Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-02-2017, nr. 200.180.675/01
ECLI:NL:GHARL:2017:1695
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-02-2017
- Zaaknummer
200.180.675/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:1695, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑02‑2017; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR 2017/1125
Uitspraak 28‑02‑2017
Inhoudsindicatie
Beroep op financieringsvoorbehoud. Beroep is niet voldoende gedocumenteerd omdat slechts één afwijzingsbrief is overgelegd.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.180.675/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 3597264 MC 14-14087)
arrest van 28 februari 2017
in de zaak van
1. [appellant] ,
wonende te [A] ,
hierna: [appellant],
2. [appellante] ,
wonende te [A] ,
hierna: [appellante],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten] c.s.,
advocaat: mr. J. Brakke, kantoorhoudend te Zeewolde,
tegen
1. [geïntimeerde1] ,
wonende te [B] ,
hierna: [geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [B] ,
hierna: [geïntimeerde2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. M. Eikelboom, kantoorhoudend te Zwolle.
Het hof verwijst naar het tussenarrest van 13 december 2016
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 13 december 2016 hier over.
1.2
Het verdere verloop van het geding blijkt uit:
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 11 januari 2017.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op de stukken die voorafgaand aan het tussenarrest door partijen zijn overgelegd, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie van partijen.
1.4
[appellanten] c.s. vorderen in het hoger beroep bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“te vernietigen het vonnis van de Rechtbank Midden-Nederland, Afdeling Kanton, onder
zaak- en rolnummer 3597264 MC 14-14087 op 7 oktober 2015 gewezen tussen de heer [appellant] alsmede I.A. [appellante] en [geïntimeerde1] alsmede [geïntimeerde2] , opnieuw rechtdoende:
I Primair de vorderingen van de heer [geïntimeerden] en mevrouw [geïntimeerde2] te ontzeggen of deze af te
wijzen als zijnde ongegrond en/of niet bewezen;
II Voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst op 27 januari 2014 buitengerechtelijk is ontbonden;
III Subsidiair een eventueel toe te kennen boete maximaal te matigen tot € 0,- meer subsidiair tot een bedrag zoals uw Gerechtshof in goede justitie voorkomt;
IV Zowel primair als subsidiair de heer [geïntimeerden] en mevrouw [geïntimeerde2] te veroordelen in de kosten van beide instanties alsmede de noodzakelijke verschotten;”
2. De vaststaande feiten
2.1
Nu tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten geen grieven zijn gericht en ook anderszins van bezwaren daartegen niet is gebleken, neemt het hof de feiten – voor zover relevant voor de beoordeling van dit geschil – zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.11 van het (bestreden) vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2015 over. Aangevuld met enkele overige niet weersproken feiten staat het volgende vast.
2.2
Tussen [geïntimeerden] c.s. als verkopers en [appellanten] c.s. als kopers is op 10 december 2013 een op schrift gestelde koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan de [a-straat] 161 te [A] . De in de koopovereenkomst genoemde koopprijs bedraagt
€ 215.000,00.
2.3
Artikel 10 van de koopovereenkomst luidt, voor zover van belang:
“Artikel 10 ingebrekestelling, ontbinding
10. l Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen
nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst
voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst
zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan
de nalatige.
10.2
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande
ingebrekestelling. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare
tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke
tussenkomst terstond opeisbare boete van €21.500,00 verbeuren, onverminderd het recht op
aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.
( …)"
2.4
Artikel 16 van de koopovereenkomst luidt, voor zover van belang:
“Artikel 16 Ontbindende voorwaarden
16.1
Deze overeenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk
(.....)
b. op 27 januari 2014 koper voor de financiering voor de onroerende zaak voor een bedrag
van € 225.000,00, (…) geen hypothecaire geldlening of het aanbod daartoe van een erkende
geldverstrekkende instelling heeft verkregen (…).
(…)
16.3
Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de
hierboven bedoelde (…) financiering (…) te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept dient er zorg voor te dragen, dat de mededeling dat de
ontbinding wordt ingeroepen, uiterlijk op de 1e werkdag na de datum waarvan in de
betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is
ontvangen.
Deze mededeling dient goed gedocumenteerd te geschieden bij '"aangetekende brief met
bericht handtekening retour" of "faxbericht en of e-mailbericht met verzendbevestiging".
Alsdan zijn beide partijen van deze overeenkomst bevrijd. De door koper reeds gedane
stortingen worden vervolgens gerestitueerd.
(...)
