Rb. Amsterdam, 10-11-2015, nr. 13/520055-09
ECLI:NL:RBAMS:2015:7813
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
10-11-2015
- Zaaknummer
13/520055-09
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2015:7813, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 10‑11‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig, Verstek)
Uitspraak 10‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen door zeer grote geldbedragen, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad en te hebben overgedragen zodat deze aan het zicht van justitie werden onttrokken en zodat daaraan een schijnbaar legale herkomst kon worden verschaft. Verdachte heeft een initiërende en leidinggevende rol vervuld in een grootschalige witwasconstructie, waarbij hij samen met anderen twaalf miljoen euro heeft weggesluisd naar het buitenland. Het betreft hier, naar verdachte wist, verduisterd geld van de Stichting Fonds voor Beeldende Kunsten Vormgeving en Bouwkunst. Verdachte heeft kortom een zeer belangrijke rol gespeeld bij het wegsluizen van crimineel geld en dit kennelijk gedaan uit geldelijk gewin. Verdachte wordt hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/520055-09 (Promis)
Datum uitspraak: 10 november 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans verblijvende op het adres [adres, te plaats] ( [land] ).
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 oktober 2015 en 12 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen-Buist en van wat zij naar voren heeft gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 09 februari 2009 tot en met 02 maart 2009, te Amsterdam en/of te Kerkrade en/of te Heerlen en/of te Londen, in elk geval in Nederland en/of in Groot-Brittannië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft/hebben
hij, verdachte en/of zijn mededader(s), een of meer geldbedrag(en) in elk geval een (totaal)bedrag van (ongeveer)12.198.474,00 EURO (afkomstig van de Stichting Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst) , te weten (onder meer) een of meer van de navolgende geldbedrag(en) (betreffende een of meer storting(en) en/of overboeking(en)):
Zaakdossier 1: Limburg:
- op of omstreeks 09 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 1.000.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [Juridisch Kantoor A] (Inz Derdengelden) en/of
- op of omstreeks 09 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 1.000.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van de [Stichting Derdengelden A] ,
verworven en/of voorhanden gehad en/of (vervolgens)
(onder meer) een of meer van de navolgende geldbedrag(en) (betreffende een of meer storting(en) en/of overboeking(en))
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] :
- op of omstreeks 09 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 350.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van de [Stichting Derdengelden A] en/of
- op of omstreeks 10 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 649.900,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [Stichting Derdengelden A] en/of
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 2] :
- op of omstreeks 10 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 1.000.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [Juridisch Kantoor A] en/of
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] :
- op of omstreeks 13 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 9.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [persoon 1] en/of
- op of omstreeks 13 februari 2009 en/of 16 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 991.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [naam 1] en/of
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 5] :
- op of omstreeks 09 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 6.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 6] ten name van [persoon 2] en/of
- op of omstreeks 09 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 60.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 7] ten name van [medeverdachte 1] en/of
- op of omstreeks 10 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 7.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 6] ten name van [persoon 2] en/of
- op of omstreeks 10 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 30.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 8] ten name van [echtgenote van medeverdachte 1] en/of
- op of omstreeks 10 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 10.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 12] ten name van [medeverdachte 1] en/of
- op of omstreeks 16 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 885.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [naam 1]
en/of
Zaakdossier 2: Oostenrijk:
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 9] (ING) en/of vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 10] (Ministerie van Financiën):
- op of omstreeks 02 maart 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 2.050.000,00 EURO, in elk geval een of meerdere geldbedrag(en), betreffende eenenveertig overboekingen, in elk geval een of meerdere overboeking(en), van (telkens) 50.000,00 EURO op rekening nummer [rekeningnummer 11 (buitenland)] ten name van [naam 2] en/of
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 11] (ABN AMRO):
- op of omstreeks 25 februari 2009 en/of 26 februari 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 6.000.000,00 EURO, in elk geval een of meerdere geldbedrag(en), betreffende eenhonderdentwintig overboekingen, in elk geval een of meerdere overboeking(en), van (telkens) 50.000,00 EURO ter attentie van [persoon 3] en/of [naam 3] en/of
- op of omstreeks 02 maart 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 2.100.000,00 EURO, in elk geval een of meerdere geldbedrag(en), betreffende tweeënveertig overboekingen, in elk geval een of meerdere overboeking(en), van (telkens) 50.000,00 EURO ter attentie van [persoon 3] . en/of [naam 3]
en/of
Zaakdossier 7: [verdachte] :
op of omstreeks 02 maart 2009 een (totaal)bedrag van (ongeveer) 48.474,00 EURO vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 11] (ABN AMRO), betreffende een overboeking op rekeningnummer [rekeningnummer 12 (buitenland)] ten name van verdachte,
overgedragen, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Artikel 420 bis/ter/quater juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Ten aanzien van het verwijt dat verdachte in Londen geld heeft witgewassen, heeft Nederland rechtsmacht en kan het Openbaar Ministerie derhalve worden ontvangen in de strafvervolging aangezien witwassen een misdrijf oplevert en ook in Engeland op dit vergrijp straf is gesteld.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Inleiding
Op 3 maart 2009 kwam bij het Internationaal Rechtshulp Centrum middels de dienst Ipol van Interpol Wenen informatie binnen dat op een Oostenrijkse bankrekening een bedrag van zes miljoen euro in honderdtwintig overschrijvingen van € 50.000,- was gestort door Stichting Fonds voor Beeldende Kunsten Vormgeving en Bouwkunst (hierna: de Stichting) te Amsterdam. Er was vervolgens een poging gedaan door drie mannen om een bedrag van
€ 442.000,- van deze Oostenrijkse rekening contant op te nemen. Deze mannen weigerden zich te legitimeren. Eén en ander was voor de bank in Oostenrijk aanleiding de politie te waarschuwen.
