als een ander
harnas (de Connect Reverse? Contact X?) gebruikt. Het kan goed zijn dat de grote
bewegingen mede door het andere harnas zijn veroorzaakt. Als je al op een ander
scherm gaat vliegen, doe het dan vooral met het vertrouwde harnas.
• Uit de verklaringen is onduidelijk wat het gebruikte scherm precies was. Het is niet
aannemelijk dat het een standaard schoolscherm was dat vaker werd gebruikt in
cursussen, een school heeft normaliter geen C scherm in de cursus.
• Het is niet duidelijk waarom het noodscherm niet openging. Gezien de verwondingen
van [appellant] was zijn snelheid hoog. Een noodscherm moet dan snel openen en zeker
niet als een pakketje op de grond eindigen. Er is geen verklaring waarom de
noodchute niet open is gegaan en dat levert twijfels op over de staat van de
noodchute dan wel de wijze waarop deze was ingebouwd in het harnas.
Bovenstaande punten zijn allemaal risicofactoren en de combinatie van de punten is mi een
reden om iemand niet aan een C scherm te laten vliegen.
10. De deskundige heeft nog enkele opmerkingen gemaakt over het gebruikte harnas en de noodparachute. Er blijft onduidelijkheid over het gebruikte harnas. [appellant]
geeft duidelijk aan dat het een Contact-X is terwijl [C] aangeeft dat het een Reverse
harnas is. Een Reverse harnas is duidelijk te herkennen omdat hierbij de pakzak en harnas 1
geheel zijn.
De Reverse is een gangbaar harnas. De Reverse is vanwege het beoogde gebruik een
compromis tussen veiligheid en gewicht en is daarom vaak niet de 1e keuze voor een school
maar is verder een prima harnas. Er zijn tegengestelde verklaringen afgelegd over het type
harnas. Zonder verder beeldmateriaal is dit niet op te helderen.
Het is niet helemaal duidelijk op welke hoogte de noodchute is gegooid maar het is vreemd
dat deze helemaal niet open is gegaan. Het is uit de geleverde documenten niet duidelijk
waarom dit zo is.
Een verklaring voor het niet openen van de noodchute zou een geringe hoogte kunnen zijn
waarop deze is gegooid. Het is mijns inziens alleen niet een hele logische verklaring. In een spin is de snelheid laag maar gezien de verwondingen van [appellant] was de snelheid (voorwaarts dan wel neerwaarts) juist hoog. Een reserve zou dan snel moeten openen, ook als deze laag is gegooid. Als de reserve op 10 meter hoogte is gegooid bij een hoge snelheid dan zou deze neerkomen zoals hier gebeurd is. Bij andere hoogtes zou je een andere uitkomst
verwachten. Ik zou dan ook verwachten dat de noodchute na het ongeval onderzocht zou
worden maar dat is blijkbaar niet gebeurd. Zonder verder fotomateriaal kan dit niet
opgehelderd worden.
Het commentaar op het deskundigenrapport
2.4
[appellant] heeft zich in de memorie na deskundigenbericht grotendeels geschaard achter de inhoud van het rapport en de conclusies van de deskundige. Hij heeft enkele opmerkingen gemaakt over het gebruikte harnas (volgens hem heeft hij ook een ander harnas gekregen toen hij het scherm Astral-6 kreeg) en hij weerspreekt dat hij een gevaarlijk piloot/vlieger is. [appellant] suggereert dat Inferno mogelijk nog aanvullend beeldmateriaal (foto’s) heeft van direct na het ongeval.
2.5
Inferno heeft in haar memorie na deskundigenbericht geschreven dat naast haar aanvankelijke scepsis tegen Buis (die zij heeft prijsgegeven als compromis), Buis niet heeft vermeld dat er sprake is van “verwevenheid” tussen de vliegschool Paragliding Holland B.V. en de zoon van de commercieel directeur van de sportschool [E] . Voorts heeft Inferno ná het gereedkomen van het eindrapport een eigen deskundige gezocht (J. Vermeulen) die commentaar heeft geleverd op de bevindingen en conclusie van Buis. Dit rapport is als productie E aan de memorie gehecht.
Het oordeel van het hof over het deskundigenrapport
2.6
Het hof oordeelt als volgt. Voor zover Inferno heeft willen klagen over de persoon van de deskundige en zijn onafhankelijkheid geldt het volgende. Volgens het voorschrift in artikel 198 lid 1 Rv dient de deskundige zijn opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen. De raadsheer-commissaris heeft voorafgaand aan de opdracht dit aspect telefonisch gecheckt bij de deskundige. Dat Buis als instructeur aan Paragliding Holland is verbonden was ook Inferno genoegzaam bekend, immers gezocht is naar een deskundige op het gebied van paragliding/schermvliegen. Dat drs. [F] (voorzitter veiligheidscommissie schermvliegen) twee schriftelijke verklaringen op verzoek van [appellant] heeft opgesteld (prod. 22 en 23 memorie van grieven) en dat deze [F] de vader is van de commercieel directeur [E] van Paragliding Holland brengt niet mee, zonder enige concrete toelichting, dat Buis daarom zijn opdracht niet onpartijdig en naar beste weten zou kunnen volbrengen. Dit niet nader onderbouwde commentaar verwerpt het hof.
2.7
Inferno voert onder nummer 6 van de memorie na deskundigenbericht aan dat deskundige Buis (kennelijk, zo begrijpt het hof) tegenstrijdig/onduidelijk is als hij schrijft dat [appellant] gezien zijn vliegervaring in staat moet zijn om een rustige glijvlucht met de Astral-6 te maken (dit is een antwoord op een vraag van Inferno in de conceptfase) terwijl Buis in antwoord op vraag 3a tot het oordeel komt dat hij [appellant] op weg naar brevet 2 niet meer geeft dan een 4 (terwijl Vermeulen tot een 8 komt). Het is het hof niet duidelijk gemaakt en geworden wat die gestelde onduidelijkheid nu betekent, nog daargelaten dat de toelichting van Buis op een vraag van Inferno naar aanleiding van het conceptrapport zich moeilijk laat vergelijken met het antwoord op vraag 3a in het definitieve rapport. Voorts meent Inferno dat de vliegervaring van [appellant] sterk onderschat wordt door de deskundige en dat hij de aangeleverde stukken onvoldoende heeft bestudeerd. [appellant] heeft immers ook lange, hoge, thermische vluchten gemaakt, aldus Inferno. Het hof verwijst naar het goed onderbouwde en overtuigende antwoord van deskundige Buis op vraag 3a hiervoor weergegeven onder 2.3: heeft wel vliegervaring maar omdat hij gemiddeld maar een week per jaar vliegt is dat te weinig om die vluchten bij elkaar op te tellen; de opgedane ervaring gaat grotendeels weer verloren. Zijn vliegervaring komt overeen met iemand die recent 21 vluchten heeft gemaakt. De (enkele) verwijzing naar het volgens Inferno “goed onderbouwde rapport van de heer Vermeulen” en diens antwoord op de vragen 7-8 is onvoldoende concreet om het antwoord van deskundige Buis niet te volgen.
