Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 67 [Beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
24-01-2018, Stb. 2018, 38 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 32398)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, Stb. 2018, 498 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / Rechtspositie gedetineerde
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
Tegen de uitspraak van de beklagcommissie, kunnen het hoofd van de instelling en de klager beroep instellen bij de beroepscommissie door het indienen van een beroepschrift. Het met redenen omklede beroepschrift moet uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de uitspraak onderscheidenlijk na die van de mondelinge mededeling van de uitspraak bij de secretaris van de beroepscommissie worden ingediend.
2.
Het beroepschrift wordt behandeld door een door de Raad benoemde commissie van tenminste drie leden of buitengewone leden, die wordt bijgestaan door een secretaris.
3.
De voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de beroepscommissie die een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht is, kan het beroepschrift enkelvoudig afdoen indien hij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, met dien verstande dat hij tevens de bevoegdheden bezit die aan de voorzitter van de voltallige beroepscommissie toekomen.
4.
De voorzitter, dan wel het door hem aangewezen lid, bedoeld in het derde lid, kan de behandeling te allen tijde verwijzen naar de voltallige beroepscommissie.
5.
Ten aanzien van de behandeling van het beroepschrift zijn de artikelen 56, vijfde lid, 58, tweede, vierde en vijfde lid, tweede en derde volzin, 59, vijfde lid, 60, eerste lid, 61 en 62, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de beroepscommissie kan bepalen dat:
- a.
het hoofd van de instelling en de klager uitsluitend in de gelegenheid worden gesteld omtrent het beroepschrift schriftelijk opmerkingen te maken;
- b.
de mondelinge opmerkingen ten overstaan van een lid van de beroepscommissie worden gemaakt;
- c.
ingeval bij een ander persoon mondeling inlichtingen worden ingewonnen, het hoofd van de instelling en de klager uitsluitend in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk de vragen op te geven die zij aan die persoon gesteld wensen te zien.
6.
De indiening van het beroepschrift schorst de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie niet, behalve voor zover deze de vaststelling van een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 66, zevende lid, inhoudt. Hangende de uitspraak op het beroepschrift kan de voorzitter van de beroepscommissie op verzoek van degene die beroep heeft ingesteld en gehoord de andere betrokkene in de procedure de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie schorsen. Hij doet hiervan onverwijld mededeling aan het hoofd van de instelling en de klager.