Er werd naar aanleiding van deze melding uit Oostenrijk door de politie in Nederland telefonisch contact opgenomen met de directeur van de Stichting en die verklaarde zich onbekend met genoemde geldtransacties. Op 4 maart 2009 werd door de Stichting vastgesteld dat grote bedragen geld van de bankrekeningen van de Stichting waren verdwenen. Het zou daarbij om in totaal circa zestien miljoen euro gaan.
Uit overzichten van de bank bleek onder meer dat vanaf een rekening van de Stichting bij de ING bank op 9 februari 2009 twee miljoen euro was overgemaakt naar een tweetal rekeningen in Limburg toebehorende aan medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). Deze miljoenen bleken vervolgens te zijn doorgeboekt naar verschillende rekeningen, onder andere naar de rekeningen van [medeverdachte 1] , zijn echtgenote [echtgenote van medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). Het grootste deel van de twee miljoen was doorgeboekt naar diverse bankrekeningen in België waar het geld contant werd opgenomen en het nadien niet meer is teruggevonden.
[medeverdachte 1] heeft verklaard de boekingen te hebben verricht in opdracht van [persoon 6] die volgens [medeverdachte 1] namens de Stichting optrad. Het lichaam van [persoon 6] werd op 12 mei 2009 aangetroffen langs de snelweg. Hij was door een misdrijf om het leven gekomen. (dossier Limburg).
Voorts bleek dat naast de eerder genoemde zes miljoen euro op 2 maart 2009 opnieuw geld, ruim vier miljoen euro, afkomstig van de Stichting was overgemaakt naar eerdergenoemde Oostenrijkse bankrekening, in totaal in drieëntachtig overschrijvingen van elk € 50.000,- (dossier Oostenrijk).
Ook werd op 2 maart 2009 een bedrag van € 48.474,- namens de Stichting overgemaakt naar een rekening in Groot-Brittannië op naam van verdachte (dossier 7).
De Stichting deed na de ontdekking van de illegale overboekingen aangifte van diefstal/verduistering gepleegd door [persoon 5] (hierna [persoon 5] ), de financieel directeur van de Stichting. [persoon 5] is in 2015 door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld voor verduistering tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden.
De rechtbank dient zich te buigen over de vraag of verdachte en zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van (gewoonte)witwassen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar het schriftelijk requisitoir, samengevat het volgende naar voren gebracht.
Op grond van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden, waaronder de bankafschriften, de e-mails die zijn gevonden in de laptop van verdachte, de tapgesprekken en de verklaringen van [persoon 5] en onder andere van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [persoon 2] en [getuige 3] , kan worden bewezen geacht dat verdachte en de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het tenlastegelegde feit in de dossier Limburg en dat zij dit geldbedrag hebben verworven, voorhanden hebben gehad en overgedragen.
Het aan verdachte tenlastegelegde in het dossier Oostenrijk kan tevens worden bewezen.
Uit met name de verklaringen van [persoon 4] , de inhoud van de laptop van verdachte en de verklaring van [persoon 5] die aangeeft dat verdachte degene was die de overboekingen naar Oostenrijk heeft geregeld, is de rol van verdachte te destilleren. Hij was nauw betrokken bij het witwassen van de gelden van het Fonds. Hij was de initiator en facilitator.