2.8
Onder nummer 7 van de memorie na deskundigenbericht voert Inferno aan dat Vermeulen op basis van de ervaring, kennis en kunde van [appellant] , zoals die (alleen al) blijkt uit zijn logboeken, de toen heersende weersomstandigheden en de classificaties van het scherm tot zijn terechte en overtuigende oordeel komt dat Inferno de Astral 6 aan [appellant] ter beschikking heeft mogen stellen. Deze stelling of weerlegging van het antwoord van deskundige Buis in antwoord op vraag 9 is onvoldoende onderbouwd, niet in de laatste plaats omdat de actuele deskundigheid van Buis niet in het geding is (geweest) en hij nog steeds als instructeur en PVB-beoordelaar werkzaam is; Vermeulen is sinds 2012 niet meer werkzaam in de sport. Dat Vermeulen een andere inschatting heeft gemaakt dan Buis is onvoldoende redengevend om daarom Buis niet te volgen.
Voor het overige is het commentaar van Inferno op het rapport van deskundige Buis in te algemene bewoordingen aangevoerd, soms met enkele verwijzing naar hetgeen deskundige Vermeulen vindt (zoals dat Vermeulen het antwoord van Buis fileert en daarvan geen spaan heel laat), zodat dit commentaar niet voldoet aan de eisen die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad hiervoor geldt (weergegeven onder 2.7), een en ander in het kader van een behoorlijke rechtspleging.
2.9
De vraag of [appellant] nu wel of niet als “een gevaarlijk piloot” moet worden gekwalificeerd (beide partijen menen dat dat niet zo is), kan in het midden blijven, nu dit element één van de factoren is die volgens de deskundige Buis meewegen bij de beslissing om het scherm Astral 6 aan [appellant] wel of niet mee te geven (zijn antwoord op vraag 9). De deskundige benoemt in dat kader ook dat [appellant] een piloot is die zichzelf overschat (door geen der partijen bestreden), hetgeen de deskundige baseert op verklaringen van [C] (degene die op de dag van het ongeval aanwezig was) en [D] (de vlieginstructeur van die week); deze verklaringen zijn als producties 7 en 8 bij conclusie van antwoord overgelegd. Ook zonder de toevoeging bij vraag 9 onder de eerste bullit “Hij behoort tot een categorie piloten die gevaarlijk is” blijft staan dat [appellant] een piloot is die zichzelf overschat. Deze laatste zin is naar het oordeel van het hof niet doorslaggevend voor de conclusie van de deskundige Buis in antwoord op vraag 9, zoals de niet bestreden omstandigheden dat het door cursisten laten vliegen met een C scherm een extra risico is (in de KNVvL
reglementen heeft voor en na 2012 gestaan dat cursisten aan een A of B scherm
moeten vliegen, hetgeen een algemeen geaccepteerde regel was en is), dat de fabrikanten zelf meestal adviezen geven ten aanzien van het aantal vlieguren dat iemand moet maken voordat met een C scherm gevlogen kan worden. Aan die adviezen kan een cursist die ongeveer twee weken per jaar vliegt niet voldoen.
2.10
Concluderend oordeelt het hof dat de antwoorden en de toelichting van de deskundige Buis overtuigend zijn en het hof neemt die ook over, evenals de conclusie en het gemotiveerde antwoord onder vraag 9 dat het scherm Astral 6 niet aan [appellant] gegeven had mogen worden. Daarmee blijft onbesproken wegens gebrek aan relevantie de overige punten (van dispuut) of [appellant] nu wel of niet een ander type harnas heeft gekregen op de dag van het ongeval en hoe het komt dat de noodparachute niet is opengegaan.
Voor het horen van Vermeulen (als getuige-)deskundige van de zijde van Inferno (op de voet van artikel 200 lid 1 Rv) ziet het hof geen aanleiding.
Concluderend oordeelt het hof voorts dat Inferno aan [appellant] een scherm (de Astral-6) ter beschikking heeft gesteld dat niet paste bij zijn kennis en (vlieg)ervaring en dat Inferno daarmee tegenover [appellant] onzorgvuldig heeft gehandeld. De overige grieven (4-7) van [appellant] slagen. Grief 3 komt hierna nog aan de orde.
De niet eerder besproken stellingen en weren van partijen
2.11
Nu het hoger beroep van [appellant] slaagt zullen de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigd moeten worden en zal het hof (in het kader van de devolutieve werking van het hoger beroep) de niet door de rechtbank besproken stellingen en weren van partijen beoordelen.
Het exoneratiebeding
2.12
Allereerst heeft Inferno zich beroepen op de exoneratie in haar cursus- en leveringsvoorwaarden/pilootverklaring beroepen. In de door [appellant] ondertekende pilootverklaring (productie 4 conclusie van antwoord) is onder nummer 5 opgenomen: Paraglidingschool Inferno, noch een van zijn medewerkers, aanvaardt enige aansprakelijkheid welke voortvloeit uit gebruik van artikelen of diensten.
Onbetwist staat vast dat [appellant] in cursusverband, in de vliegweek, al bij de instructeurs te kennen heeft gegeven met een ander (iets sneller) scherm te willen vliegen. Zijn verzoek is gehonoreerd doordat hem feitelijk op maandag het scherm Astral 6 ter beschikking is gesteld om daarmee een proefvlucht te maken; hierbij waren de instructeurs van Inferno aanwezig. [appellant] heeft aldus, ook volgens zijn eigen stelling onder grief 3, steeds “louter onder de vleugels van Inferno gevlogen.” Gezien deze feiten en omstandigheden oordeelt het hof dat de exoneratie in de pilootverklaring ook nog gelding had op die maandag. Inferno kan zich daarop beroepen.
