HR, 15-06-2010, nr. 08/04503
ECLI:NL:HR:2010:BM2501
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15-06-2010
- Zaaknummer
08/04503
- Conclusie
Mr. Knigge
- LJN
BM2501
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BM2501, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM2501
ECLI:NL:PHR:2010:BM2501, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑04‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BM2501
- Vindplaatsen
Uitspraak 15‑06‑2010
Inhoudsindicatie
Geen schriftuur houdende middelen ingediend. N.o. cassatieberoep.
15 juni 2010
Strafkamer
nr. 08/04503
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 april 2008, nummer 23/005806-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 15 juni 2010.
Conclusie 13‑04‑2010
Mr. Knigge
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 1 april 2008 met parketnummer 23-005806-04.
2.
Tegen deze uitspraak heeft de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
3.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 08/01814, 08/01815P, 08/01818, 08/04504P, 08/04506P en 08/04503. In al deze zaken zal ik vandaag concluderen.
4.
De aanzegging als bedoeld in artikel 435 Sv is op 6 november 2008 betekend. De in het tweede lid van artikel 437 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 05 januari 2009. Er is gedurende deze termijn geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen.
5.
Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge artikel 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
6.
Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG