Procestaal: Engels.
HvJ EU, 18-11-2010, nr. C-226/09
ECLI:EU:C:2010:697
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
18-11-2010
- Magistraten
J.-C. Bonichot, K. Schiemann, L. Bay Larsen, C. Toader, A. Prechal
- Zaaknummer
C-226/09
- LJN
BP0755
- Roepnaam
Commissie/Ierland
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2010:697, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 18‑11‑2010
Uitspraak 18‑11‑2010
J.-C. Bonichot, K. Schiemann, L. Bay Larsen, C. Toader, A. Prechal
Partij(en)
In zaak C-226/09,*
betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 226 EG, ingesteld op 19 juni 2009,
Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Konstantinidis en A.-A. Gilly als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verzoekster,
tegen
Ierland, vertegenwoordigd door D. O'Hagan als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,
verweerder,
wijst
HET HOF (Vierde kamer),
samengesteld als volgt: J.-C. Bonichot, kamerpresident, K. Schiemann, L. Bay Larsen (rapporteur), C. Toader en A. Prechal, rechters,
advocaat-generaal: P. Mengozzi,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 juni 2010,
het navolgende
Arrest
1
De Commissie van de Europese Gemeenschappen verzoekt het Hof vast te stellen dat Ierland, door aan de criteria voor de gunning van een opdracht voor de verlening van tolk- en vertaaldiensten een gewicht toe te kennen na de uiterste datum voor de indiening van de offertes en deze weging te wijzigen na een eerste onderzoek van de ingediende offertes, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens de beginselen van gelijke behandeling en transparantie, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Toepasselijke bepalingen
2
Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134, blz. 114; hierna: ‘richtlijn’), voorziet in hoofdstuk III van titel II ervan in een toepassing ‘op twee niveaus’ voor overheidsopdrachten voor diensten.
3
Krachtens artikel 20 van de richtlijn worden opdrachten voor het verlenen van de in bijlage IIA vermelde diensten overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 55 van die richtlijn geplaatst.
4
Deze artikelen bevatten de bijzondere voorschriften betreffende het bestek en de aanbestedingsstukken (artikelen 23 tot en met 27), die betreffende de procedures (artikelen 28 tot en met 34), de regels voor bekendmaking en transparantie (artikelen 35 tot en met 43) en de regels betreffende het verloop van de procedure (artikelen 44 tot en met 55).
5
Daarentegen zijn volgens de bewoordingen van artikel 21 van de richtlijn, op ‘de plaatsing van opdrachten voor het verlenen van in bijlage IIB vermelde diensten […] alleen artikel 23 en artikel 35, lid 4, van toepassing’.
6
Tolk- en vertaaldiensten worden niet vermeld in bijlage IIA bij de richtlijn; zij vallen onder categorie 27, ‘Overige diensten’, van bijlage IIB daarbij.
7
Artikel 23 van de richtlijn legt de regels vast over de technische specificaties die in de aanbestedingsstukken moeten worden opgenomen.
8
Artikel 35, lid 4, van de richtlijn voorziet erin dat aanbestedende diensten die een overheidsopdracht hebben geplaatst, aan de Commissie een aankondiging betreffende de resultaten van de procedure toezenden na de plaatsing van de opdracht.
9
Artikel 37 van de richtlijn is als volgt verwoord:
‘De aanbestedende diensten mogen overeenkomstig artikel 36 aankondigingen van overheidsopdrachten bekendmaken waarvan bekendmaking krachtens deze richtlijn niet verplicht is.’
10
Artikel 53 van de richtlijn, ‘Gunningscriteria’, dat niet van toepassing is op het plaatsen van opdrachten die onder bijlage IIB van de richtlijn vallen, bepaalt in lid 2 ervan het volgende:
‘Onverminderd de bepalingen van de derde alinea van dit lid, specificeert in het […] geval [dat de gunning plaatsvindt aan de economisch voordeligste offerte] de aanbestedende dienst in de aankondiging van de opdracht of in het bestek […] het relatieve gewicht dat hij toekent aan elk van de door hem gekozen criteria voor de bepaling van de economisch voordeligste inschrijving.
