Hof Arnhem, 08-04-2003, nr. 01-00667
ECLI:NL:GHARN:2003:AF8645
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
08-04-2003
- Zaaknummer
01-00667
- LJN
AF8645
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2003:AF8645, Uitspraak, Hof Arnhem, 08‑04‑2003; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2005:AR6000
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2005:AR6000
Uitspraak 08‑04‑2003
Inhoudsindicatie
-
Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 01/00667 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te :`[Z]
ambtenaar : Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 28 november 2000 op bezwaar
navorderingsaanslag nummer : […H77]
dagtekening : 26 oktober 1999
belastingjaar : 1997
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
eerste mondelinge behandeling: op 2 oktober 2002 te Arnhem door mr. Matthijssen, raadsheer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier
waarbij verschenen : [de Inspecteur]
waarbij niet verschenen : belanghebbende en zijn gemachtigde, met kennis-geving aan het Hof
tweede mondelinge behandeling: met schriftelijke toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
- 1.1.
De primitieve aanslag voor het jaar 1997 is vastgesteld op nihil. Bij beschikking met dagtekening 11 juni 1998 heeft de Inspecteur het verlies over 1997, conform de ingediende aangifte, vastgesteld op ƒ 17.540. Tegen deze beschikking heeft belanghebbende geen rechtsmiddelen aangewend.
- 1.2.
Op 26 oktober 1999 heeft de Inspecteur, naar aanleiding van een boekenonderzoek, over 1997 een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 18.460. Na bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag verminderd tot één naar een belastbaar inkomen van ƒ 590. Over dit belastbaar inkomen is belanghebbende geen belasting verschuldigd.
- 1.3.
Belanghebbende verzoekt in zijn beroepschrift, dat is gericht tegen de onder 1.2. bedoelde uitspraak waarbij de navorderingsaanslag over 1997 is verminderd tot nihil, het belastbaar inkomen te verminderen tot negatief ƒ 12.770.
- 1.4.
Omdat de navorderingsaanslag na bezwaar reeds is verminderd tot nihil, heeft belanghebbende geen belang bij zijn beroep tegen de desbetreffende uitspraak. Zijn beroep is daarom ongegrond. In zoverre is het gelijk aan de Inspecteur.
- 1.5.
In een geval als dit dient de Inspecteur evenwel tevens, teneinde de beschikking ex artikel 51a, eerste lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) te herzien en voor de belastingplichtige de mogelijkheid te openen langs de weg van bezwaar en beroep de herziening van het oorspronkelijk vastgestelde verlies te bestrijden, binnen de daarvoor gestelde termijn een, voor bezwaar vatbare, beschikking ex artikel 51 a, derde lid, van de Wet te nemen, waarbij het verlies nader wordt vastgesteld op nihil. Gelet op het verhandelde ter zitting en op de brief van de Inspecteur van 7 oktober 2002 neemt het Hof aan dat zulks nog niet geschied. Indien deze veronderstelling juist is, dient de Inspecteur alsnog een dergelijke beschikking te nemen. Tegen een zodanige beschikking kan belanghebbende rechtsmiddelen aanwenden met dien verstande dat het verlies in rechte niet hoger kan worden vastgesteld dan bij de eerste, onherroepelijk vaststaande, beschikking met dagtekening 11 juni 1998.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 1,5 × € 322 = € 483.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- -
bevestigt de uitspraak waarvan beroep;
- -
verstaat dat de Inspecteur, voor zover zulks nog niet is geschied, alsnog een beschikking neemt als onder 1.5. bedoeld;
- -
gelast de Inspecteur aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 27,23 (ƒ 60) te vergoeden;
- -
veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 483;
- -
wijst de Staat aan als de in artikel 8:74, eerste lid, en artikel 8:75, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2003 door mr. Matthijssen, raadsheer, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. Vermeulen-Post als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I.B. Vermeulen-Post) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 april 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.