2.13
In hoger beroep heeft [appellant] onder grief 11 aangevoerd dat het exoneratiebeding op de grijze lijst van artikel 6:237 aanhef onder f BW is opgenomen en dat het (exoneratie)beding daarom vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn. [appellant] heeft als relevante omstandigheden opgesomd: de pilootverklaring is eenzijdig opgesteld, [appellant] is consument en Inferno is een professionele onderneming, het exenoratiebeding is onduidelijk door de gebruikte woorden, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen opzettelijk of door grove schuld toegebrachte schade en tussen letselschade of andere soorten schade. Voorts over de ernst van de tekortkoming en de zwaarte van de schuld: Inferno heeft hem een ongeschikt scherm ter beschikking gesteld hetgeen levensgevaarlijk is en Inferno heeft dat opzettelijk gedaan. Minst genomen heeft Inferno bewust roekeloos gehandeld. Maar zelfs als hiervan geen sprake zou zijn, dan heeft te gelden dat ook bij lichtere vormen van schuld, in samenhang met de overige omstandigheden van het geval, het exoneratiebeding onaanvaardbaar is. [appellant] voert ten slotte aan dat deze risico’s (voor ongevallen van cursisten) wel verzekerbaar zijn, zoals ook bij andere vliegscholen het geval is (Inferno is een grote vliegschool) en dat [appellant] zich niet heeft verzekerd (of kon verzekeren) voor letselschade door ongevallen als de onderhavige. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] nog toegelicht dat hij wel via een reisverzekering dekking had voor gevaarlijke sporten en dat de repatriëringskosten na het ongeval door de reisverzekering zijn vergoed; een en ander blijkt ook uit het polisblad van de “ANWB Doorlopende Reisverzekering” van [appellant] (productie 26 memorie van grieven).
2.14
Inferno heeft in de conclusie van dupliek onder 41 aangevoerd dat het uitsluiten van aansprakelijkheid geenszins ongebruikelijk is gelet op enerzijds de grote gevolgen die een ongeval kan hebben en anderzijds de geringe verdiensten voor de vliegschool en onverzekerbaarheid tegen aansprakelijkheid. Bovendien is paragliden een risicosport waarvoor deelnemers worden gewaarschuwd. In de memorie van antwoord onder 84, in respons op grief 11, heeft Inferno erop gewezen dat het risico van aansprakelijkheid tegenover cursisten niet gedekt lijkt te zijn.
2.15
Nu de (standaard)tekst in de pilootverklaring regelmatig wordt gebruikt door Inferno door verstrekking daarvan aan cursisten, onder wie ook [appellant] (niet alleen in 2012 maar ook in voorgaande jaren) is sprake van algemene voorwaarden als bedoeld in artikel 6:231 lid 1 aanhef, sub a BW. [appellant] heeft aanvankelijk gesteld (inleidende dagvaarding onder 8 en conclusie van repliek onder 78 e.v.) dat hij geen redelijke mogelijkheid heeft gehad om hiervan kennis te nemen. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] echter verklaard dat hij de pilootverklaring wel kende; hij heeft in ieder geval, zo staat vast, de pilootverklaring van 2012 ondertekend (eveneens in voorgaande jaren). Deze pilootverklaring met daarin opgenomen een aantal bedingen (algemene voorwaarden) beslaat één A4-tje waarin onder meer het bovengenoemde exoneratiebeding in duidelijke bewoordingen is opgesteld. [appellant] heeft van deze algemene voorwaarden met ondertekening van de pilootverklaring kennis kunnen nemen en aanvaard, waaronder ook de exoneratieclausule.
2.16
De (vervolg)vraag die het hof moet beantwoorden is of het exoneratiebeding, dat door [appellant] buitengerechtelijk is vernietigd een onredelijk bezwarend beding is. Inferno heeft, als gebruiker van de algemene voorwaarden, het wettelijke vermoeden van artikel 6:237 aanhef onder f BW tegen zich: het exoneratiebeding (dat ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke bepalingen betreffende de verplichting tot schadevergoeding) wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Het is aan Inferno om te stellen en zo nodig te bewijzen dat dit niet zo is. Hiervoor tellen alle (aangevoerde) feiten en omstandigheden mee, waaronder de verzekerbaarheid van het risico, de aard van de schade-oorzaak en het soort schade (zoals letsel of zaakschade).
2.17
Inferno heeft zich met name beroepen op de gebruikelijkheid van deze exoneratie bij vliegscholen (grote gevolgen/geringe verdiensten) en de onverzekerbaarheid van het risico. [appellant] heeft dit laatste betwist door onder meer overlegging van een e-mailbericht van Driessen & Rappange Verzekeringen (volgens Inferno is dit de huisverzekeraar van de KNVvL) van 31 januari 2017 (productie 25 memorie van grieven). Uit dit e-mailbericht blijkt dat het risico voor aansprakelijkheid voor een paragliding vliegschool “wel degelijk” te verzekeren is, maar wel met een beperkte dekking tot € 150.000,- tegenover een leerling. Inferno heeft een brief van Action Air Sports van 17 oktober 2016 overgelegd gericht aan het bestuur Afdeling Schermvliegen van de KNVvL (productie C bij memorie van antwoord) waaruit volgens Inferno blijkt dat vliegschoolhouders denken dat ze hiermee verzekerd zijn (voor schade) maar dat zij (hoogstwaarschijnlijk) bedrogen uitkomen. Het hof constateert dat deze brief met vragen over verzekerbaarheid ziet op commercieel tandemvliegen en zonder nadere toelichting, die Inferno niet heeft gegeven, ziet het hof niet in dat uit deze brief met bijlagen volgt dat het risico voor aansprakelijkheid voor ongevallen van leerlingen bij paragliding zoals bij [appellant] het geval was hiermee niet gedekt zou zijn of zou kunnen worden. Nu de inhoud van het e-mailbericht van “de huisverzekeraar van de KNVvL” niet gemotiveerd is bestreden houdt het hof het ervoor dat het risico van schade door ongevallen als de onderhavige wel gedekt kan worden, zij het wel met een beperkte dekking tot € 150.000,-. [appellant] kan zich blijkens de aanvullende verzekering van de ANWB polis niet verzekeren voor de schade door ongevallen bij wintersport en bijzondere sporten, waaronder ook paragliding is genoemd (artikel 30); niet gesteld of gebleken is dat [appellant] dit risico wél kon verzekeren bij een andere verzekeraar.
De andere door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden (weergegeven onder rechtsoverweging 2.13) zijn niet gemotiveerd betwist door Inferno.
