Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2007/2/EG tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 15-05-2007
- Bronpublicatie:
14-03-2007, PbEU 2007, L 108 (uitgifte: 25-04-2007, regelingnummer: 2007/2/EG)
- Inwerkingtreding
15-05-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-03-2007, PbEU 2007, L 108 (uitgifte: 25-04-2007, regelingnummer: 2007/2/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag, en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 17 januari 2007 door het Bemiddelingscomité is goedgekeurd (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Gemeenschap streeft er in haar milieubeleid naar een hoog niveau van milieubescherming tot stand te brengen, rekening houdende met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap. Bovendien is informatie, inclusief ruimtelijke informatie, nodig voor het opstellen en toepassen van dit beleid en van communautair beleid op andere gebieden. Overeenkomstig artikel 6 van het EG-Verdrag moeten de eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in het beleid van de Gemeenschap. Om dit te verwezenlijken moet een zekere mate van coördinatie tussen de gebruikers en leveranciers van informatie tot stand worden gebracht, zodat informatie en kennis uit verschillende sectoren kan worden gecombineerd.
- (2)
Overeenkomstig het Zesde Milieuactieprogramma, dat bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 (3) is vastgesteld, moet er terdege op worden toegezien dat de communautaire beleidsvorming op milieugebied op een geïntegreerde wijze verloopt, waarbij rekening wordt gehouden met regionale en lokale verschillen. Er bestaan een aantal problemen op het vlak van de beschikbaarheid, kwaliteit, organisatie, toegankelijkheid en uitwisseling van de ruimtelijke informatie die nodig is om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken.
- (3)
Deze problemen op het vlak van de beschikbaarheid, kwaliteit, organisatie, toegankelijkheid en uitwisseling van de ruimtelijke informatie doen zich voor met betrekking tot een groot aantal beleids- en informatiethema's en op alle overheidsniveaus. Om deze problemen op te lossen moeten maatregelen worden genomen met betrekking tot de uitwisseling van, toegang tot en het gebruik van interoperabele ruimtelijke gegevens en diensten op het vlak van ruimtelijke gegevens op alle overheidsniveaus en over de grenzen van de sectoren heen. Daarom moet een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap worden opgericht.
- (4)
De infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap, Inspire genaamd, moet dienen ter ondersteuning van de vorming van beleidsmaatregelen en activiteiten die een directe of indirecte invloed kunnen hebben op het milieu.
- (5)
Inspire moet gebaseerd worden op de bestaande infrastructuren voor ruimtelijke informatie in de lidstaten die door gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen combineerbaar worden gemaakt en door deze aan te vullen met maatregelen op communautair niveau. Deze maatregelen hebben tot doel de infrastructuren voor ruimtelijke informatie in de lidstaten combineerbaar en bruikbaar te maken in een communautaire en grensoverschrijdende context.
- (6)
De infrastructuren voor ruimtelijke informatie in de lidstaten moeten zodanig zijn ontworpen dat de ruimtelijke gegevens op een passend niveau worden opgeslagen, beschikbaar worden gemaakt en worden onderhouden, dat ruimtelijke gegevens uit verschillende bronnen in de Gemeenschap op consistente wijze kunnen worden gecombineerd en kunnen worden uitgewisseld tussen verschillende gebruikers en toepassingen, dat ruimtelijke gegevens die op een bepaald overheidsniveau zijn vergaard, kunnen worden uitgewisseld met andere overheidsniveaus, dat de ruimtelijke gegevens onder zodanige voorwaarden beschikbaar worden gemaakt dat het grootschalige gebruik ervan niet onnodig wordt belemmerd, dat de beschikbare ruimtelijke gegevens gemakkelijk kunnen worden opgezocht, dat gemakkelijk kan worden nagegaan of de ruimtelijke gegevens geschikt zijn voor het beoogde doel en onder welke voorwaarden deze gegevens mogen worden gebruikt.
- (7)
De ruimtelijke informatie waarop deze richtlijn betrekking heeft en de ruimtelijke informatie waarop Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieuinformatie (4) betrekking heeft, overlappen elkaar in zekere mate. Deze richtlijn moet Richtlijn 2003/4/EG onverlet laten.
- (8)
Deze richtlijn moet Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (5) onverlet laten. De doelstellingen van Richtlijn 2003/98/EG zijn complementair aan de doelstellingen van deze richtlijn.
