BNB 2016/8
Aansprakelijkheid voor vennootschapsbelastingschuld dochtervennootschappen strekt zich mede uit tot lichamen
HR 16-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3081, m.nt. J.J. Vetter
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. Overgaauw, Van Vliet, Lourens, Van Loon, Van Kalmthout
- Zaaknummer
14/02700
- Conclusie
A-G IJzerman
- Noot
J.J. Vetter
- JCDI
JCDI:ADS922417:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Aansprakelijkheid
Vennootschapsbelasting (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Invordering (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3081, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:1378, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑06‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑05‑2014
- Wetingang
Art. 40 lid 1 Invorderingswet 1990
Essentie
Aansprakelijkheid voor vennootschapsbelastingschuld dochtervennootschappen strekt zich mede uit tot lichamen
Samenvatting
Belanghebbende, een vennootschap, is aansprakelijk gesteld voor de vennootschapsbelastingschulden van haar dochtervennootschap waarvan zij de aandelen heeft vervreemd. Het Hof heeft geoordeeld dat art. 40 lid 1 Invorderingswet 1990 naar zijn duidelijke bewoordingen slechts aansprakelijkstelling van natuurlijke personen toelaat.
HR: De parlementaire geschiedenis geeft geen aanleiding te veronderstellen dat de wetgever heeft beoogd de werking van de aansprakelijkheidsbepaling met ingang van 1 januari 2001 te beperken door de voorheen bestaande mogelijkheid tot aansprakelijkstelling van lichamen te laten vervallen. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, verzet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.