Rb. Middelburg, 07-03-2012, nr. 78487 / HA ZA 11-211
ECLI:NL:RBMID:2012:BX8039
- Instantie
Rechtbank Middelburg
- Datum
07-03-2012
- Zaaknummer
78487 / HA ZA 11-211
- LJN
BX8039
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMID:2012:BX8039, Uitspraak, Rechtbank Middelburg, 07‑03‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 07‑03‑2012
Inhoudsindicatie
Vordering te verklaren dat 2 testamenten nietig zijn omdat testeerder/erflater verstandelijk beperkt was. Nietigverklaring zou er toe leiden dat niet gedaagden zouden erven maar eiseres als wettige erfgenaam. Rechtbank overweegt dat erflater handelingsbekwaam was. Geestelijke stoornis zou ook niet voldoende zijn voor nietigverklaring. Uitgangspunt blijft testeervrijheid. Rol voor de notaris om te bepalen of de verklaring van het testament overeenstemt met de wil. Rechtbank concludeert uit feiten dat erflater voldoende is staat was zijn wil te bepalen en dat zijn keuze niet onlogisch was.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 78487 / HA ZA 11-211
Vonnis van 7 maart 2012
in de zaak van
eiseres,
wonende te Zeist,
eiseres,
advocaat mr. E.H. de Jonge- Wiemans te Utrecht,
tegen
1. gedaagde 1,
wonende te Kapelle,
2. gedaagde 2,
wonende te Kapelle,
3. gedaagde 3,
wonende te Kapelle,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.W. Vugs te Roosendaal.
Eiseres zal hierna Eiseres worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Gedaagden worden genoemd, dan wel individueel de erven, Gedaagde 2 of Gedaagde 3.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 17 augustus 2011
- -
het proces-verbaal van comparitie van 1 november 2011.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Eiseres is de dochter van één van de twee broers van erflater. Erflater, geboren op [geboortedatum], is op 23 februari 2011 overleden. Hij is niet gehuwd geweest en heeft geen nakomelingen. Zijn beide broers zijn vooroverleden.
2.2.
Erflater heeft twee maal een testament opgemaakt. Het eerste, opgemaakt op 19 juni 1980, heeft hij in het laatste, opgemaakt op 20 mei 1999, herroepen. In het testament van 20 mei 1999 heeft hij tot zijn enig erfgenamen benoemd gedaagde sub 1, beiden dochters van gedaagden sub 2 en 3. Hij heeft in dit testament Gedaagde 2 benoemd tot executeur.
2.3.
Erflater woonde bij zijn vader in Kruiningen totdat die in 1977 overleed. Na het overlijden van zijn vader is hij gaan wonen in Kapelle, in een huis dat zijn broers voor hem met geld uit de nalatenschap hebben gekocht. Het huis werd zijn eigendom.
2.4.
Gedaagde 3 deed sinds het overlijden van de moeder van erflater begin jaren ’70 huishoudelijke taken voor de vader van erflater en erflater. Nadat de vader van erflater overleed, is zij dat blijven doen voor erflater. Vanaf dat moment ontving zij wekelijks een financiële vergoeding van erflater voor haar werkzaamheden.
2.5.
Gedaagde 2 deed sinds circa 2000 de financiële administratie van erflater.
2.6.
In 2009 sloot erflater een verkoopovereenkomst met een dorpsgenoot, inhoudende de verkoop van zijn woning voor een bedrag van minder dan de helft van de WOZ-waarde. Toen Gedaagde 2 dit ontdekte, heeft hij Eiseres gewaarschuwd, die de verkoop ongedaan heeft gemaakt. Daarop is over de goederen van erflater bij beschikking d.d. 3 december 2009 door de kantonrechter te Middelburg bewind ingesteld. Eiseres en haar echtgenoot [naam echtgenoot eiseres] zijn tot bewindvoerder en mentor benoemd.
2.7.
In het voorjaar van 2010 werd erflater opgenomen in een verpleeghuis. Vanaf dat moment hebben Eiseres en echtgenoot eiseres de financiële administratie van erflater overgenomen van gedaagde 2.
2.8.
Eiseres heeft met verlof van de rechtbank conservatoir beslag laten leggen op de woning van erflater en op zijn bankrekeningen.
3. Het geschil
3.1.