- (9)
Deze richtlijn dient het bestaan of de eigendom van intellectuele eigendomsrechten van overheidsinstanties onverlet te laten.
- (10)
De oprichting van Inspire trekt profijt van andere communautaire initiatieven, zoals Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad van 21 mei 2002 tot oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Galileo (6) en de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): Totstandbrenging van een GMES-capaciteit tegen 2008 (Actieplan 2004–2008), en geeft op zijn beurt een aanzienlijke toegevoegde waarde aan deze initiatieven. De lidstaten moeten overwegen om de gegevens en diensten van Galileo en GMES te gebruiken naarmate ze beschikbaar worden, met name de gegevens en diensten met betrekking tot de tijds- en ruimte-aanduidingen van Galileo.
- (11)
Op nationaal en communautair niveau worden veel initiatieven genomen om ruimtelijke informatie te vergaren en om de verspreiding en het gebruik van deze informatie te organiseren en te harmoniseren. Deze initiatieven nemen de vorm aan van communautaire wetgeving, zoals Beschikking 2000/479/EG van de Commissie van 17 juli 2000 inzake de totstandbrenging van een Europees emissieregister van verontreinigende stoffen (EPER) overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) (7), en Verordening (EG) nr. 2152/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest focus) (8), en worden genomen in het kader van programma's die door de Gemeenschap worden gefinancierd (bijvoorbeeld Corine land cover, Europees informatiesysteem over het vervoerbeleid) of vloeien voort uit initiatieven die op nationaal of regionaal niveau zijn genomen. Deze richtlijn zal deze initiatieven niet alleen aanvullen middels het verschaffen van een kader om ze interoperabel te maken, maar zal om doublures te vermijden, ook voortbouwen op de opgedane ervaring en de reeds bestaande initiatieven.
- (12)
Deze richtlijn is van toepassing op ruimtelijke gegevens die door of ten behoeve van overheidsinstanties worden bewaard en op het gebruik van ruimtelijke gegevens door overheidsinstanties bij de uitvoering van hun openbare taken. Onder bepaalde voorwaarden is ze echter ook van toepassing op ruimtelijke gegevens die worden bewaard door natuurlijke personen of rechtspersonen die geen overheidsinstantie zijn, voor zover deze natuurlijke personen of rechtspersonen daarom vragen.
- (13)
In deze richtlijn worden geen eisen gesteld voor de vergaring van nieuwe gegevens of voor de rapportage van dergelijke informatie aan de Commissie omdat deze zaken geregeld worden in andere wetgeving met betrekking tot het milieu.
- (14)
De nationale infrastructuren moeten geleidelijk worden opgezet en aan de thematische categorieën ruimtelijke gegevens die onder deze richtlijn vallen, moeten verschillende prioriteitsniveaus worden toegekend. Bij de uitvoering moet rekening worden gehouden met de mate waarin ruimtelijke gegevens nodig zijn voor een breed gamma aan toepassingen op diverse beleidsgebieden, met de prioriteit van acties waarin wordt voorzien door communautaire beleidsmaatregelen die geharmoniseerde ruimtelijke gegevens nodig hebben en met de vooruitgang die reeds geboekt is dankzij de harmonisatie-inspanningen in de lidstaten.
- (15)
De tijd en middelen die moeten worden geïnvesteerd in het zoeken naar bestaande ruimtelijke informatie en in het beoordelen of deze informatie bruikbaar is voor een bepaald doel, vormen een belangrijke belemmering voor de volledige benutting van de beschikbare gegevens. De lidstaten moeten daarom beschrijvingen van hun verzamelingen ruimtelijke gegevens en hun diensten op dit gebied ter beschikking stellen in de vorm van metagegevens.
- (16)
De grote verscheidenheid aan indelingen en structuren waarin de ruimtelijke gegevens in de Gemeenschap zijn georganiseerd en kunnen worden geraadpleegd vormt een belemmering voor de efficiënte opstelling, tenuitvoerlegging, monitoring en evaluatie van communautaire wetgeving die direct of indirect van invloed is op het milieu. Er moeten dan ook uitvoeringsmaatregelen worden genomen om het gebruik van ruimtelijke gegevens die afkomstig zijn uit bronnen in verschillende lidstaten, te vergemakkelijken. Deze maatregelen moeten zodanig zijn ontworpen dat ze de verzamelingen ruimtelijke gegevens interoperabel maken. De lidstaten moeten erop toezien dat de gegevens of informatie die nodig zijn om deze interoperabiliteit te verwezenlijken beschikbaar zijn op voorwaarden die het gebruik ervan voor dat doel niet beperken. Uitvoeringsbepalingen dienen voor zover mogelijk op internationale standaarden te zijn gebaseerd en mogen voor de lidstaten geen excessieve kosten tot gevolg hebben.