In het kader van een mededeling dat ontbinding wordt ingeroepen op grond van een
financieringsvoorbehoud wordt onder ‘goed gedocumenteerd’ in ieder geval verstaan dat
de mededeling vergezeld moet gaan van bewijsstukken dat koper bij minstens twee (2)
geldverstrekkende instellingen een offerte heeft aangevraagd of heeft laten aanvragen en
dat geen van die aanvragen tot het gewenste resultaat heeft geleid. Indien de mededeling
niet ‘goed gedocumenteerd’ is, behoeft verkoper geen genoegen te nemen met ontbinding."
2.5
Bij e-mailbericht van 20 januari 2014 heeft de door [appellanten] c.s. ingeschakelde financieel adviseur, [C] (hierna: [C] ), aan de makelaar van [geïntimeerden] c.s., [D] (hierna: [D] ), het navolgende laten weten:
“Meneer [appellant] kwam bij mij voor de financiering van de [a-straat] 161.
Via zijn boekhouder heb ik de jaarstukken opgevraagd. Ik heb deze van 2011 en 12 ontvangen. 2013 is in de maak, maar ik begreep dat er geen winst is gemaakt.
Met cijfers van 2011 (startjaar) van € 12.000,00 en 2012 van € 18.000,00 kan ik met geen mogelijkheid de financiering rondkrijgen. Zijn vrouw heeft een tijdelijk contract wel met intentie, inkomen € 18.100,00.
Ik denk dat je jou verkopers vast kunt voorbereiden dat dit niet hun koper is.
Ik zal de aanvraag indienen om een afwijzing te krijgen.
Het spijt mij je niet beter te kunnen meedelen.”
2.6
Bij e-mailbericht van 27 januari 2014 van 10:49 uur onder vermelding van "onderwerp: ontbinding [a-straat] 161", heeft [C] het navolgende aan [D] bericht:
“Hierbij delen wij u mede dat de koper, de heer [appellant] , de financiering voor de
[a-straat] 161 te [A] niet rond kan krijgen. Wij verzoeken u derhalve de koop te
ontbinden.
De heer [appellanten] is net 3 jaar zelfstandig ondernemer. Zijn cijfers over 2013 zijn slechter dan verwacht )afnemend resultaat), waardoor financiering niet mogelijk is.
U ontvangt z.s.m. een officiële afwijzing van ons.
Het spijt ons u niet beter te kunnen berichten.”
2.7
Bij e-mailbericht van 27 januari 2014 van 17:21 uur heeft [C] aan [D] bericht:
“Bijgaand treft u de afwijzing aan van de hypotheekaanvraag van de heer [appellant] ”.
Bij dit e-mailbericht heeft [C] een brief gevoegd van Florius (een handelsnaam van ABN AMRO Hypotheken Groep B.V.) (hierna: Florius) van 27 januari 2014, met de navolgende inhoud:
“(…)
Uw klant kan deze hypotheek niet bij ons afsluiten. Voor een hypotheek worden voorwaarden gesteld aan bijvoorbeeld de financiële situatie van uw klant en aan de woning zelf. Wij hebben de aanvraag voor deze hypotheek zorgvuldig beoordeeld. Omdat uw klant niet voldoet aan één of meerdere voorwaarden, kunnen wij uw klant niet helpen.
(…)”
2.8
Bij e-mailbericht van 27 januari 2014 van 18:46 uur, heeft [D] aan [geïntimeerden] bericht:
“Hierbij de afwijzing. Kan ik een bericht terug voor akkoord dan kan ik dat aan de notaris
geven.”
2.9
Bij e-mailbericht van 27 januari 2014 van 19:45 uur heeft [geïntimeerden] aan het
makelaarskantoor waar [D] werkzaam is, bericht:
“Ik heb weinig keus dan dit maar te accepteren toch??
Ik neem van de week contact op en dan wil ik een afspraak met de heer [D] .”
2.10
Bij brief van 28 januari 2014 heeft de notaris door wie volgens de voormelde
koopovereenkomst de akte van levering gepasseerd zal worden, aan [appellanten] c.s.
bericht:
“Van Makelaardij Renger ontvingen wij bericht dat de koopovereenkomst [a-straat] 161
te [A] werd ontbonden.
Wij zullen uw dossier archiveren.”
2.11
Bij e-mail d.d. 4 maart 2014 heeft [C] een tweede afwijzing van een geldverstrekker voor de hypotheek van [appellanten] c.s. verzonden aan [D] .
2.12
Bij brief van 11 april 2014 heeft [geïntimeerde2] namens [geïntimeerden] c.s. [appellanten] c.s. gesommeerd de koopovereenkomst alsnog na te komen. Tevens is aanspraak
gemaakt op de contractuele boete van € 21.500,00 bij niet nakoming binnen de gestelde termijn van 10 dagen.