Verdachte kan tot slot worden veroordeeld voor het hem tenlastegelegde in dossier 7 nu dit duidelijk een betaling is geweest voor het faciliteren van het wegsluizen van het verduisterde geldbedrag, waarbij het, gelet op het medeplegen, niet relevant is of verdachte dit geldbedrag op 2 maart 2009 zelf op de [adres] heeft overgeboekt of dat [persoon 5] dit nog voor zijn vertrek naar Thailand heeft gedaan. Verdachte verklaart dat het rekeningnummer waarnaar het bedrag is overgeschreven aan hem toebehoort en dat het geldbedrag hem bekend voorkomt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de in onderlinge samenhang te beschouwen bewijsmiddelen die in bijlage I zijn vervat van oordeel dat kan worden bewezen geacht dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan witwassen van de geldbedragen genoemd in het dossier Limburg, dossier Oostenrijk en dossier 7, hetgeen gelet op de omvang en intensiteit als gewoontewitwassen kan worden aangemerkt van de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in bijlage I vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode vanaf 9 februari 2009 tot en met 2 maart 2009, te Amsterdam en te Kerkrade en te Heerlen en te Londen, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders, een geldbedrag van 12.198.474,00 EURO afkomstig van de Stichting Fonds voor Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst , te weten een van de navolgende geldbedragen:
Zaakdossier 1: Limburg:
- op 9 februari 2009 een totaalbedrag van 1.000.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [Juridisch Kantoor A] (Inz Derdengelden) en
- op 9 februari 2009 een totaalbedrag van 1.000.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van de [Stichting Derdengelden A] ,
verworven en voorhanden gehad en vervolgens de navolgende geldbedragen in de vorm van overboekingen
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] :
- op 9 februari 2009 een totaalbedrag van 350.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van de [Stichting Derdengelden A] en
- op 10 februari 2009 een totaalbedrag van 649.900,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 2] ten name van [Stichting Derdengelden A] en
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 2] :
- op 10 februari 2009 een totaalbedrag van 1.000.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [Juridisch Kantoor A] en
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] :
- op 13 februari 2009 een totaalbedrag van 9.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 3] ten name van [persoon 1] en
- op 16 februari 2009 een totaalbedrag van 991.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [naam 1] en
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 5] :
- op 9 februari 2009 een totaalbedrag van 6.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 6] ten name van [persoon 2] en
- op 9 februari 2009 een totaalbedrag van 60.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 7] ten name van [medeverdachte 1] en
- op 10 februari 2009 een totaalbedrag van 7.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 6] ten name van [persoon 2] en
- op 10 februari 2009 een totaalbedrag van 30.000 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 8] ten name van [echtgenote van medeverdachte 1] en
- op 10 februari 2009 een totaalbedrag van 10.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 12] ten name van [medeverdachte 1] en
- op 16 februari 2009 een totaalbedrag van 885.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 4] ten name van [naam 1]
en
Zaakdossier 2: Oostenrijk:
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 9] (ING) en vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 10] , Ministerie van Financiën:
- omstreeks 2 maart 2009 een totaalbedrag van ongeveer 2.050.000,00 EURO, betreffende ongeveer eenenveertig overboekingen van telkens 50.000,00 EURO op rekeningnummer [rekeningnummer 11 (buitenland)] ten name van [rekeningnummer 11 (buitenland)]
en
vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 11] (ABN AMRO):
- op 25 februari 2009 en 26 februari 2009 een totaalbedrag van 6.000.000,00 EURO, betreffende honderdtwintig overboekingen van telkens 50.000,00 EURO ter attentie van [persoon 3] en/of [naam 3] en
- op 2 maart 2009 een totaalbedrag van 2.100.000,00 EURO, betreffende tweeënveertig overboekingen van telkens 50.000,00 EURO ter attentie van [persoon 3] . en/of [naam 3]
en
Zaakdossier 7: [verdachte] :
op 2 maart 2009 een totaalbedrag van 48.474,00 EURO vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 11] , ABN AMRO, betreffende een overboeking op rekeningnummer [rekeningnummer 12 (buitenland)] ten name van verdachte,
overgedragen, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf en maatregel
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarbij zij rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en hiervoor een strafkorting van zes maanden heeft verdisconteerd in de eis.
De vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich gedurende een periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen door zeer grote geldbedragen (in totaal ruim twaalf miljoen euro), waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren, te hebben verworven, voorhanden te hebben gehad en te hebben overgedragen zodat deze aan het zicht van justitie werden onttrokken en zodat daaraan een schijnbaar legale herkomst kon worden verschaft.