- (17)
Er zijn netwerkdiensten nodig om ruimtelijke gegevens te kunnen uitwisselen tussen de verschillende overheidsniveaus in de Gemeenschap. Dergelijke netwerkdiensten moeten het mogelijk maken ruimtelijke gegevens te zoeken, te bewerken, te raadplegen en te downloaden, diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens en e-commerce op te roepen. De werking van de netwerkdiensten moet beantwoorden aan gezamenlijk vastgestelde specificaties en minimumprestatievereisten, om de interoperabiliteit van de door de lidstaten opgerichte infrastructuren te verzekeren. De netwerkdiensten moeten ook de technische mogelijkheid omvatten die overheidsinstanties in staat stelt hun ruimtelijke gegevens en diensten beschikbaar te maken.
- (18)
Bepaalde ruimtelijke gegevens en diensten die relevant zijn voor communautaire beleidsmaatregelen die direct of indirect van invloed zijn op het milieu, worden door derde partijen bewaard en beheerd. De lidstaten moeten derde partijen de mogelijkheid bieden mee te werken aan de nationale infrastructuren, voor zover dit niet ten koste gaat van de samenhang en de gebruikersvriendelijkheid van de ruimtelijke gegevens en de aanverwante diensten die onder deze infrastructuren vallen.
- (19)
Uit ervaringen in de lidstaten is gebleken dat een minimumaantal diensten gratis ter beschikking van het publiek moet worden gesteld om de infrastructuur voor ruimtelijke informatie succesvol te kunnen opbouwen. De lidstaten moeten minstens de functie ‘zoeken’ en, onder bepaalde specifieke voorwaarden, ‘raadplegen’ van verzamelingen ruimtelijke gegevens gratis ter beschikking stellen.
- (20)
Om de integratie van de nationale infrastructuren in Inspire in de Gemeenschap te bevorderen, dienen de lidstaten via een communautair geoportaal dat door de Commissie wordt beheerd en via toegangspunten die zij besluiten zelf te beheren, toegang te verlenen tot hun infrastructuren.
- (21)
Om informatie van verschillende overheidsniveaus beschikbaar te maken, moeten de lidstaten de praktische belemmeringen uit de weg ruimen waarmee de overheidsinstanties op nationaal, regionaal en lokaal niveau worden geconfronteerd bij de uitoefening van openbare taken die direct of indirect van invloed kunnen zijn op het milieu.
- (22)
De overheidsdiensten moeten bij de uitoefening van hun taken vlot toegang hebben tot de benodigde verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens. Die toegang kan worden belemmerd, indien telkens wanneer om toegang wordt verzocht de betrokken overheidsinstanties vooraf overleg moeten plegen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om deze praktische belemmeringen voor de uitwisseling van gegevens tegen te gaan, bijvoorbeeld door middel van vooraf tussen de overheidsinstanties gemaakte afspraken.
- (23)
Indien een overheidsdienst een andere overheidsdienst in dezelfde lidstaat verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens verstrekt die nodig zijn ter vervulling van verplichtingen met betrekking tot verslaglegging krachtens de Gemeenschapswetgeving inzake het milieu, dient de betrokken lidstaat de mogelijkheid te hebben om te beslissen dat voor deze verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens geen vergoeding wordt verlangd. In de mechanismen voor de uitwisseling van verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens tussen de centrale overheid en andere overheidsinstellingen en natuurlijke of rechtspersonen die openbare bestuursfuncties naar nationaal recht vervullen, dient rekening te worden gehouden met de noodzaak van bescherming van de financiële levensvatbaarheid van overheidsinstanties, met name die welke verplicht zijn inkomsten te genereren. In elk geval mogen de in rekening gebrachte vergoedingen niet hoger zijn dan de kosten van verzameling, productie, vermenigvuldiging en verspreiding, vermeerderd met een redelijk rendement op de investering.