[…]
Wanneer volgens de aanbestedende dienst om aantoonbare redenen geen weging mogelijk is, vermeldt de aanbestedende dienst in de aankondiging van de opdracht of in het bestek […] de criteria in dalende volgorde van belangrijkheid.’
Aan het geding ten grondslag liggende feiten en precontentieuze procedure
11
Op 16 mei 2006 heeft het ministerie van Justitie, Gelijkheid en Ierse Wettelijke Hervorming (hierna: ‘aanbestedende dienst’) in het Publicatieblad van de Europese Unie (PB S 92), onder nummer 2006/S 92-098663, de plaatsing van een opdracht voor tolk- en vertaaldiensten voor verschillende instellingen op het gebied van vluchtelingenzaken (hierna: ‘litigieuze opdracht’) aangekondigd.
12
Deze aankondiging van een opdracht preciseerde in punt IV.2.1 ervan dat de gunning zou plaatsvinden aan de economisch voordeligste offerte, op basis van de volgende zeven criteria:
- ‘1.
Volledigheid van de geleverde documentatie.
- 2.
Verklaard vermogen om aan de vereisten te voldoen.
- 3.
Aantal percelen [de opdracht was in verschillende percelen onderverdeeld], diensten en talen.
- 4.
Kwalificaties, relevante ervaring.
- 5.
Prijs.
- 6.
Geschiktheid van de voorgestelde procedures.
- 7.
Referentielocaties.’
13
In punt VI.3 van diezelfde aankondiging was gespecificeerd dat de zeven genoemde criteria niet in dalende volgorde van belangrijkheid waren gerangschikt.
14
In de uitnodiging tot indiening van een offerte waren de criteria op dezelfde wijze gepresenteerd en van 1 tot en met 7 genummerd. Anders dan in de aankondiging van de opdracht, was in dit document echter niet uitdrukkelijk aangegeven dat zij niet in dalende volgorde van belangrijkheid waren opgesomd.
15
Bijgevolg was het relatieve gewicht van elk van de zeven criteria die waren gekozen om te bepalen welke offerte economisch het meest voordelig voor de aanbestedende dienst was, noch in de aankondiging van de opdracht, noch in de uitnodiging tot indiening van een offerte gepreciseerd. Daarin was evenmin aangegeven dat deze criteria op een later tijdstip voorwerp van een dergelijke weging zouden worden.
16
Twaalf bedrijven hebben vóór de afloop van de daarvoor gestelde termijn, te weten 9 juni 2006, een offerte ingediend, waaronder drie buiten Ierland gevestigde bedrijven.
17
Op diezelfde dag hebben de leden van het aanbestedingscomité een schema ontvangen waarin erop werd aangedrongen het volgende relatieve gewicht voor de zeven betrokken gunningscriteria aan te houden:
- ‘1.
Volledigheid van de geleverde documentatie: 0 %.
- 2.
Verklaard vermogen om aan de vereisten te voldoen: 7 %.
- 3.
Aantal percelen(4), diensten en talen: 25 %.
- 4.
Kwalificaties, relevante ervaring: 30 %.
- 5.
Prijs: 20 %.
- 6.
Geschiktheid van de voorgestelde procedures: 10 %.
- 7.
Referentielocaties: 8 %.’
18
Dit beoordelingsschema moest elk lid van het evaluatiecomité in staat stellen om op individuele basis een eerste onderzoek van de ingediende offertes te verrichten.
19
Op 13 juni 2006 heeft een van de leden van dit comité, na onderzoek van een deel van de offertes, aan een lid van de diensten van de aanbestedende dienst, die het beoordelingsschema had opgesteld en de ontvangen offertes aan dit comité had toegezonden, een e-mail gezonden waarin hij voorstelde een wijziging in het aan de gunningscriteria toegekende gewicht aan te brengen.
