Einde inhoudsopgave
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 811 [Belanghebbenden bij inzage en afschrift bescheiden]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2022
- Bronpublicatie:
25-10-2021, Stb. 2021, 499 (uitgifte: 27-10-2021, kamerstukken: 33328)
- Inwerkingtreding
01-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-10-2021, Stb. 2021, 499 (uitgifte: 27-10-2021, kamerstukken: 33328)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
1.
In zaken betreffende minderjarigen worden als belanghebbenden bij het recht op inzage en afschrift, als bedoeld in artikel 290, van door de raad voor de kinderbescherming of het openbaar ministerie overgelegde bescheiden alsmede van door een deskundige op verzoek van de rechter overgelegde bescheiden aangemerkt:
- a.
de verzoekers,
- b.
de ouders en voogden,
- c.
degenen die de minderjarige als behorende tot hun gezin verzorgen en opvoeden en die uit dien hoofde een nauwe persoonlijke betrekking met het kind hebben, en
- d.
de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij de rechter is gebleken dat hij niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
2.
Inzage of afschrift kan evenwel worden geweigerd door de rechter aan wie de bescheiden zijn overgelegd, op een van de gronden, genoemd in artikel 5.1, tweede lid, onderdeel e, en vijfde lid, van de Wet open overheid.
3.
Tegen de beschikking staat geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.