- (24)
De verstrekking van netwerkdiensten dient te geschieden in volledige overeenstemming met de beginselen inzake de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).
- (25)
Het kader voor het uitwisselen van ruimtelijke gegevens tussen overheidsinstanties die door de richtlijn een uitwisselingsverplichting opgelegd krijgen, moet neutraal zijn ten opzichte van de overheidsinstanties in een lidstaat, maar ook ten opzichte van de overheidsinstanties in andere lidstaten en de communautaire instellingen. Aangezien de communautaire instellingen en organen regelmatig ruimtelijke informatie uit alle lidstaten moeten integreren en beoordelen, moeten zij op geharmoniseerde voorwaarden toegang kunnen krijgen tot en gebruik kunnen maken van ruimtelijke informatie en de desbetreffende diensten.
- (26)
Om derde partijen aan te moedigen diensten met meerwaarde voor zowel overheidsinstanties als het publiek te ontwikkelen, moet de toegang tot ruimtelijke gegevens over administratieve en nationale grenzen heen worden vergemakkelijkt.
- (27)
Om infrastructuren voor ruimtelijke informatie doeltreffend te kunnen implementeren, moeten de inspanningen van een ieder die een belang heeft bij de oprichting van dergelijke infrastructuren, hetzij als leverancier, hetzij als gebruiker, worden gecoördineerd. Daarom moeten geschikte coördinatiestructuren worden opgericht die de diverse overheidsniveaus omvatten en die rekening houden met de bevoegdheidsverdeling binnen de lidstaten.
- (28)
Om profijt te kunnen trekken van de nieuwste techniek en de meest recente ervaring van informatiestructuren is het wenselijk dat de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn nodige maatregelen worden gebaseerd op internationale standaarden en op standaarden die door Europese normalisatie-instellingen zijn goedgekeurd, overeenkomstig de procedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten voor de informatiemaatschappij (10).
- (29)
Aangezien het Europees Milieuagentschap dat bij Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (11) is opgericht, tot taak heeft de Gemeenschap objectieve, betrouwbare en vergelijkbare milieu-informatie op communautair niveau te verschaffen en er onder meer naar streeft de stroom van beleidsrelevante milieu-informatie tussen de lidstaten en de communautaire instellingen te verbeteren, moet dit agentschap een actieve bijdrage leveren tot de uitvoering van deze richtlijn.
- (30)
Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord ‘Beter wetgeven’ (12) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die zoveel mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (31)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (13).
- (32)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven, de in de bijlagen I, II en II[lees: III] bedoelde beschrijving van de bestaande thematische categoriën[lees: categorieën] aan te passen. Daar dit maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.
- (33)
De Commissie moet tevens de bevoegdheid worden gegeven, de uitvoeringsbepalingen met de technische voorschriften voor de interoperabiliteit en de harmonisatie van de verzamelingen ruimtelijke gegevens en diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens, de regels inzake de voorwaarden voor de toegang tot deze verzamelingen en diensten, alsmede de regels inzake technische specificaties en verplichtingen van netwerkdiensten, vast te stellen. Daar dit maatregelen van algemene strekking betreft ter aanvulling van deze richtlijn met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.
- (34)
In het kader van de voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot de uitvoering van deze richtlijn en met het oog op de toekomstige ontwikkeling van Inspire, moet permanent toezicht worden gehouden op de uitvoering van de richtlijn en moet hierover regelmatig verslag worden uitgebracht.
- (35)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de oprichting van Inspire, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de transnationale aspecten die ermee verbonden zijn en omdat er in de Gemeenschap behoefte is aan coördinatie van de voorwaarden voor de toegang tot en de uitwisseling van ruimtelijke informatie beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 221 van 8.9.2005, blz. 33.
Advies van het Europees Parlement van 7 juni 2005 (PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 116), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 23 januari 2006 (PB C 126 E van 30.5.2006, blz. 16) en standpunt van het Europees Parlement van 13 juni 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 29 januari 2007 en wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 13 februari 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.
PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.
PB L 138 van 28.5.2002, blz. 1.
PB L 192 van 28.7.2000, blz. 36.
PB L 324 van 11.12.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 788/2004 (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 17).
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).
PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.
PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1641/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 1).
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).