NJ 2022/77
Poging tot doodslag in het verkeer. Voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust aanvaard.
HR 07-09-2021, ECLI:NL:HR:2021:1221, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 september 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/05776
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS637107:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1221, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑09‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:520, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑01‑2021
- Wetingang
Art. 287 Sr
Essentie
Poging tot doodslag in het verkeer. Voorwaardelijk opzet. Bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer, gegeven de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaarde poging tot doodslag wat betreft het opzet ontoereikend is gemotiveerd.
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel stelt de Hoge Raad voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg — zoals hier de dood — aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Voorts herhaalt de Hoge Raad de relevante overwegingen uit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.