Eiseres vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- 1.
primair voor recht te verklaren dat de op 19 juni 1980 en 20 mei 1999 opgestelde testamenten nietig zijn en dat de nalatenschap van wijlen de heer [naam erflater] aan de wettige erfgenamen toekomt;
- 2.
subsidiair voor recht te verklaren dat de op 19 juni 1980 en 20 mei 1999 opgestelde testamenten vernietigd zijn en dat de nalatenschap van wijlen de heer [naam erflater] aan de wettige erfgenamen toekomt;
- 3.
meer subsidiair Gedaagde 2 en Gedaagde 3 te veroordelen om aan de wettige erfgenamen van wijlen de heer [naam erflater] de waarde van de erfenis, zoals die zal blijken te zijn, te vergoeden door betaling aan haar;
zowel primair als subsidiair
4. Gedaagde 2 en Gedaagde 3 hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar als een der wettige erven van de heer [erflater], een bedrag van € 8.731,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- 5.
Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis, alsmede de nakosten.
- 3.2.
Eiseres stelt dat erflater door zijn verstandelijke beperking en geestelijke stoornis niet voldoende in staat was zijn wil te bepalen ten aanzien van het doen opmaken van de testamenten, zodat deze nietig zijn. Voor zover zij niet nietig zijn, zijn zij vernietigbaar, althans zijn Gedaagde 2 en Gedaagde 3 jegens de wettige erfgenamen van erflater schadeplichtig op grond van onrechtmatig handelen. Zij stelt dat erflater tengevolge van een klap van een molenwiek in zijn tweede levensjaar permanent verstandelijk beperkt en geestelijk gestoord was. Erflater was daardoor goed van vertrouwen en gemakkelijk te beïnvloeden. Hij heeft nooit zelfstandig kunnen functioneren. Hij was voor zijn dagelijkse verzorging geheel afhankelijk van de mensen in zijn omgeving. Hij kon niet zelf boodschappen doen en wist niet dat hij een bankpasje had. Hij kon slechts eenvoudig werk onder toezicht doen. Tot diens overlijden verzorgde zijn vader hem en hield toezicht op hem. Na diens overlijden woonde erflater zelfstandig. De praktische verzorging werd door Gedaagde 2 en Gedaagde 3 gedaan en zijn broers behartigden zijn belangen tot hun overlijden. Daarna trad Eiseres op als belangenbehartiger en zaakwaarnemer van erflater, terwijl het dagelijkse toezicht door Gedaagde 2 en Gedaagde 3 werd gehouden. Eiseres stelt dat zij 3 à 4 keer per jaar erflater bezocht en verder telefonisch contact onderhield.
Zij stelt dat Gedaagde 2 en Gedaagde 3 wisten dat erflater geestelijk gestoord en zwakzinnig was en dat hij zeer gemakkelijk te beïnvloeden was toen zij hem mee naar de notaris namen om zijn testament op te stellen. Zij hebben misbruik gemaakt van de afhankelijkheid van erflater.
Eiseres verwijst naar een verklaring van psycholoog drs. Y.M. Derks, die op basis van schriftelijke stukken, waaronder verklaringen van bekenden van erflater, zijn huisarts en de verpleeghuisarts, erflater postuum heeft gediagnosticeerd als licht zwakzinnig, mentaal functionerend op een leeftijd van hooguit 10 tot 12 jaar.
Verder stelt zij dat Gedaagde 2 en Gedaagde 3 tijdens het leven van erflater zich wederrechtelijk geld van hem hebben toegeëigend. Gedaagde 3 had sinds het overlijden van de in Zeeland wonende broer van erflater in 1998 het beheer over het bankpasje van de betaalrekening van erflater met diens pincode.
Gedurende de periode 2005 tot april 2010 hebben zij een bedrag van € 5.181,-- boven het afgesproken maandelijkse budget opgenomen. Nadat erflater in het verpleeghuis was opgenomen hebben zij nog een bedrag van € 1.550,-- van zijn rekening gepind. In reactie op het verweer van Gedaagden stellen zij dat een medewerker van het verpleeghuis per email verklaard dat het verpleeghuis erflater niet heeft verplicht tot de aanschaf van kleding, toiletartikelen en meubelen. Verder is de scootmobiel met een tweedehandswaarde van
€ 2.000,-- uit de woning van erflater verdwenen.
- 3.3.
