HR, 14-05-2019, nr. 17/03204
ECLI:NL:HR:2019:725
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
14-05-2019
- Zaaknummer
17/03204
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:725, Uitspraak, Hoge Raad, 14‑05‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:515
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Medeplegen opzettelijk binnen grondgebied van Nederland brengen van sojameel met daarin 2 kilogram cocaïne verstopt en/of daarmee vermengd, art. 2.A Opiumwet. Gecontroleerde aflevering van twee zeecontainers uit Bolivia. Klachten over o.m. wetenschap verdachte van de aanwezigheid van cocaïne in de balen sojameel en medeplegen. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 18/02965 (niet gepubliceerd, art. 81.1 RO) en 18/03963 (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, verdachte n-o).
Partij(en)
14 mei 2019
Strafkamer
nr. S 17/03204
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2017, nummer 23/002998-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van deze duur in de mate die de Hoge Raad gepast voorkomt en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 22 maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twintig maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2019.