2.18
Gezien de niet weersproken, met stukken onderbouwde stelling van [appellant] dat Inferno zich in ieder geval tot een bedrag van € 150.000,- had kunnen verzekeren tegen aansprakelijkheid voor de schade van een leerling als gevolg van een ongeval en [appellant] als gevolg van het ongeval, waarvoor Inferno aansprakelijk is, letselschade heeft bekomen en de overige niet door Inferno bestreden feiten en omstandigheden die door [appellant] zijn aangevoerd, komt het hof tot de conclusie dat Inferno het wettelijke vermoeden dat het exoneratiebeding onredelijk bezwarend is, niet heeft weerlegd. [appellant] heeft aldus op rechtens juiste gronden het exoneratiebeding vernietigd. Grief 11 slaagt. In aansluiting op hetgeen al in rechtsoverweging 2.10 is geconcludeerd, namelijk dat Inferno onzorgvuldig heeft gehandeld, oordeelt het hof dat Inferno tegenover [appellant] schadeplichtig is nu het beroep op het exoneratiebeding niet opgaat.
Het beroep op eigen schuld
2.19
Voorts heeft Inferno zich beroepen op ‘eigen schuld’ van [appellant] , waarmee Inferno kennelijk doelt op de bepaling van artikel 6:101 BW: wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde (hier: [appellant] ) kan worden toegerekend wordt, kort gezegd, de vergoedingsplicht van de aangesprokene (hier: Inferno) verminderd in evenredigheid met ieders bijdrage aan het ontstaan van de schade. Op Inferno rust de stelplicht en de bewijslast voor het aandragen van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [appellant] kan worden toegerekend. Inferno heeft daartoe voldoende aangevoerd en [appellant] heeft zich daartegen verweerd. Naar het oordeel van het hof blijkt genoegzaam uit het deskundigenbericht van Buis dat [appellant] zichzelf als vlieger (heeft) overschat en dat hij de verkeerde beweging(en) heeft gemaakt toen het scherm heftiger reageerde dan hij gewend was. Als de vlieger/piloot dan op de juiste wijze de handen omhoog steekt en op de juiste wijze rechtop gaat zitten dan zal het scherm na enige tijd uit zichzelf minder bewegingen gaan maken. Als de piloot de handen foutief omhoog steekt (te ver omhoog of teveel zijwaarts) kan er remdruk blijven. De (foute) reactie van de piloot kan de bewegingen van het scherm versterken in plaats van verminderen. Vooral bij “grote initiële bewegingen” is dit niet eenvoudig en herstel kan “best lang duren”. De meest logische verklaring voor het ongeval is volgens de deskundige dat het scherm na het inzetten van de bocht heftiger reageerde dan [appellant] gewend was, dat handen omhoog en rechtop zitten niet direct resultaat brachten en dat [appellant] geprobeerd heeft door rem-input het scherm te corrigeren waarmee de bewegingen hoogstwaarschijnlijk alleen maar erger werden. Omdat een spin niet kan ontstaan als de piloot weinig of niet remt moet er op enig moment te veel zijn geremd door [appellant] , aldus nog steeds deskundige Buis. Deze verklaring of reconstructie van Buis komt het hof niet onwaarschijnlijk voor en dat betekent dat [appellant] ook een eigen fout heeft gemaakt waardoor het scherm in een spin is gekomen. Daar komt bij dat paragliding een sport is met risico’s en [appellant] zich hiervan bewust was (hij noemt het in de memorie van grieven onder 83 ook “een gevaarlijke sport”). Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft [appellant] door zijn eigen gedrag ook een bijdrage gehad aan het ontstaan van het ongeval en kan dit hem ook worden toegerekend. Nu echter ook Inferno aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen door het ter beschikking stellen van een scherm dat niet paste bij [appellant] kennis en (vlieg)ervaring en Inferno als professional daarmee ook een iets zwaardere (causale) bijdrage aan het ontstaan van de schade door het ongeval kan worden verweten, oordeelt het hof dat de mate van eigen schuld aldus verdeeld wordt dat de bijdrage van [appellant] aan het ontstaan van de schade 40% is en dat dus de bijdrage van Inferno aan het ontstaan van de schade 60% is. Op gronden van billijkheid ziet het hof geen aanleiding om tot een andere verdeling te komen.
Verwijzing naar de schadestaat
2.20
Tot slot merkt Inferno nog op (conclusie van antwoord onder nummer 34) dat voor verwijzing naar de schadestaatprocedure enige onderbouwing nodig is. De verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten wordt expliciet betwist (conclusie van dupliek onder nummer 42). Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure (op de voet van artikel 612 Rv) is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. [appellant] heeft (flink) letsel bekomen als gevolg van het ongeval, zodat minst genomen ook immateriële schade aannemelijk is. De verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten zijn weliswaar betwist maar ook deze vordering is een onderdeel van de schade.
Al met al heeft [appellant] meer dan aannemelijk gemaakt dat hij mogelijk schade heeft geleden als gevolg van het ongeval van 20 augustus 2012. Het hof zal dan ook een veroordeling uitspreken tot schadevergoeding op te maken bij staat, zoals [appellant] heeft gevorderd. De vordering tot voldoening van de wettelijke rente hierover vanaf 20 augustus 2012 zal het hof niet toewijzen, doch bepalen dat de wettelijke rente is verschuldigdheid vanaf de ingangsdatum dat de schade is geleden; dit kan dus betekenen dat voor verschillende schadeposten verschillende ingangsdata gelden. Een en ander zal in de schadestaatprocedure aan de orde komen.
Bewijs
2.21
Inferno heeft geen concrete stellingen betrokken die aanleiding kunnen zijn voor enig nader bewijs, zodat het algemene bewijsaanbod door het hof wordt gepasseerd.
3. De slotsom
3.1
De grieven slagen grotendeels. De bestreden vonnissen zullen worden vernietigd.
3.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Inferno in de kosten van beide instanties veroordelen.
De kosten voor de procedure voor de rechtbank aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 98,54
- griffierecht € 282,-
- getuigentaxen nihil
totaal verschotten € 380,54
- salaris advocaat € 2.486,- (5,5 punten x tarief II-oud)
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 94,08
- griffierecht € 314,-
- kosten deskundigenbericht € 1.850,-
totaal verschotten € 2.258,08
- salaris advocaat € 3.222,- (3 punten x tarief II-nieuw)
3.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 1 juli 2015, 28 oktober 2015 en 23 maart 2016 en doet opnieuw recht;
veroordeelt Inferno tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te vergoeden de ten gevolge van het door hem overkomen ongeval van 20 augustus 2012 geleden en nog te lijden schade, en wel voor 60% van de geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de ingangsdatum dat de schade is geleden;
veroordeelt Inferno in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de rechtbank vastgesteld op € 380,54 voor verschotten en op
€ 2.486,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.258,08 voor verschotten en op € 3.222,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, A.E.B. ter Heide en H. Wammes, ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 september 2020.