Gedaagden betwist dat erflater permanent geestelijk gestoord en zwak begaafd was en dat hij in 1999 niet bekwaam was tot het opmaken van zijn uiterste wil. Hij had een beperking, maar kon zelfstandig beslissingen nemen, woonde zelfstandig, deed zelf zijn boodschappen en kookte ook zelf. Hij heeft gedurende zijn leven gewerkt bij een aannemersbedrijf als stukadoor en daarvoor bij de Provinciale Stoomboot Dienst. Hij kon lezen en schrijven en tot 2002, de komst van de euro, haalde hij zelf geld bij het postkantoor. Vanaf 2002 beschikte Gedaagde 3 over zijn bankpasje met pincode. Zijn broers behoefden niet voor hem te zorgen en Eiseres raakte pas bij erflater betrokken toen haar hulp werd gevraagd bij het ongedaan maken van de verkoopovereenkomst met betrekking tot de woning van erflater in 2009. Erflater had met Gedaagden veelvuldig en goed contact; verjaardagen en feestdagen werden gezamenlijk gevierd. Met Eiseres had hij weinig contact. Hij wilde niet dat zijn familie, die hij nooit zag, van hem zou erven. Hij zag Gedaagden als zijn familie. Omdat hij steeds zei dat hij wilde dat Gedaagden “alles van hem zou krijgen”, heeft Gedaagden hem op een gegeven moment gezegd dat het verstandig was een testament in die zin op te laten maken. Dit is gebeurd. Gedaagde 2 was bij het gesprek met de notaris aanwezig, omdat hij erflater met de auto bracht en over de benodigde gegevens beschikte. Gedaagden betwist erflater te hebben beïnvloed. Gedaagden verwijst naar een schriftelijke verklaring van erflater: “Alles wat van mij is word aan de familie gedaagde gegeven zonder meer. Dat zijn de mensen die alles voor mij hebben gedaan.
Gedaagden betwist de waarde van de verklaring van psycholoog drs. Derks. Zij heeft erflater nooit gezien en onduidelijk is welke (geneeskundige) verklaringen zij voor haar dossieranalyse heeft gebruikt. De bekwaamheid tot testeren is zowel door de notaris in 1980 als door een andere notaris in 1999 beoordeeld en voldoende bevonden, anders zou geen testament zijn opgemaakt.
Aangezien Eiseres geen erfgename is en geen aanspraak heeft op een legitieme portie, kan zij geen vordering instellen wegens vermeend wederrechtelijk toeëigenen van geld van erflater door Gedaagden. Subsidiair betwist zij geld weggenomen te hebben. Gedaagden betwist dat er een afgesproken budget was. Tot aan het moment dat zij bewindvoerder werd, heeft Eiseres zich nagenoeg niet met erflater bemoeid. Gedaagde 3 nam geld op voor erflater als dat nodig was. Toen erflater in het verpleeghuis werd opgenomen zijn op verzoek van het verpleeghuis kleding, toiletartikelen en enkele meubelen aangeschaft. Erflater heeft de scootmobiel zelf verkocht, omdat hij er niet mee kon omgaan.
- 4.
De beoordeling
- 4.1.
Met betrekking tot de in de procedure betrokken partijen overweegt de rechtbank als volgt.
- 4.1.1.
Eiseres heeft in onderhavige procedure de gezamenlijke erven [naam erflater], notaris mr. G.L.F. Sarneel, Gedaagde 2 en Gedaagde 3 gedagvaard. De gezamenlijke erven [naam erflater] zijn: mevrouw [erfgenaam 1]en mevrouw [erfgenaam 2].
- 4.1.2.
Nadat zich voor de notaris een advocaat heeft gesteld, maar voordat deze van antwoord heeft gediend, heeft Eiseres de vordering jegens hem ingetrokken.
- 4.1.3.
In de kop van haar conclusie van antwoord noemt mr. Vugs [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [erfgenaam 2 als gedaagden sub 1, 2 en 3. Dit is niet juist. De rechtbank houdt het daarbij op een verschrijving en gaat uit van de in de dagvaarding opgeroepen gedaagden (zonder voornoemde notaris, aangezien de vordering jegens hem is ingetrokken). De rechtbank overweegt daarbij dat ter comparitie is gebleken dat [erfgenaam 2] één van de twee erfgenamen is, namelijk [naam erfgenaam 2]. Ter comparitie zijn beide erven, alsmede Gedaagde 2 en Gedaagde 3 verschenen, bijgestaan door hun gezamenlijke raadsvrouwe mr. Vugs.
- 4.2.
