HR, 11-04-2014, nr. 13/02610
ECLI:NL:HR:2014:873
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11-04-2014
- Zaaknummer
13/02610
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑04‑2014
ECLI:NL:HR:2014:873, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑04‑2014; (Cassatie)
- Vindplaatsen
V-N 2014/19.4 met annotatie van Redactie
Belastingblad 2014/217 met annotatie van J.A. MONSMA
NTFR 2014/1248 met annotatie van mr. R. van den Berg MRE
Beroepschrift 11‑04‑2014
Edelhoogachtbaar College,
Hierbij stel ik als gemachtigde beroep in cassatie in tegen de hiervoor vermelde en in kopie bijgevoegde uitspraak van het gerechtshof 's‑Hertogenbosch.
De gronden van het beroep in cassatie
Reden voor de instelling van dit beroep in cassatie is gelegen in de schending van het recht alsmede de onbegrijpelijkheid van de tot zijn beslissing leidende oordelen van het hof, meer in het bijzonder de rechtsoverwegingen 4.4, 4.5 en 4.11. Eén middel richt zich tegen de r.o. 4.4. en 4.5. inzake de selectie van de belastingplichtige en één middel richt zich tegen r.o. 4.11. Op grond van de onjuistheid van de genoemde r.o. zijn derhalve ook de r.o. 4.12, 4.13 en 4.14 onjuist.
De rechtsoverwegingen 4.4 en 4.5
Het hof oordeelt dat belanghebbende, zoals tussen partijen (met juistheid volgens belanghebbende) vast staat, in 2008 gebruiker was van de onderhavige standplaats op de camping. Tevens oordeelt het hof dat die omstandigheden betekenen dat belanghebbende als gebruiker is aangemerkt als bedoeld in art. 2 van de Verordening en dus ook als belastingplichtige voor het rioolrecht 2008, zulks ten onrechte, omdat het hof hiermee miskent dat de standplaats geen perceel is, maar slechts een gedeelte daarvan (zie het kadastraal uittreksel, bijlage 4 bij het cassatieberoep) en op grond van art. 3 lid 2 sub b van de Verordening degene die het gedeelte van het perceel (voor zover dat in casu overeenkomt met de standplaats voor gebruik heeft afgestaan) belastingplichtig is en dus niet belanghebbende. Overigens regelt art. 4 van de Verordening een afbakening van gedeelten van percelen voor de afzonderlijke heffing van het recht; echter is reeds in art. 3 lid 2 sub b bepaald wie belastingplichtig is. Getuige de rechtsoverwegingen 4.4. en 4.5. heeft het hof deze grond voor hoger beroep niet onderzocht en dient dit alsnog door een ander hof te gebeuren, tenzij de bestreden aanslag reeds wordt vernietigd op grond van het hierna volgende middel.
De rechtsoverweging 4.11
In de (eveneens bijgevoegde) uitspraak van het hof was hetzelfde geschil aan de orde als in de met dit beroep in cassatie bestreden uitspraak van het hof, met dien verstande dat daarin niet de aanslag rioolrecht over 2008 onderwerp van het geschil was, maar de aanslag rioolrecht over 2007. Daarover oordeelde het hof als volgt.
Na jarenlang bewust geen rioolrecht heffen op camping [A] mocht de gemeente Roerdalen van het hof niet zomaar weer wel rioolrecht gaan heffen. Tot een brief van de wethouder van eind november 2009 mocht belanghebbende erop vertrouwen dat hij niet zou worden aangeslagen voor rioolrecht. Het gerechtshof 's‑Hertogenbosch heeft de aanslag over 2007 vernietigd, omdat de brief niet van vóór de aanslag dateert.
Over het jaar 2008 heeft het hof de aanslag wél in stand gelaten, omdat — zo oordeelt het hof in rechtsoverweging 4.11 — de aanslag over 2008 dateert van na de genoemde brief van eind november 2009. Omdat het vertrouwen op basis waarvan belanghebbende geen aanslag rioolrecht hoefde te verwachten gold volgens het hof conform rechtsoverweging 4.10 tot de datum van de brief c.q. tot eind november 2009 en de jaren 2007 én 2008 op dat moment reeds verstreken waren, ben ik van mening dat de datum van de aanslag voor een vernietiging van de aanslag over 2008 op basis van genoemd vertrouwen niet relevant is. Na het moment van de belastbare feiten in de jaren 2007 en 2008 stonden de fiscale feiten én de mogelijkheden voor belanghebbende om een keuze te maken in het gebruik van onderhavige standplaats op de camping vast. Terecht heeft het hof geoordeeld dat tot het moment van de brief van eind november 2009 geen aanslag rioolrecht zou worden opgelegd. Over de periode tot dat moment mochten geen aanslagen worden opgelegd en derhalve ook niet de onderhavige aanslag.
Conclusie
De uitspraak het hof is onjuist, althans in strijd met het recht, onbegrijpelijk en ontoereikend gemotiveerd. Ik verzoek uw College daarom om deze uitspraak te vernietigen, althans zodanige voorziening te treffen als uw College juist zal achten, met veroordeling van de wederpartij in de proceskosten van het beroep in alle instanties.