20
Op 22 juni 2006 heeft het evaluatiecomité tijdens zijn eerste bijeenkomst besloten om, alvorens tot de gezamenlijke evaluatie van de ingediende offertes over te gaan, de weging van de criteria aan te passen door het gewicht van criterium 4 (aanvankelijk 30 %) te verlagen tot 25 % en het gewicht van criterium 6 (aanvankelijk 10 %) te verhogen tot 15 %. Het relatieve gewicht van de andere evaluatiecriteria bleef onveranderd.
21
Het aanbestedingscomité heeft vervolgens aan de hand van de zojuist goedgekeurde nieuwe weging van de zeven criteria de offertes geëvalueerd en de opdracht gegund.
22
Na de ontvangst van een klacht heeft de Commissie in de loop van de maand mei 2007 met Ierland correspondentie uitgewisseld.
23
De Commissie heeft, met name gelet op de antwoorden van Ierland op zowel de aanmaningsbrief van 17 oktober 2007 als op het met redenen omkleed advies van 18 september 2008, geoordeeld dat de plaatsing van de litigieuze opdracht in strijd met het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting is verlopen, en bijgevolg het onderhavige beroep ingesteld.
Het beroep
24
Om te beginnen staat vast dat de litigieuze opdracht binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt en dat de aan de orde zijnde tolk- en vertaaldiensten behoren tot de categorie niet-prioritaire diensten, genoemd in bijlage IIB daarbij.
25
Krachtens artikel 21 van de richtlijn zijn ‘[v]oor de plaatsing van opdrachten voor het verlenen van in bijlage IIB vermelde diensten […] alleen artikel 23 en artikel 35, lid 4, van toepassing’.
26
Uit de artikelen 21, 23 en 25, lid 4, van de richtlijn, in hun onderling verband beschouwd, volgt dat wanneer de opdrachten, zoals in casu, betrekking hebben op diensten die onder bijlage IIB vallen, de aanbestedende diensten uitsluitend verplicht zijn de regels inzake de technische specificaties in acht te nemen en aan de Commissie een aankondiging te zenden met de uitslag van de procedure voor het plaatsen van deze opdrachten.
27
De andere in deze richtlijn vastgestelde regels voor de coördinatie van de bij deze richtlijn voorziene procedures, met name die betreffende de verplichting een oproep tot mededinging te doen met voorafgaande bekendmaking en die voorzien in artikel 53 daarvan, gelden daarentegen niet voor deze opdrachten.
28
Wat de diensten betreft die onder bijlage IIB van de richtlijn vallen, moet volgens punt 19 van de considerans ervan, immers de volledige toepassing van deze richtlijn gedurende een overgangsperiode worden beperkt tot opdrachten waarvoor de bepalingen ervan de mogelijkheden tot uitbreiding van het verkeer over de grenzen heen ten volle garanderen.
29
Niettemin blijven de aanbestedende diensten die opdrachten plaatsen die onder genoemde bijlage IIB vallen, zelfs wanneer zij niet aan de in de richtlijn voorziene verplichtingen ten aanzien van de oproep tot mededinging met voorafgaande bekendmaking onderworpen zijn, onderworpen aan de fundamentele regels van het recht van de Unie en met name aan de in het VWEU neergelegde beginselen van vrije vestiging en vrije dienstverrichting (arrest van 13 november 2007, Commissie/Ierland, C-507/03, Jurispr. blz. I-9777, punt 26).
30
Volgens vaste rechtspraak zijn de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op het niveau van de Unie gecoördineerd om belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten op te heffen en dus om de belangen te beschermen van in een lidstaat gevestigde marktdeelnemers (arrest Commissie/Ierland, reeds aangehaald, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
31
Hieruit volgt dat de door de wetgever van de Unie vastgestelde regeling inzake de bekendmaking van opdrachten voor het verlenen van onder bijlage IIB van de richtlijn vallende diensten niet aldus kan worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan de toepassing van de uit de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU voortvloeiende beginselen in het geval dat dergelijke opdrachten toch een duidelijk grensoverschrijdend belang vertonen (zie in die zin arrest Commissie/Ierland, reeds aangehaald, punt 29), en daarmee van de verplichtingen om transparantie te waarborgen en de inschrijvers gelijk te behandelen (zie in die zin arrest van 13 april 2010, Wall, C-91/08, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 37).