2.13
Bij ongedateerde brief hebben [appellanten] c.s. aan [geïntimeerden] c.s. het volgende bericht, voor zover van belang:
"(…)
Op het moment dat bleek dat wij de financiering niet rond kregen heeft mijn adviseur de
heer [C] contact gezocht met uw makelaar de heer [D] . Op dat moment was
het financieringsvoorbehoud nog niet verstreken, maar we hadden nog slechts 1 afwijzing
ontvangen. Uit artikel 16.3 blijkt dat het inroepen van de ontbinding "goed
gedocumenteerd" dient te geschieden. In de tekst wordt door de bewoording "in elke
geval "de suggestie gewekt dat er afgeweken kan worden van de eis van 2 afwijzingen. Om
hier duidelijkheid over te krijgen is door mijn adviseur contact gezocht met uw makelaar.
Tijdens een telefonisch overleg met de heer [D] bleek dat u als verkoper vast hield
aan de eis, uit de koopakte, dat er twee afwijzingen aangeleverd dienden te worden. Hierop
heeft mijn adviseur aangegeven dat daar extra tijd voor nodig was. Op basis van dat
gesprek is er naar onze mening uitstel verleend om de tweede aanvraag te doen om zo een
tweede afwijzing te ontvangen. Ik ben dus van mening dat er uitstel is verleend voor de
financiering en dat er tijdig een tweede financiering aan u ter hand is gesteld.
Daarnaast blijkt uit artikel 10 van de koopakte dat indien een der partijen nalatig blijkt deze
in gebreke gesteld dient te worden. Deze ingebrekestelling ontvang ik van u op het moment
dat er inmiddels aan de verplichting is voldaan. Ik als koper ben dus niet meer nalatig en
heb aan de eis uit de koopakte voldaan.
2.14
Bij brief van 19 juni 2014 aan [appellanten] c.s. heeft de gemachtigde van [geïntimeerden] c.s. de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op de boete van artikel
10.2
van de koopovereenkomst.
3. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
3.1.
In eerste aanleg hebben [geïntimeerden] c.s. veroordeling gevorderd van [appellanten] c.s. tot betaling van de boete, de wettelijke rente, incassokosten en proceskosten. [geïntimeerden] c.s. hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat zij het beroep van [appellanten] c.s. op het financieringsvoorbehoud niet hebben geaccepteerd omdat het beroep hierop onvoldoende gedocumenteerd was. Zij hebben [appellanten] c.s. vervolgens gesommeerd tot nakoming van de koopovereenkomst. Aangezien [appellanten] c.s. daarmee in gebreke zijn gebleven, hebben zij de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op de boete.
3.2.
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg als verweer aangevoerd dat zij geen beroep hebben gedaan op het financieringsvoorbehoud en dat het [geïntimeerden] c.s. zijn geweest die de koopovereenkomst hebben ontbonden op 27 januari 2014. [geïntimeerden] c.s. komen derhalve geen aanspraak op de boete toe.
3.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 7 oktober 2015 geoordeeld dat de koopovereenkomst niet door [geïntimeerden] c.s. is ontbonden op 27 januari 2014 zodat de door [geïntimeerden] c.s. verzonden ingebrekestelling op 11 april 2014 en de buitengerechtelijke ontbinding door [geïntimeerden] c.s. op 19 juni 2014 rechtens effect hebben gehad. Bij gebreke van nadere verweren van de zijde van [appellanten] c.s. heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerden] c.s. vervolgens toegewezen en [appellanten] c.s. veroordeeld tot betaling van
€ 22.788,64 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 21.500,- vanaf 8 oktober 2014 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [appellanten] c.s. in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerden] c.s.
4. De beoordeling van de grieven en de vordering
4.1
[appellanten] c.s. komen met drie grieven op tegen het vonnis van de kantonrechter van 7 oktober 2015. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat met de buitengerechtelijke ontbinding van 27 januari 2014 de koopovereenkomst niet is ontbonden. Uit de toelichting op de grief volgt dat [appellanten] c.s. thans aanvoeren dat zij de koopovereenkomst op 27 januari 2014 hebben ontbonden door het inroepen van het financieringsvoorbehoud. De tweede grief komt er op neer dat de door [geïntimeerden] c.s. gevorderde nakoming van de koopovereenkomst bij brief van 11 april 2014 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 BW) evenals de aanspraak die [geïntimeerden] c.s. maken op de boete. Met de derde grief doen [appellanten] c.s. uitdrukkelijk een beroep op matiging van de door [geïntimeerden] c.s. gevorderde boete.