Uitspraak 18‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Aansprakelijkheid vliegschool voor ongeval met paragliding? Het hof oordeelt in dit tussenarrest dat appellant niet bewust ‘wingovers’ heeft gemaakt, dat hij het nieuwe scherm waarmee hij vloog niet onder controle kreeg en daardoor in een ‘flatspin’ terecht kwam en op de grond viel met letselschade als gevolg. Volgt uitlating deskundigenbenoeming voor onderzoek normschending door vliegschool.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.194.214
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 158186)
arrest van 18 december 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. J.L.J. van Apeldoorn,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Paragliding Inferno B.V.,
gevestigd te Almelo,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Inferno,
advocaat: mr. J. Dijkman.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof heeft in het tussenarrest van 18 oktober 2016 een comparitie van partijen gelast (vóór de verdere memoriewisseling in hoger beroep) die op 12 december 2016 heeft plaatsgevonden. Van deze comparitie is een proces-verbaal opgemaakt dat naar partijen is verzonden.
1.2
Op de roldatum van 21 maart 2017 heeft [appellant] een memorie van grieven (met producties 17-26) genomen.
1.3
Op de roldatum van 5 juli 2017 is namens Inferno bij akte van depot een usb-stick met een instructiefilmpje en andere filmfragmenten ter griffie gedeponeerd.
1.4
Op de roldatum van 18 juli 2017 heeft Inferno een memorie van antwoord (met producties A-C) genomen.
1.5
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2. De vaststaande feiten
2.1
Inferno exploiteert sinds 1990 een (in Nederland gevestigde) paragliding-school en verzorgt in dat kader schermvlieglessen (paragliding) in onder andere Frankrijk en Turkije. Aan Inferno zijn gediplomeerde paragliding-instructeurs verbonden en ervaren, gecertificeerde hulpinstructeurs. [B] is instructeur en eigenaar van Inferno.
2.2
[appellant] vliegt vanaf 1997. Hij heeft zich in oktober 2007 voor het eerst bij Inferno (via de website) aangemeld voor een cursus paragliden in Turkije. In zijn aanmelding schrijft hij onder meer: “Ik wil graag een 10 vluchten pakket aanschaffen. Ik ben een vrije vlieger en wens geen cursus. (…) Ik heb 3 weken parapente-ervaring van ongeveer 4 jaar geleden.” Na akkoord van Inferno heeft [appellant] diezelfde dag nog gemaild: Ik had op het inschrijvingsformulier abusievelijk een vinkje gezet bij ‘Vrije Vliegers’, maar dat ben ik niet, begreep ik, omdat ik nog geen brevet 2 heb.”
Daarna heeft [appellant] zich in de jaren 2008, 2010 en 2011 steeds bij Inferno voor 1 week, brevet 2, in Turkije aangemeld en steeds met huur van een scherm en ander materiaal van Inferno.
2.3
Per e-mail van 2 juli 2012 heeft [appellant] zich (met zijn zoon) bij [B] opgegeven voor een week vliegen in Volantis, Frankrijk. [appellant] heeft (in 2012) een zogenaamde “pilootverklaring” ondertekend waarin waarschuwingen en voorwaarden zijn opgenomen.
2.4
Op 20 augustus 2012 heeft [appellant] in Frankrijk (plateau St. Jean Mont Clar) met het (door Inferno eenmalig ter beschikking gestelde) vliegscherm (Astral 6) een ongeval gehad, waardoor hij ernstig letsel heeft opgelopen (multitrauma borst en verschillende fracturen). [appellant] heeft langere tijd in ziekenhuizen gelegen en verschillende operaties ondergaan.
2.5
Per brief van 15 januari 2013 heeft een schadebemiddelaar van Europrotector (ingeschakeld via St. Achmea Rechtsbijstand) Inferno namens [appellant] aansprakelijk gehouden voor de schade als gevolg van het ongeval.
2.6
Per brief van 16 januari 2013 heeft [B] namens Inferno aansprakelijkheid van de hand gewezen en tevens geschreven dat Inferno niet verzekerd is voor persoonlijk letsel van de cursisten.
2.7
Per brief van 29 januari 2013 heeft mr. K. Aantjes (ingeschakeld door Europrotector) onder meer de bedingen in de (al onder 2.3 genoemde) “pilootverklaring” vernietigd op de voet van artikel 6:233 BW, omdat deze bedingen voor [appellant] “zonder meer onredelijk bezwarend” zijn.
3. Het verloop van het geding
3.1
Met de inleidende dagvaarding van 18 juni 2014 heeft [appellant] de onderhavige procedure gestart en schadevergoeding nader op te maken bij staat gevorderd.
Na een comparitie van partijen, verdere conclusiewisseling en een akte van depot van Inferno (usb-stick met luchtopnamen) heeft de rechtbank op 1 juli 2015 een tussenvonnis gewezen met opdracht aan [appellant] voor het overleggen van de (ontbrekende) vluchtgegevens over de periode 1997-2007 en voor het verschaffen van een nadere toelichting over cursussen/vrije vluchten over de periode 1997-2012.
Na aktenwisseling en akte depot van [appellant] (complete logboeken) heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 28 oktober 2015 onder meer geoordeeld dat [appellant] zich op het vliegniveau Brevet 3 bevindt (rov. 4), dat [appellant] in augustus 2012 niet in cursusverband vloog maar als “vrije vlieger” (rov. 5), dat [B] (Inferno) aan [appellant] op de bewuste dag (20 augustus 2012) het scherm Astral 6 ter beschikking mocht stellen voor een proefvlucht (rov. 8), dat na kennisneming van de opnamen op de usb-stick blijkt dat voor het maken van “wingovers” actief handelen is vereist van de piloot (rov. 10) en dat de voorlopige conclusie luidt dat indien [appellant] de instructies van [B] zou hebben opgevolgd (“rustig vliegen”), de “inklapper” en de “flatspin” als gevolg van wilde correctiebewegingen niet zouden zijn opgetreden (rov. 11). [appellant] is vervolgens belast met het bewijs van de door hem gestelde toedracht van de vlucht en het ongeval (de Astral 6 reageert veel sneller op bewegingen en de correcties leidden tot veel heftiger reacties van het scherm, waardoor de “inklapper” gevolgd door de “flatspin” heeft plaatsvonden en [appellant] heeft zich aan de aanwijzingen/waarschuwingen gehouden).
