NJB 2013/2578
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden die betrekking hebben op zijn medische situatie niet zodanig bijzonder zijn dat zij nopen tot feitelijke opvang. De Nederlandse Staat voldoet aan verplichting van art. 8 EVRM tot verlenen van opvang voor zover die verplichting uit de medische situatie voortvloeit.
ABRvS 22-11-2013, ECLI:NL:RVS:2013:2099
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22 november 2013
- Magistraten
Mrs. Lubberdink, Van der Wiel, Steendijk
- Zaaknummer
201112327/1/V1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2013:2099, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑11‑2013
- Wetingang
Wet COOA art. 3; Rva 2005 art. 3 lid 3 aanhef en onder f, g en n; EVRM art. 8
Essentie
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden die betrekking hebben op zijn medische situatie niet zodanig bijzonder zijn dat zij nopen tot feitelijke opvang. De Nederlandse Staat voldoet aan verplichting van art. 8 EVRM tot verlenen van opvang voor zover die verplichting uit de medische situatie voortvloeit.
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van: het [COa], appellant, vs. de uitspraak van Rb. ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 28 oktober 2011 in zaak nr. 10/42325 in het geding tussen: [vreemdeling] en het [COa]. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.