4.2
Partijen hebben op 10 december 2013 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan [a-straat] 161 te [A] . De koopovereenkomst bevat in artikel 16 een financieringsvoorbehoud (rov 2.4).
4.3
[appellanten] c.s. hebben aangevoerd dat zij op 27 januari 2014 het financieringsvoorbehoud hebben ingeroepen en dat zij met het overleggen van één afwijzing hebben voldaan aan hun documentatieplicht, zodat de ontbindende voorwaarde is vervuld en de overeenkomst is ontbonden. Zij konden volstaan met het overleggen van één afwijzing nu [C] [D] reeds bij e-mail van 20 januari 2014 had laten weten dat de financiering hoogstwaarschijnlijk niet rond zou komen en [geïntimeerden] c.s. dus al wisten dat zij op zoek moesten naar een andere koper.
4.4
Het verweer van [geïntimeerden] c.s. komt er op neer dat het beroep van [appellanten] c.s. op het financieringsvoorbehoud niet slaagt, nu zij niet aan hun inspannings- en documentatieverplichting hebben voldaan. Ter onderbouwing hiervan is door [geïntimeerden] c.s. aangevoerd dat [appellanten] c.s. binnen de termijn waarop een beroep op de ontbindende voorwaarde kon worden gedaan maar één afwijzing hebben overgelegd. Die afwijzing was niet gedocumenteerd, waardoor [geïntimeerden] c.s. niet hebben kunnen controleren of het beroep op het financieringsvoorbehoud terecht werd gedaan. Voorts blijkt uit de e-mail van 20 januari 2014 dat [appellanten] c.s. een week voor het verlopen van de termijn waarop het financieringsvoorbehoud kon worden ingeroepen nog geen officiële hypotheekaanvraag hadden ingediend. Daarbij blijkt uit deze e-mail van 20 januari 2014 dat de aanvraag die nadien is ingediend, is gedaan met het oogmerk om een afwijzing te krijgen en niet om een financiering te krijgen. Hieruit volgt dat [appellanten] c.s. niet aan hun inspanningsverplichting hebben voldaan, aldus [geïntimeerden] c.s.
4.5
Het gerechtshof stelt voorop dat het beroep op het financieringsvoorbehoud blijkens artikel 16. 3 van de koopovereenkomst tijdig en goed gedocumenteerd dient te worden gedaan. In artikel 16 lid 3 van de koopovereenkomst wordt nader toegelicht wat onder goed gedocumenteerd wordt verstaan, te weten (rov. 2.4):
“In het kader van een mededeling dat ontbinding wordt ingeroepen op grond van een
financieringsvoorbehoud wordt onder ‘goed gedocumenteerd’ in ieder geval verstaan dat
de mededeling vergezeld moet gaan van bewijsstukken dat koper bij minstens twee (2)
geldverstrekkende instellingen een offerte heeft aangevraagd of heeft laten aanvragen en
dat geen van die aanvragen tot het gewenste resultaat heeft geleid. Indien de mededeling
niet ‘goed gedocumenteerd’ is, behoeft verkoper geen genoegen te nemen met ontbinding."
De achtergrond van deze documentatieplicht is dat de verkoper moet kunnen beoordelen of terecht een beroep op het financieringsvoorbehoud wordt gedaan en of dit beroep niet te lichtvaardig wordt gedaan. Daarbij heeft de koper ook een inspanningsverplichting om een financiering te krijgen; de koper mag niet stilzitten en moet serieus trachten een financiering te krijgen. De documentatieplicht dient ook mede om te beoordelen of aan die inspanningsverplichting is voldaan.
4.6
Vaststaat dat [appellanten] c.s. hun beroep op het financieringsvoorbehoud niet hebben gestaafd met twee afwijzingen. Binnen de termijn, die eindigde op 27 januari 2014, waarop een beroep op het financieringsvoorbehoud kon worden gedaan hebben [appellanten] c.s. maar één afwijzing overgelegd. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 16.3 van de koopovereenkomst dat aan de documentatieplicht is voldaan indien in ieder geval twee afwijzingen zijn overgelegd. De omstandigheden van het geval kunnen echter met zich brengen dat op een andere wijze invulling wordt gegeven aan de documentatieplicht. Ook als geen twee afwijzingen zijn overgelegd is denkbaar dat aan de documentatieplicht is voldaan doch of dit zo is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De woorden “in ieder geval” in artikel 16.3 van de koopovereenkomst duiden hierop.