Op 8 december 2015 heeft het getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij [appellant] zelf, [C] (vrijwillig hulpinstructeur) en de zoon van [appellant] als getuigen zijn gehoord. Er heeft geen contra-enquête plaatsgevonden.
Na conclusiewisseling heeft de rechtbank met waardering van het (getuigen)bewijs in het eindvonnis van 23 maart 2016 geconcludeerd dat [appellant] niet is geslaagd in het bewijs (rov. 5-8) en heeft zijn vorderingen afgewezen.
3.2
[appellant] heeft tegen de tussenvonnissen van 1 juli 2015, 28 oktober 2015 en het eindvonnis van 23 maart 2016 elf grieven opgeworpen. De grieven 1 en 2 (deels) zien op de feitenvaststelling in het tussenvonnis van 1 juli 2015. Nu het hof zelf in hoger beroep de feiten heeft vastgesteld, behoeven de grieven1 en 2 (deels) geen bespreking meer. De grieven 3 tot en met 7 zien op de hierboven onder 4.1 weergegeven oordelen van de rechtbank in het tussenvonnis van 28 oktober 2015. Het hof zal deze grieven tezamen bespreken en beoordelen. De grieven 2 (w.b. de wingovers), 8, 9 en 10 zien op de bewijswaardering van de rechtbank in het eindvonnis; het hof zal ook deze grieven tezamen bespreken en beoordelen. Voorts heeft [appellant] nog getuigenbewijs aangeboden van niet nader genoemde getuigen (medecursisten die het ongeval mogelijk hebben gezien) en getuigendeskundigen.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Een geschilpunt tussen partijen is of [appellant] in augustus 2012 als deelnemer aan de (week)cursus van Inferno heeft te deelgenomen. Volgens Inferno is dat niet het geval, omdat [appellant] zich niet via de site van Inferno als cursist had aangemeld en bovendien geen factuur heeft ontvangen voor de huur van de spullen. Onweersproken is dat [appellant] in alle jaren vóór 2012 steeds bij Inferno vloog in cursusverband, dat hij in 2011 een 20-vluchtenpakket bij Inferno had gekocht en daarvan nog 12 vluchten over had, die hij (dus) in augustus 2012 heeft gebruikt. Voort staat onvoldoende weersproken vast dat [appellant] (en zijn zoon) op zondag 12 augustus 2012 in Frankrijk samen met andere cursisten een briefing heeft gekregen van één van de instructeurs van Inferno ( [D] ) en dat hij op maandag 13 augustus 2012 de benodigde spullen heeft gekregen, waaronder het (altijd door hem gebruikte) scherm Arcus. In de door [appellant] ondertekende pilootverklaring, die blijkens zijn verklaring ter zitting in (augustus) 2012 is ondertekend (hetgeen ook blijkt uit de e-mail van [B] van 20 december 2012 (onderdeel prod. 21 memorie van grieven) aan [appellant] : “Hierbij je pilotenverklaring”) staat boven cursief gedrukt de volgende tekst: Hierbij verklaar ik voordat ik aan de cursus deelneem dat ik op de hoogte ben van: (...)” , waarna negen waarschuwingen en voorwaarden volgen. In de zogenoemde “Voorval melding” (onderdeel prod. 21 memorie van grieven) van [C] (die bij het ongeval van 20 augustus 2012 aanwezig was) staat onder de “Gegevens Piloot” onder andere vermeld bij “Brevet”: B1, vlucht binnen de cursus B2 (nog geen theorie examen). Naar het oordeel van het hof brengen deze feiten en omstandigheden met zich dat geoordeeld kan worden dat [appellant] in de week van 12-13 augustus 2012 heeft deelgenomen als cursist (paragliding) van Inferno en wel voor brevet 2. Het enkele feit dat aan [appellant] kennelijk nadien (na het ongeval) geen factuur is gestuurd voor de huur van het gebruikte materiaal, laat het voorgaande onverlet. De grieven 1 en 4 slagen.
4.2
Voorts is tussen partijen in geschil of op de dag van het ongeval, maandag 20 augustus 2012, nog sprake was van een cursus(verband). Inferno stelt dat dat niet het geval is. [appellant] zelf schrijft in zijn verslag enige weken na het ongeval (hij lag toen nog in het VUmc te Amsterdam; onderdeel prod. 20 memorie van grieven) dat hij in de vliegweek al bij de instructeurs van Inferno had aangegeven dat hij wel met een iets sneller scherm wilde vliegen (hij vloog met Swing Arcus 5, zo schrijft hij) en of het ook mogelijk was om met een Swing Mistral 6 te vliegen. Hij vervolgt: “Maandagochtend 20 augustus 2012, 08.00 uur: de baas van Paraglidingschool Inferno [B] was weer terug van zijn vakantie in Spanje. Na een korte briefing gingen we de schermen halen. Ik had ook [B] verzocht om een Mistral 6, maar na even zoeken in het schermenhok bleek die niet beschikbaar. Hij [had] nog wel een Astral 6 liggen, dat was nog een stap verder naar schermen voor gevorderde vliegers, maar dat kun je wel, zei hij. [B] gaf mij aan dat ik een rustig glijvluchtje van mijn eerste vlucht moest maken zodat ik er aan kon wennen.
Uit dit verslag, dat niet inhoudelijk is bestreden door Inferno, blijkt in ieder geval dat [appellant] in cursusverband te kennen heeft gegeven met een “iets sneller scherm” wilde vliegen, dat hem vervolgens op die maandag 20 augustus 2012 ter beschikking is gesteld door Inferno.
Of dan op die bewuste maandag nog sprake was van een (proef)vlucht in cursusverband kan vooralsnog in het midden blijven, nu dit voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Inferno in zoverre niet ter zake doet, omdat ook buiten cursusverband Inferno aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van het ongeval (op grond van onrechtmatig handelen) indien vast komt te staan dat aan [appellant] een scherm ter beschikking is gesteld dat zijn ervaring als paraglider, die Inferno kende op grond van de log- en takenboeken en van de vliegweek daarvoor, te boven ging. Het hof komt hier verderop nog terug.