Uitspraak 11‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Vertrouwensbeginsel. Beëindiging gewekt vertrouwen. Voor een heffingstijdvak gelegen voor het beëindigingstijdstip moet het beroep op het vertrouwensbeginsel worden gehonoreerd.
Partij(en)
11 april 2014
nr. 13/02610
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 23 mei 2013, nr. 12/00313, betreffende een aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht van de gemeente Roerdalen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag rioolrecht van de gemeente Roerdalen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar is gehandhaafd.
De Rechtbank te Roermond (nr. AWB 10/827) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
In 2008 gold in de gemeente Roerdalen de Verordening Rioolrecht 2008 (hierna: de Verordening), die – voor zover van belang – als volgt luidde:
"Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Met betrekking tot de belasting, als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4. Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat, indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.”
3.1.2.
Aan belanghebbende is op 17 maart 2010 voor het jaar 2008 een aanslag rioolrecht van de gemeente Roerdalen opgelegd wegens het gebruik van een door hem gehuurde standplaats op een camping in die gemeente (hierna: de camping).
3.1.3.
Per 1 januari 2007 heeft herindeling plaatsgevonden van de voormalige gemeenten Ambt Montfort en Roerdalen (de laatste hierna: Oud-Roerdalen) tot de nieuwe gemeente Roerdalen. In Oud-Roerdalen werden de aanslagen in het rioolrecht niet opgelegd aan de houders van standplaatsen, maar aan de exploitant van de camping. De daarbij geldende verordeningen luidden voor wat betreft het belastbaar feit en de belastingplicht gelijk aan de hiervoor in onderdeel 3.1.1 weergegeven Verordening.
3.1.4.
Bij de op 30 november 2009 aan belanghebbende opgelegde aanslag rioolrecht voor het jaar 2007 was een brief van de wethouder van financiën van de gemeente Roerdalen gevoegd (hierna: de informatiebrief). De informatiebrief luidde – voor zover van belang – als volgt:
“Ik kan mij voorstellen dat u verbaasd bent dat u eind november 2009 nog wordt aangeslagen voor rioolheffing omdat u in 2007 de beschikking had over een jaarplaats op camping [A] te [Q].
(…)
Per 1 januari 2007 heeft de herindeling plaatsgevonden van Ambt Montfort en Roerdalen. In 2007 en 2008 zijn de belastingen van beide voormalige gemeenten geharmoniseerd. Dit wil zeggen dat de belastingheffing na harmonisatie voor de gehele nieuwe gemeente gelijk is. Vóór 1 januari 2007 werden in Ambt Montfort al aanslagen rioolrecht opgelegd voor belastingobjecten op recreatieterreinen, waaronder ook aanslagen voor stacaravans. In Oud-Roerdalen werden deze aanslagen niet opgelegd.
(…)
Na de aanslag van 2007 volgen ook de aanslagen van 2008, 2009 en 2010.”
3.2.1.
Voor het Hof was tussen partijen in geschil of de aanslag aan belanghebbende mocht worden opgelegd.
3.2.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende terecht is aangemerkt als gebruiker in de zin van de Verordening. Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de heffingsambtenaar bij belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat hem ter zake van de door hem gehuurde standplaats geen aanslag in het rioolrecht zou worden opgelegd en dat dit vertrouwen is beëindigd door de ontvangst door belanghebbende van de informatiebrief in november 2009. Aangezien de aanslag voor het jaar 2008 met dagtekening 17 maart 2010 aan belanghebbende is opgelegd, kan hij zich niet meer beroepen op het opgewekte vertrouwen, aldus het Hof.
3.3.1.
Het Hof is ervan uitgegaan dat de door belanghebbende gehuurde standplaats op de camping als een perceel in de zin van artikel 4 van de Verordening is aan te merken en dat belanghebbende op grond van artikel 3, lid 2, letter a, van de Verordening daarvan de gebruiker is. Dit uitgangspunt geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Aangezien artikel 3, lid 2, letter b, van de Verordening niet geldt voor gedeelten als bedoeld in artikel 4, blijft de eerstbedoelde bepaling buiten toepassing. Het eerste middel faalt derhalve.
3.3.2.
Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat de heffingsambtenaar bij belanghebbende een in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat hem ter zake van de door hem gehuurde standplaats geen aanslag rioolrecht zou worden opgelegd. Dit vertrouwen is pas beëindigd op het tijdstip van ontvangst van de informatiebrief door belanghebbende in november 2009. Het Hof heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat heffing mag plaatsvinden over het jaar 2008, toen het vertrouwen nog niet was beëindigd.
3.3.3.
Het tweede middel slaagt derhalve.
3.4. ’
s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De aanslag dient te worden vernietigd.
4. Proceskosten
Het college van burgemeester en wethouders zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de heffingsambtenaar in de kosten van het geding voor het Hof en van het geding voor de Rechtbank en in verband met de behandeling van het bezwaar.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak van de heffingsambtenaar,
vernietigt de aanslag,
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 118,
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 974 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
veroordeelt de heffingsambtenaar van de gemeente Roerdalen in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 487 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, in de kosten van het geding voor de Rechtbank aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 487 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand en in de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 243 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2014.