32
Deze transparantieverplichting is van toepassing wanneer een onderneming die is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de dienstenopdracht wordt verleend, in deze opdracht geïnteresseerd kan zijn (zie in die zin arrest Commissie/Ierland, reeds aangehaald, punt 29).
33
Het feit dat in casu ondernemingen uit een andere lidstaat dan Ierland in de litigieuze opdracht geïnteresseerd zouden kunnen zijn, volgt zowel uit de bekendmaking van een aankondiging van deze opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie als uit de omstandigheid dat drie van de inschrijvers in een andere lidstaat dan Ierland gevestigd waren (zie in die zin arrest Wall, reeds aangehaald, punt 35).
34
De gegrondheid van de beide door de Commissie opgeworpen grieven moet in het licht van deze overwegingen worden onderzocht. Geen van beide grieven heeft betrekking op de twee bepalingen van de richtlijn die voorschrijven hoe een onder bijlage IIB daarbij vallende opdracht moet worden geplaatst, namelijk de artikelen 23 en 35, lid 4, van deze richtlijn. Zij zijn gebaseerd op twee vereisten die uit het primaire recht van de Unie voortvloeien, te weten de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling en de daarvan afgeleide transparantieverplichting.
Eerste grief, die eraan is ontleend dat de weging van de gunningscriteria na afloop van de termijn voor indiening van de offertes heeft plaatsgevonden
Argumenten van partijen
35
De Commissie geeft te kennen dat Ierland de beginselen van gelijke behandeling en transparantie heeft geschonden door pas na het verstrijken van de termijn die voor indiening van de offertes was gesteld, een relatief gewicht aan de zeven gunningscriteria voor de litigieuze opdracht toe te kennen.
36
Zij is van mening dat deze laattijdige weging een aanzienlijke wijziging betekent van het relatieve belang van de criteria ten opzichte van dat van de criteria zoals aanvankelijk bekendgemaakt en dat welk de inschrijvers redelijkerwijs konden voorzien op grond van de aanbestedingsstukken.
37
Dienaangaande preciseert Ierland om te beginnen dat, anders dan de Commissie stelt in haar inleidend verzoekschrift, de aanbestedende dienst uitdrukkelijk noch stilzwijgend vóór de indiening van de offertes heeft verklaard dat de gunningscriteria zoals die in de kennisgeving van de opdracht en de uitnodiging tot indiening van een offerte voorkwamen, in dalende volgorde van belangrijkheid waren opgesomd.
38
In de aankondiging van de opdracht was integendeel aangegeven dat de gunningscriteria niet in dalende volgorde van belangrijkheid waren opgesomd, terwijl de aanbestedende dienst daarna op geen enkel ogenblik een indicatie heeft gegeven waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat dit standpunt was gewijzigd.
39
Ofschoon zij toegeeft dat het door de aanbestedende dienst aangewezen evaluatiecomité na afloop van de termijn voor indiening van de offertes een relatief gewicht heeft toegekend aan de gunningscriteria, bestrijdt Ierland bovendien dat de vaststelling van de gewogen waarde van de onderscheiden criteria de beginselen van gelijke behandeling en transparantie heeft geschonden.