4.3
Vervolgens zal onderzocht moeten worden wat er precies is gebeurd op de dag van het ongeval. [appellant] zelf heeft in zijn hiervoor al genoemde (en daaruit geciteerde) verslag enkele weken na het ongeval hierover nog het navolgende geschreven: “De start op Plateau de Eau ging erg goed, hoewel ik direct voelde wat [B] bedoelde. (…) Minieme stuurbeweging gaf al reactie, dus ik was voorzichtig. Boven een gemaaid geel veld maakte ik een bocht naar recht[s], die nog veel sneller ging dan ik had verwacht (…). Corrigeren en naar links, ook weer sneller, dan ik verwachtte. Weer corrigeren waardoor een soort slingerbeweging ontstond, ik zag een klein inklappertje rechts, die ik corrigeerde, maar waardoor ik weer een bocht naar links inging. Toen was ik, mijn beleving, nog zo’n 70 a 80 meter van de grond verwijderd, op dat moment ontstond een inklapper van het halve scherm aan de linkerkant (geen idee waarom, misschien wind of thermiek). Ik probeerde deze inklapper er nog uit te halen. Ik hoorde de instructeur beneden roepen gooi je noodchute. In middels was mijn afstand tot de grond vermoedelijk nog zo’n 50 meter. Ik greep naar rechts en gooide mijn noodchute. Dat lukte, maar die opende niet, kennelijk omdat ik in een negatieve draai zat. Vervolgens zag ik de grond met, ik denk een snelheid van zo’n 40 à 50 km/u dichterbij komen. In de draaiende beweging raakt ik met m’n linker been de grond (waardoor onderbeen, enkel en vermoedelijk 4 rugwervels braken). Toen ging het licht uit en sloeg ik vermoedelijk door naar links (waardoor meerdere ribben op meerdere plekken braken en borstbeen links). Verder helemaal niks! [E] [zijn zoon, toev. hof] zag het vanaf het landingsterrein allemaal gebeuren en rende in mijn richting, vermoedelijk na 2 of 3 minuten zag ik het licht weer. (…) Ik kon direct aangeven dat ik mijn linkerbeen had gebroken, pijn in mijn rug had en dat mijn linker long niet goed meer functioneerde.”
Dit verslag heeft [appellant] blijkens zijn e-mail aan [C] (hulpinstructeur) van 4 april 2012 “aan iedereen” (waaruit het hof begrijpt aan in ieder geval de betrokken cursusdeelnemers) gemaild.
In reactie hierop heeft [C] vervolgens per e-mail van 4 september 2012 onder meer geschreven: Hey [appellant] . mooi en heel duidelijk verhaal. Ik denk dat we ondanks de verschillende zichtspunten nagenoeg de zelfde beleving hebben! (…) en het tweede punt is is dat je al in een niet snel corrigeerbaar figuur vloog, (Flat spin) op het moment dat je over de radio hoorde dat je je nood moe[st] gaan gooien ;-)
Ter aanvulling :-)
De reden van de grote inklapper is dat dit deel meer als 90 graden naar beneden stond en dus geen stroming meer van voren heeft.. hierdoor ‘loopt hij leeg’, die moeten we in een ‘echte’ wingover ook altijd aanremmen. de zogenoemde ‘outside break’. Ik hoop dat dat meer verklaard voor je totaalbeeld.”
4.4
In de onder 5.1 al aangehaalde “Voorval melding” (onderdeel prod. 21 memorie van grieven) van [C] is onder meer het volgende geschreven: “Ik stond op het landingsterrein toen ik [appellant] in wingovers zag gaan, bij een later gesprek met [appellant] bleek dat hij schrok van de te snelle bocht die hij in zette en daardoor in een aantal overcorrecties schoot. Hierbij heb ik over de radio naar [appellant] geroepen dat hij rustiger moest doen. Bij de laatste ‘wingover’ werdt de lage kant van het scherm week en klapte weg naar binnen. Dit herstelde zich snel maar een cravat was het gevolg. Doordat hij al weer was gaan verzitten naar de rechterkant en druk op de rechterkant had kwam hij in een ‘flat spin’ uit. Gezien de hoogte waar dit op gebeurde, +/- 100 m, heb ik meteen over de radio geroepen dat hij zijn reserve moest gooien.”
4.5
Als getuige verklaart [appellant] op 8 december 2015 onder meer: “Direct na de start (…) merkte ik dat dat ik op het moment dat ik in de zitpositie in het harnas kwam, het scherm veel heftiger reageerde op kleine zijwaartse bewegingen van mij. In ieder geval veel heftiger dan ik gewend was. Ik maakte geen abnormale bewegingen maar de gebruikelijke om een goede en prettige zitpositie te krijgen. (…) Zo heb ik van [B] geleerd dat de combinatie van gewicht verplaatsen en sturen van het scherm een mooie bocht geeft. In dit geval reageerde het scherm echter veel heftiger en ging veel schuiner dan ik gewend was, daar schrok ik behoorlijk van. (…) Voor zover ik mij herinner heb ik niet met mijn handen extra stuurbewegingen gemaakt, eigenlijk alleen getracht door rechtop te zitten en het gewicht in het midden te houden en het scherm te stabiliseren. Dat lukte uiteindelijk niet en op een gegeven moment is één gedeelte van het scherm in elkaar geklapt. (…) Wel herinner ik mij dat vlak voor het misging, en ik nog op de andere kant hing – met de rechterkant naar beneden – aan de rechter vleugelpunt iets flapperde, dat ik heb gecorrigeerd met de handstuurlijn, de slingerbeweging bleef zich echter voorzetten en ik kantelde weer naar de andere kant op welk moment de linkervleugel in elkaar klapte. (…) Door de inklapper kwam ik in een draaiende beweging [de flatspin, zo begrijpt het hof] en ik hoorde via de portofoon de grondinstructeur [C] roepen: “Gooi je noodparachute”. (…) Voordat [C] mij instrueerde, was ik geen wingovers aan het maken. Ik heb dat wel eerder gedaan onder leiding van [B] in Turkije op grotere hoogte boven zee en ik heb toen geleerd hoe dat moet. Het is in principe een combinatie van bochten maken met de handstuurlijnen en gewicht verplaatsen. Daar was ik op dat moment niet mee bezig, ik probeerde alleen het scherm door correcties onder controle te krijgen. (…) Voorts denk ik dat ik op het moment van de bocht naar links ongeveer op 130 of 140 meter boven de grond was en dan haal je het niet in je hoofd allerlei rare fratsen uit te halen.”