Erflater is na 1 januari 2003 overleden, zodat ingevolge artikel 68a Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek het thans geldende erfrecht op onderhavige zaak van toepassing is. Als wordt geoordeeld dat het testament van erflater van 20 mei 1999 nietig is wegens het ontbreken van een met de verklaring overeenstemmende wil, herleeft in beginsel de uiterste wilsbeschikking van 19 juni 1980. Als wordt geoordeeld dat ook hier een met de verklaring van erflater in die uiterste wilsbeschikking overeenstemmende wil ontbrak, is ingevolge artikel 80 lid 2 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek ook die uiterste wilsbeschikking nietig.
- 4.3.
De rechtbank stelt voorop dat erflater op 20 mei 1999 handelingsbekwaam was en dus bekwaam tot het maken van zijn uiterste wilsbeschikking. Hij was op voormelde datum meerderjarig en niet wegens een geestelijke stoornis onder curatele gesteld.
- 4.4.
Op grond van de ingenomen stellingen en de verklaringen ter comparitie van zowel Eiseres als Gedaagden kan worden aangenomen dat erflater geestelijk in zekere mate beperkt was. Aannemelijk is dat deze beperking is veroorzaakt door het ongeval in zijn vroege jeugd en dat deze in 1999 en in 1980 in dezelfde mate aanwezig was. Of er sprake was van een geestelijke stoornis staat tussen partijen niet vast. Echter: zelfs al zou worden vastgesteld dat erflater geestelijk gestoord was ten tijde van het opmaken van de testamenten, dan is dat op zichzelf niet voldoende grond voor nietigverklaring van deze testamenten. Indien iemand lijdende aan een stoornis van zijn geestvermogens een uiterste wilsbeschikking maakt, kan er niet zonder meer vanuit worden gegaan, dat ten aanzien van zijn verklaring zoals die uit die wilsbeschikking blijkt, de daarmee overeenstemmende wil ontbreekt. De wil wordt geacht te hebben ontbroken, als de geestelijke stoornis zodanig was dat hij de bij zijn handeling betrokken belangen niet voldoende heeft kunnen waarderen en/of als de verklaring onder invloed van de geestelijke stoornis is gedaan. Er moet dan een onmiddellijk oorzakelijk verband kunnen worden vastgesteld tussen de geestelijke stoornis van de erflater en de door hem afgelegde verklaring.
- 4.5.
Het is ook aan de erflater met een geestelijke stoornis in beginsel zelf te bepalen aan wie hij zijn nalatenschap wil doen toekomen. Het uitgangspunt is testeervrijheid. De notaris te wiens overstaan het testament zal worden gepasseerd, dient zich ervan te vergewissen dat de erflater voldoende begrijpt wat hij verklaart en dat deze verklaring overeenstemt met wat hij met zijn nalatenschap wil. Gesteld noch gebleken is dat de verschillende notarissen dit in 1999 en 1980 niet hebben gedaan. Erflater heeft twee keer een testament op laten maken. Aangenomen moet worden dat beide notarissen hem voor het opmaken van de testamenten hebben gevraagd wat hij met zijn bezittingen wilde na zijn overlijden en aan de hand van hetgeen erflater hen vertelde, deze testamenten hebben opgesteld en de inhoud ervan vóór ondertekening nog eens hebben voorgehouden. Noch uit de stellingen en verklaringen van partijen, noch uit de verklaring van de psycholoog drs. Derks, is af te leiden dat erflater niet in staat was deze vraag te begrijpen en te beantwoorden overeenkomstig zijn wil.
- 4.6.
Bij erflater was geen sprake van een zodanige geestelijke stoornis dat hij ten gevolge daarvan de bij het opmaken van zijn uiterste wil betrokken belangen niet heeft kunnen waarderen. Van een onmiddellijk oorzakelijk verband tussen de mogelijke geestelijke stoornis van erflater en het opmaken van het testament blijkt onvoldoende. Uit de gestelde feiten en omstandigheden volgt dat erflater vrij zelfstandig functioneerde. Vanaf het moment van overlijden van de vader van erflater in 1977 tot het moment van zijn opname in het verpleeghuis in 2010, dus ook ten tijde van het opmaken van het testament in 1999, woonde erflater zelfstandig. Zijn broers hielden geen dagelijks toezicht. Uit het feit dat zij een huis voor hem hebben gekocht in een andere woonplaats dan waarin zij zelf woonden kan worden afgeleid dat zij het ook niet noodzakelijk achtten dagelijks op hem toe te zien. Verder hebben zij kennelijk geen aanleiding gezien hem onder curatele te laten stellen. Het feit dat Gedaagde 3 huishoudelijk werk deed voor erflater zegt niets over zijn geestelijke gesteldheid. Ten slotte heeft Eiseres het verweer van Gedaagden inhoudende dat erflater tot de komst van de euro (rechtbank: 1 januari 2002) zelf geld van zijn rekening haalde op het postkantoor, dat hij zelfstandig boodschappen deed en voor zichzelf kookte, niet weersproken. De geestelijke stoornis van erflater was dus in ieder geval niet zodanig dat hij voor het voorzien in de dagelijks benodigde zorg geheel afhankelijk was van anderen.