Beoordeling door het Hof
40
Om te beginnen moet worden opgemerkt dat het feit dat Ierland heeft verzocht om opname van de aankondiging van de litigieuze opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zoals mogelijk is op grond van artikel 36 van de richtlijn, er geenszins toe leidt dat deze lidstaat verplicht is deze opdracht te plaatsen overeenkomstig de artikelen van deze richtlijn die van toepassing zijn op het plaatsen van overheidsopdrachten die onder bijlage IIA daarbij vallen (zie in die zin naar analogie, betreffende een overheidsopdracht die buiten de werkingssfeer van een richtlijn viel, arrest van 22 september 1988, Commissie/Ierland, 45/87, Jurispr. blz. 4929, punten 9 en 10).
41
Om de eerste grief gegrond te kunnen verklaren, zou zijn vereist dat de specifieke regel betreffende de weging van de gunningscriteria voorafgaand aan de plaatsing van een opdracht die onder bijlage IIA bij de richtlijn valt, kan worden beschouwd als een rechtstreeks gevolg van het feit dat de aanbestedende diensten het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting moeten eerbiedigen.
42
Het is juist dat uit de rechtspraak van het Hof over overheidsopdrachten die in overeenstemming met alle bepalingen van de ter zake geldende richtlijnen voorafgaand aan de vaststelling van de richtlijn zijn geplaatst, volgt dat de plicht om de deelnemers vooraf op de hoogte te stellen van de gunningscriteria en, indien mogelijk, van hun relatieve gewicht, de eerbiediging van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie beoogt te waarborgen (zie onder meer arresten van 12 december 2002, Universale-Bau e.a., C-470/99, Jurispr. blz. I-11617, punt 98, en 24 november 2005, ATI EAC e Viaggi di Maio e.a., C-331/04, Jurispr. blz. I-10109, punten 22–24).
43
Echter, ofschoon de verplichting om het relatieve gewicht van elk van de gunningscriteria in het stadium van de bekendmaking van de aankondiging van de opdracht aan te geven, zoals thans voorzien in artikel 53, lid 2, van de richtlijn, beantwoordt aan het vereiste van de eerbiediging van het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting, is het niet gerechtvaardigd te overwegen dat de draagwijdte van dit beginsel en van die verplichting, bij gebreke van een specifieke bepaling in die zin in deze richtlijn, zo ver zou reiken dat in het kader van opdrachten die niet onder een bepaling als artikel 53 daarvan vallen, het relatieve gewicht van de door de aanbestedende dienst gebruikte criteria vooraf moet worden vastgesteld en aan de potentiële inschrijvers moet worden medegedeeld wanneer zij worden verzocht hun offertes in te dienen. Zoals het Hof immers heeft aangegeven met het gebruik van de uitdrukking ‘indien mogelijk’ in de rechtspraak die in het vorige punt van dit arrest is aangehaald, vormt de vermelding van het gewicht van de gunningscriteria in geval van een opdracht die niet aan een bepaling als artikel 53, lid 2, van de richtlijn is onderworpen, nog geen verplichting die op de aanbestedende dienst rust.
44
Hieruit volgt dat Ierland, dat de potentiële inschrijvers voorafgaand aan de uiterste datum voor indiening van de offertes toegang had gegeven tot de passende inlichtingen over de litigieuze opdracht, het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting niet heeft geschonden door over te gaan tot weging van die gunningscriteria zonder genoemde inschrijvers toegang tot een dergelijke weging te geven vóór het verstrijken van de termijn die voor indiening van de offertes was vastgesteld.
45
In de aan de onderhavige zaak ten grondslag liggende aanbesteding heeft de aanbestedende dienst concreet gezien meer inlichtingen verschaft dan bij de richtlijn is vereist en zijn de gunningscriteria voor de litigieuze opdracht niet dusdanig geformuleerd in de stukken die daarop betrekking hebben, dat op grond daarvan een verschil in behandeling kan worden geconstateerd ten nadele van ondernemingen die in deze opdracht zou kunnen zijn geïnteresseerd en in een andere lidstaat dan Ierland zijn gevestigd.