4.6
Als getuige verklaart [C] op 8 december 2015 onder meer: “Tijdens de vlucht van [appellant] viel mij daaraan [het scherm, toev. hof] niets bijzonders op en heb ik mijn aandacht ook meer gericht op de cursist die na hem vloog. Totdat ik op een gegeven moment in mijn ooghoek het witte scherm van [appellant] zag in een vreemde positie. (…) In feite was hij dus met scherm naar voren gekanteld. Ik heb meteen door de portofoon tegen [appellant] geroepen: “Rustig, rustig [appellant] rustig!” Ik zag echter dat [appellant] met het scherm niet rustiger deed maar op dezelfde (verkeerde) manier de andere kant op kantelde. Voor mijn gevoel ging dat vier keer achter elkaar zo door. (…) Vervolgens zie ik dat het scherm weer voor [appellant] staat en de rechterkant inklapt waardoor [appellant] met het scherm in een draaibeweging [de flatspin, zo begrijpt het hof] kwam, ging tollen. Ik heb toen onmiddellijk in de portofoon geroepen: “Trek je reserve, trek je reserve”. (…) Op uw vraag of [appellant] voor het inklappen van het scherm wingovers aan het maken was, antwoord ik u dat voor zover ik het kon waarnemen, hij wingovers maakte. Dat wil zeggen dus opzettelijk die bewegingen met het scherm maakte. (…) Als u mij voorhoudt dat [appellant] heeft verklaard dat hij uitsluitend bezig was met het corrigeren van het kantelen van het scherm, zeg ik vanuit mijn positie als hulpinstructeur dat hetgeen ik toen aan bewegingen van het scherm van [appellant] heb gezien, daarmee niet in overeenstemming waren. Alleen al omdat dergelijke correctiemaatregelen op zich uiterst simpel zijn: rechtop zitten en handjes hoog. En zo zag het er bepaald niet uit.”
Ter zitting in hoger beroep van 12 december 2016 heeft [appellant] desgevraagd hierover verklaard dat hij zijn handen in de lucht heeft gestoken en voorts: “ Als je start hang je nog aan het scherm. Later kan je pas gaan zitten. Op het moment dat ik bewoog om te gaan zitten ging het scherm heen en weer en daar schrok ik van. Toen gaf [B] me advies, vanaf de grond, dat ik rustig moest blijven. Daarna werd het scherm weer stabiel. Ik schrok van de bewegingen van het scherm. Later maakte ik een bocht en toen ging het scherm veel schuiner. Ik probeerde dat te corrigeren door recht te gaan zitten en mijn handen omhoog te doen. De schommelbeweging kreeg ik er echter niet meer uit. Dergelijke ervaringen met de Arcus heb ik nooit gehad.”
4.7
Als getuige verklaart de zoon van [appellant] , [E] , onder meer het volgende: “Ik wist dat mijn vader met een ander scherm dan daarvoor zou gaan vliegen. Ik had daaromtrent een beetje gemengde gevoelens, het zat mij niet zo lekker. Waarom kan ik niet echt zeggen, ik was zelf een beginneling (…). Ik stond beneden naast de hulpinstructeur [ [C] , toev. hof] (…) Ik hoorde de hulpinstructeur instructie geven dat mijn vader rustig moest vliegen. Tezelfdertijd zag ik dat het scherm van mijn vader schommelde op een voor mij ongewone manier, ik vond het vreemd en niet een wijze van vliegen die je opzettelijk zou doen. (…) Als u mij vraagt hoe ik de discussie zie omtrent het feit of mijn vader op dat moment wingovers aan het maken was, antwoord ik u dat ik dat niet – in ieder geval op dat moment niet – wist wat het was.”
4.8
Uit de hierboven vermelde schriftelijke verklaringen van [appellant] en van [C] , en dan met name die enige weken na het ongeval zijn geschreven (toen er ook nog geen procedure of debat aanhangig was over de aansprakelijkheid) leidt het hof af dat [appellant] geen “bewuste” wingovers heeft gemaakt, in die zin dat het zijn bedoeling was om die wingovers ook te maken. Ook uit de reactie van [C] op de e-mail van [appellant] en uit hetgeen [C] beschrijft in de “Voorval melding” kan het hof niet de conclusie trekken dat [appellant] bewust wingovers aan het maken was, integendeel zelfs. Dat [C] 2,5 jaar later als getuige in deze procedure daarover iets anders verklaart, namelijk dat [appellant] wingovers maakte is voor het hof niet overtuigend en gezien zijn eerste schriftelijke verklaringen waarin hij nog spreekt over een “foute move” en “overcorrecties”. Ook de ‘wingover’ en een ‘echte’ wingover is door hem tussen aanhalingstekens geschreven. Dat [appellant] kennelijk niet de eenvoudige correctiemaatregelen uitvoerde door rechtop te gaan zitten en zijn handen in de lucht te steken onderstreept overigens de verklaring van [appellant] dat hij het scherm niet onder controle kreeg en dat hij (steeds) schrok van de heftige schermbewegingen. De getuigenverklaring van zoon [E] wat betreft de feitelijke schermbewegingen van zijn vader [appellant] komt overeen met diens verklaring en beleving. Uit de verklaringen van [appellant] , die steeds consistent zijn, leidt het hof af dat hij het voor hem nieuwe scherm Astral-6 vanaf het begin af aan niet onder controle kreeg, ook niet met (kennelijk onjuist) corrigeren, dat hij uiteindelijk daardoor in een flatspin terecht is gekomen en omdat de noodparachute niet meer open ging hij hard op de grond is terechtgekomen met zwaar letsel als gevolg. De grieven 2, 8, 9 en 10 slagen dan ook.
4.9
De vervolgvraag die het hof moet beantwoorden is of Inferno aan [appellant] , die toen (op 20 augustus 2012) vloog op het niveau brevet 2, het scherm Astral-6 ter beschikking kon en mocht stellen, aldus dat dit scherm paste bij zijn kennis en (vlieg)ervaring. Indien dat niet zo is, dan is sprake van een normschending door Inferno en is Inferno uit dien hoofde in beginsel schadeplichtig. Die vraag kan het hof niet zelf beantwoorden, zodat daarvoor een deskundige aangezocht moet worden.
Het hof zal de zaak daarvoor naar de rol verwijzen opdat partijen zich kunnen uitlaten over de persoon/personen van de deskundige(n), de aan deze(n) te stellen vragen en de hoogte van het voorschot. Het verdient zeer de aanbeveling dat de advocaten met elkaar in overleg gaan om te komen tot een gezamenlijke keus voor een deskundige (of deskundigen).
4.10
Tot slot zal het hof [appellant] nog in de gelegenheid stellen in diezelfde akte te reageren op de producties A t/m C bij de memorie van antwoord.
4.11
Iedere verdere beslissing wordt door het hof aangehouden.
5. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 29 januari 2019 voor akte uitlating voor beide partijen, zoals weergegeven onder rechtsoverweging 4.9 en 4.10;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Dozy, A.E.B. ter Heide en H. Wammes, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Ter Heide en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018.