Verdachte heeft een initiërende en leidinggevende rol vervuld in een grootschalige witwasconstructie, waarbij hij samen met anderen twaalf miljoen euro heeft weggesluisd naar het buitenland. Het betreft hier, naar verdachte wist, verduisterd geld van de Stichting Fonds voor Beeldende Kunsten Vormgeving en Bouwkunst . Verdachte heeft nauw samengewerkt met de financiële man van deze Stichting. Ook heeft verdachte contacten onderhouden met en instructies gegeven aan verschillende personen in Limburg, België en in Oostenrijk die het geld moesten ontvangen en doorboeken, onder meer naar een rekening van verdachte. Er is nog altijd een deel van het witgewassen geld verdwenen. Verdachte heeft kortom een zeer belangrijke rol gespeeld bij het wegsluizen van crimineel geld en dit kennelijk gedaan uit geldelijk gewin. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. De rechtbank acht dit dan ook een ernstig feit, te meer nu verdachte daarin een faciliterende en initiërende rol heeft gehad. Voornoemd handelen van verdachte bevordert het plegen van delicten, omdat zonder het wegsluizen van crimineel geld en/of verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele gelden, de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Het handelen van verdachte was hierbij slechts gericht op geldelijk gewin.
Verdachte is blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 september 2015, de afgelopen vijf jaar niet voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld. De rechtbank houdt daar rekening mee.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), waarbinnen de berechting dient plaats te vinden, is overschreden.
De Hoge Raad heeft in een aantal arresten uitgangspunten geschetst voor de gevolgen van een overschrijding van de redelijke termijn. Bij overschrijding van de redelijke termijn van minder dan zes maanden, is een strafkorting van vijf procent uitgangspunt, bij een overschrijding van zes tot twaalf maanden een strafkorting van tien procent en daarboven is het aan de rechter die over de feiten oordeelt overgelaten de compensatie te bepalen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf tot slot, bij gebreke van aparte oriëntatiepunten voor witwassen, in ogenschouw genomen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor ‘fraude met betrekking tot een bedrag van € 1.000.000,- en hoger’ waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 24 maanden als oriëntatiepunt geldt.
Gelet op al het voorgaande, in het bijzonder gelet op het aanzienlijke geldbedrag dat is witgewassen en de initiërende en leidinggevende rol van verdachte binnen de grootschalige witwasconstructie, zou de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden passend achten voor het door verdachte gepleegde feit. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank in dit geval een strafvermindering van vijf maanden op zijn plaats.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank termen aanwezig af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft geëist en zal zij een hogere gevangenisstraf opleggen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van Stichting Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst , niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in zaaksdossier 7 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 48.474,-(achtenveertigduizendvierhonderdvierenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van Stichting Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Gefinancierde rechtsbijstand
Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de behandeling van de kostenpost bestaande uit kosten voor de gefinancierde rechtsbijstand niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Kosten die de benadeelde partij in verband met rechtsbijstand heeft gemaakt zijn niet aan te merken als schade die het rechtstreekse gevolg is van het strafbare feit waardoor voor dit deel van de schade de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht niet kan worden opgelegd, maar deze kosten komen wel voor vergoeding in aanmerking, aangezien zij behoren tot de in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering bedoelde proceskosten. De rechtbank vindt aanleiding verdachte te veroordelen in de kosten die de Stichting Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst heeft gemaakt voor de gefinancierde rechtsbijstand. Een benadeelde partij staat het in beginsel vrij te kiezen voor gefinancierde rechtsbijstand. Dit is een keuze die niet aan de benadeelde partij kan worden tegengeworpen mits deze kosten niet exorbitant hoog zijn. De rechtbank acht de gevorderde kosten voldoende redelijk en niet onnodig gemaakt en zal het gevorderde bedrag voor gefinancierde rechtsbijstand toewijzen. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 3.576,- (drieduizendvijfhonderdzesenzeventig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte feit.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 43 (drieënveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van Stichting Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst, domicilie kiezende op het adres [adres] , [plaas] , toe tot € 48.474,- (achtenveertigduizendvierhonderdvierenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, en € 3.576,- (drieduizendvijfhonderdzessenzeventig euro) aan kosten voor rechtsbijstand.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Stichting Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Stichting Fonds voor Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst aan de Staat € 48.474,- (achtenveertigduizendvierhonderdvierenzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 277 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.G. Tarlavski-Reurslag en J.L. Hillenius, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Janse van Mantgem, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 november 2015.