46
Door aan deze criteria een gewogen waarde toe te kennen, heeft de aanbestedende dienst slechts de modaliteiten gepreciseerd die voor de beoordeling van de ingediende offertes moesten worden gevolgd, zonder enige schending van de verplichting om de gelijke uitlegging van de gunningscriteria in acht te nemen, nu deze niet in dalende volgorde van belangrijkheid waren opgesomd.
47
De omstandigheid dat de gunningscriteria zijn opgesomd zonder vermelding van het relatieve gewicht van elk van hen, wettigt niet de veronderstelling dat deze noodzakelijkerwijs in dalende volgorde van belangrijkheid waren opgesomd of dat de gunningscriteria dezelfde gewogen waarde moesten hebben.
48
Bovendien zou het relatieve gewicht van de gunningscriteria zoals medegedeeld aan de leden van het evaluatiecomité in de vorm van een schema, de potentiële inschrijvers geen inlichtingen hebben verschaft die, indien zij daarmee bekend zouden zijn bekend geweest ten tijde van de voorbereiding van de offertes, op die voorbereiding van wezenlijke invloed zouden zijn geweest en heeft het evenmin tot een wijziging van deze criteria geleid (zie in die zin arrest ATI EAC e Viaggi di Maio e.a., reeds aangehaald, punt 32).
49
Daaraan moet worden toegevoegd dat het onderhavige beroep, zoals aan het Hof voorgelegd, geen aanwijzingen bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat het relatieve gewicht van de gunningscriteria na de opening van de enveloppes met daarin de ingediende offertes is bepaald.
50
In die omstandigheden moet de eerste grief die de Commissie ter ondersteuning van haar beroep heeft aangevoerd, worden afgewezen.
Tweede grief, ontleend aan een wijziging van de weging van de criteria na een eerste onderzoek
Argumenten van partijen
51
De Commissie stelt dat Ierland, door na het eerste onderzoek van de ingediende offertes het relatieve gewicht van de gunningscriteria voor de litigieuze opdracht zoals opgenomen in het beoordelingsschema te wijzigen, de beginselen van gelijke behandeling en transparantie heeft geschonden.
52
Zij preciseert dat een dergelijke wijziging na afloop van een eerste onderzoek van de offertes, een schending van het beginsel van gelijke behandeling oplevert, zonder dat behoeft te worden nagegaan of het eerste onderzoek van de offertes op individuele basis door de onderscheiden leden van het evaluatiecomité is verricht, of collegiaal door alle leden daarvan.
53
Ierland geeft te kennen dat deze wijziging van de weging slechts één maal heeft plaatsgevonden en nog voordat dit comité collectief tot de beoordeling van ook maar een enkele offerte is overgegaan.
54
Volgens hem is het gewicht dat aldus aan de criteria is toegekend, bijgevolg gedurende de gehele procedure voor het plaatsen van de litigieuze opdracht op constante wijze toegepast, zodat het beginsel van gelijke behandeling niet door hem is geschonden.
55
Ierland benadrukt daarnaast dat de wijziging van het relatieve gewicht van de gunningscriteria miniem was en dat deze niet heeft kunnen leiden tot discriminatie van de ene of de andere inschrijver. Een nadien verrichte analyse heeft bevestigd dat de opdracht, als deze zou zijn gegund volgens de criteria zoals zij aanvankelijk waren gewogen, ook dan naar de gekozen inschrijver zou zijn gegaan.
Beoordeling door het Hof
56
De Commissie verzoekt het Hof in haar conclusies om vast te stellen dat de wijziging van het relatieve gewicht van de gunningscriteria, een schending oplevert van het beginsel van gelijke behandeling zoals dit voortvloeit uit de bepalingen van het VWEU.
57
Wat om te beginnen het verloop van de procedure voor het plaatsen van de litigieuze opdracht betreft, moet worden gepreciseerd dat de wijziging van de gewogen waarde van de gunningscriteria voor de litigieuze opdracht, wel degelijk heeft plaatsgevonden nadat de aanbestedende dienst het relatieve gewicht van deze criteria in de vorm van een beoordelingsschema aan de leden van het evaluatiecomité had medegedeeld, opdat zij een eerste onderzoek van de ingediende offertes zouden kunnen verrichten.