4.7
Het hof overweegt als volgt. De e-mail van [C] van 20 januari 2014 aan [D] geeft geen duidelijk beeld van de financiële (on)mogelijkheden van [appellanten] c.s. Weliswaar wordt daarin, naast mededelingen over de resultaten over de jaren 2011 en 2012, aangegeven dat de jaarcijfers 2013 onvoldoende zijn om de gewenste financiering te kunnen krijgen en dat [appellante] slechts een tijdelijk contract heeft, doch onderliggende stukken ter staving van deze mededelingen ontbreken. Vervolgens hebben [appellanten] c.s. slechts één afwijzing overgelegd (rov. 2.7). Het betreft hier een summiere afwijzingsbrief van Florius. De financiële gegevens die aan Florius zijn overgelegd ten behoeve van het verkrijgen van die financiering ontbreken. Dit leidt ertoe dat die afwijzing geen helder beeld geeft van de (on)mogelijkheid om een financiering te krijgen, evenmin kan hieruit volgen dat in redelijkheid niet van [appellanten] c.s. kan worden verlangd dat zij nog elders trachten een financiering te krijgen en ieder controlemogelijkheid ontbreekt.
4.8
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat met het overleggen van één afwijzing door [appellanten] c.s. niet aan de documentatieplicht is voldaan, ook niet in combinatie met de e-mail van 20 januari 2014. Daarbij heeft [D] op 27 januari 2014 desgevraagd laten weten dat [geïntimeerden] c.s. geen genoegen namen met één afwijzing. In die situatie had het op de weg van [appellanten] c.s. gelegen om nog een tweede afwijzing over te leggen dan wel in ieder geval nadere stukken over te leggen, zoals de jaarcijfers, hetgeen [appellanten] c.s. hebben nagelaten. Voorts blijkt uit de e-mail van 20 januari 2014 dat op dat moment nog geen aanvraag voor een financiering was gedaan. Vervolgens is alleen bij Florius een aanvraag gedaan. [appellanten] c.s. hebben gelet hierop ook onvoldoende onderbouwd dat zij zich voldoende hebben ingespannen om te voorkomen dat zij een beroep op de ontbindende voorwaarde dienden te doen. Nu [appellanten] c.s. niet aan hun documentatieplicht hebben voldaan, hebben [geïntimeerden] c.s. het beroep op de ontbindende voorwaarde door [appellanten] c.s. kunnen afwijzen, hetgeen tot gevolg heeft dat de door [appellanten] c.s. ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding bij brief van 27 januari 2014 zonder het beoogde rechtsgevolg is gebleven. De door [geïntimeerden] c.s. ingeroepen ontbinding wegens het niet nakomen van de koopovereenkomst door [appellanten] c.s. heeft geleid tot ontbinding van de koopovereenkomst. De eerste grief faalt dan ook.
4.9
Het hof begrijpt de tweede grief aldus dat nu [appellanten] c.s. genoegzaam en onderbouwd hebben aangetoond dat zij geen financiering konden verkrijgen, het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [geïntimeerden] c.s. op 11 april 2014 aanspraak hebben gemaakt op nakoming en nadien op de boete. De grief faalt. Het is aan [appellanten] c.s. om een dergelijke stelling aan de hand van deugdelijke en verifieerbare bescheiden en informatie te onderbouwen. Ook dat hebben [appellanten] c.s. in hoger beroep nagelaten. De enkele omstandigheid dat op 4 maart 2014 nogmaals - een niet onderbouwde - afwijzing is overgelegd maakt niet dat alsnog aan de documentatieplicht is voldaan en dat daarom het vorderen van nakoming door [geïntimeerden] c.s. en het aanspraak maken op de boete naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.10
De derde grief betreft het beroep op matiging van de boete. Ook deze grief faalt. Zoals [appellanten] c.s. terecht aanvoeren is een matiging alleen aan de orde als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen zal moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:AZ6638). Het enkele feit dat [appellanten] c.s. zoals zij stellen voldoende hebben aangetoond dat zij geen financiering hebben kunnen krijgen is daartoe, gegeven deze strenge maatstaf en in het licht van hetgeen verder vaststaat, onvoldoende. Bovendien is niet gebleken dat het betalen van de boete voor [appellanten] c.s. tot financieel onaanvaardbare gevolgen leidt of dat er sprake is van een discrepantie tussen de boete en de schade.
5. De slotsom
5.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
5.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 711,-
- salaris advocaat € 2.316,- (2 punten x tarief III zijnde € 1.158,-)
Totaal € 3.027,-
5.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Almere, rechtbank Midden-Nederland, van 7 oktober 2015;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. vastgesteld op € 711,- voor verschotten en op € 2.316,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
veroordeelt [appellanten] c.s. in de nakosten, begroot op € 131,--, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,-- in geval [appellanten] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, J. Smit en I.F. Clement en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2017.