- 4.7.
Daarnaast kan ook uit de wijze waarop hij over zijn nalatenschap heeft beschikt niet worden afgeleid, dat hij niet tot waardering van de betrokken belangen in staat was, dan wel dat het testament onder invloed van de geestelijke stoornis is opgemaakt. Het is niet onverklaarbaar dat hij de dochters van Gedaagde 2 en Gedaagde 3 tot erfgenamen heeft benoemd. Erflater had sinds het overlijden van zijn vader veel contact met het gezin van het echtpaar [naam], zowel in het gewone dagelijkse verkeer als ter gelegenheid van allerlei feestdagen. Onweersproken is gesteld dat hij bij het gezin Gedaagde 2 ruim 30 jaar lang veel gezelligheid ondervond en hen als zijn familie zag. Het contact met zijn echte familie was aanzienlijk beperkter. Eiseres bezocht erflater sinds het overlijden van haar vader in 1998 3 á 4 keer per jaar en onderhield verder naar eigen zeggen telefonisch contact. Wellicht dat erflater in zekere zin afhankelijk was van Gedaagde 2 en Gedaagde 3. Dit staat echter niet in de weg aan zijn vrijheid aan deze mensen, althans hun dochters, zijn nalatenschap te vermaken. De wetgever heeft limitatief in de wet opgenomen welke personen niet van een van hen afhankelijke erflater kunnen erven; dit betreft – kortweg – slechts professionele verzorgers (art. 4:59 BW), niet zogenaamde mantelzorgers zoals Gedaagde 2 en Gedaagde 3.
- 4.8.
Bovenstaande overwegingen leiden ertoe dat zelfs als ervan wordt uitgegaan dat erflater lijdende was aan een blijvende geestelijke stoornis, hieruit niet kan worden geconcludeerd dat hij ten gevolge van die stoornis niet, althans onvoldoende, in staat was zijn wil te bepalen voor het beschikken over zijn nalatenschap. Het op 20 mei 1999 opgemaakte testament is derhalve niet nietig. Aan beoordeling van het testament van 19 juni 1980 wordt niet toegekomen. Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat de rechtshandeling tot verkoop van zijn huis in 2009 van een andere orde is. Uit de overeengekomen verkoopprijs is duidelijk dat erflater zichzelf daarbij ernstig benadeelde, terwijl niet is uitgesloten dat hij die overeenkomst onder een onjuiste voorstelling van zaken was aangegaan.
- 4.9.
Voor zover Eiseres met haar stelling dat erflater ten gevolge van zijn geestelijke stoornis licht beïnvloedbaar was, heeft willen betogen dat Gedaagden misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Een uiterste wilsbeschikking is op grond van de wet niet vatbaar voor vernietiging op die grond.
- 4.10.
Eiseres heeft geen andere grond voor vernietiging van de testamenten gesteld. Haar vordering tot vernietiging zal worden afgewezen.
- 4.11.
Uit het voorgaande volgt dat Eiseres geen erfgename is van erflater. Gedaagden kan dan ook niet jegens haar als wettige erfgename onrechtmatig hebben gehandeld. Gedaagden is niet jegens haar schadeplichtig.
Ook haar vordering tot vergoeding van – volgens haar – wederrechtelijk door Gedaagde 2 en Gedaagde 3 toegeëigende gelden van erflater, moet worden afgewezen bij gebreke van een rechtsgrond daartoe. Eiseres is geen erfgename en volgt erflater niet in diens rechten op.
- 4.12.
De vorderingen van Eiseres worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van Gedaagden worden tot dusver begroot op:
- -
vast recht € 258,00
- -
salaris advocaat € 904,00 (2 punten tarief II à € 452,00)
totaal € 1.162,00
5. De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen van Eiseres af;
veroordeelt Eiseres tot betaling aan Gedaagden van de proceskosten ten bedrage van € 1.162,00;
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.(