58
Niet alleen hebben de leden van het evaluatiecomité de gelegenheid gehad om op individuele basis de offertes te onderzoeken voorafgaand aan de eerste bijeenkomst van dit comité als college, maar zijn zij tot een dergelijk aanvankelijk onderzoek aangezet om de collectieve beoordeling binnen dit comité te vergemakkelijken.
59
Vervolgens moet worden opgemerkt dat in een dergelijke feitelijke context, zoals het Hof reeds heeft geoordeeld, de beginselen van gelijke behandeling en transparantie van de aanbestedingsprocedures voor de aanbestedende diensten de verplichting inhouden de gunningscriteria gedurende de gehele procedure op dezelfde wijze uit te leggen (zie naar analogie arrest van 4 december 2003, EVN en Wienstrom, C-448/01, Jurispr. blz. I-14527, punt 92).
60
De gunningscriteria zelf mogen a fortiori niet worden gewijzigd gedurende de aanbestedingsprocedure (zie naar analogie arrest EVN en Wienstrom, reeds aangehaald, punt 93).
61
Een fase waarin de leden van het evaluatiecomité voorafgaand aan de bijeenkomst van dit comité, de ingediende offertes op individuele basis onderzoeken, maakt integrerend deel uit van de procedure voor het plaatsen van de betrokken opdracht.
62
In die omstandigheden komt een wijziging van de weging van de gunningscriteria na afloop van genoemde fase, waarin de offertes een eerste maal worden onderzocht, neer op een wijziging van de criteria op grond waarvan het eerste onderzoek is verricht. Een dergelijke houding is niet in overeenstemming met het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting.
63
Ten slotte moet in de eerste plaats worden gepreciseerd dat, anders dan Ierland betoogt, de tweede grief van de Commissie slaagt, zonder dat behoeft te worden aangetoond dat de wijziging van het relatieve gewicht een discriminatoir effect op een van de inschrijvers heeft gehad. Het volstaat in dat opzicht dat niet kan worden uitgesloten dat een dergelijk effect zich heeft kunnen voordoen op het moment dat de wijziging is doorgevoerd.
64
Aangezien, in de tweede plaats, de vaststelling van de niet-nakoming door een lidstaat los staat van de vaststelling van een daaruit voortgevloeide schade (arrest van 18 december 1997, Commissie/België, C-263/96, Jurispr. blz. I-7453, punt 30), kan Ierland zich er niet op beroepen dat geen schade is geleden omdat zelfs op basis van de aanvankelijke weging van de gunningscriteria, de litigieuze opdracht niet naar een andere contractant zou zijn gegaan dan die welke na afloop van de procedure is gekozen.
65
Bijgevolg slaagt de tweede grief die de Commissie ter ondersteuning van haar beroep heeft aangevoerd.
66
Gelet op een en ander moet worden vastgesteld dat Ierland, door na afloop van een eerste onderzoek van de ingediende offertes de weging van de gunningscriteria voor de litigieuze opdracht te wijzigen, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting, zoals uitgelegd door het Hof.
67
Het beroep wordt verworpen voor het overige.
Kosten
68
Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Volgens lid 3 van datzelfde artikel kan het Hof de proceskosten over de partijen verdelen of beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen, met name indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld.
69
Aangezien het beroep van de Commissie slechts gedeeltelijk is toegewezen, moet worden beslist dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart:
- 1)
Door de weging van de gunningscriteria voor een opdracht voor de levering van tolk- en vertaaldiensten te wijzigen na een eerste onderzoek van de ingediende offertes, is Ierland de verplichtingen niet nagekomen die op hem rusten krachtens het beginsel van gelijke behandeling en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
- 2)
Het beroep wordt verworpen voor het overige.
- 3)
De Europese Commissie en Ierland zullen ieder hun eigen kosten dragen.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑11‑2010