Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 november 2017 met nummer LERCA17017-312, dossierpagina 1157 e.v.,
Hof Den Haag, 18-12-2020, nr. 2200495418
ECLI:NL:GHDHA:2020:2492
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-12-2020
- Zaaknummer
2200495418
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2492, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑12‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:468
Uitspraak 18‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Art. 140a Sr, art. 197a Sr, art. 311 Sr en art. 3 onder C Opiumwet. 1. Veroordeling voor deelname aan organisatie met terroristisch oogmerk (Jabath al-Nusra en IS(IS)) van een in Syrië geboren en getogen verdachte door onder meer 14 personen om het leven te brengen, 2. medeplegen van mensensmokkel van een Syrische vriend uit Griekenland naar Nederland, 3. aanwezig hebben van hennep(planten) en 4. diefstal van elektriciteit, tot 9 jaar gevangenisstraf met aftrek. Rechtsmacht.
Partij(en)
Rolnummer: 22-004954-18
Parketnummer: 10-960250-17
Datum uitspraak: 18 december 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 december 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1991,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Vught, Nieuw Vosseveld Bijzondere Afdeling, te Vught.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
30 augustus 2019 (regie), 29 juni 2020 (inhoudelijk),
23 november 2020 (inhoudelijk) en 18 december 2020 (sluiting van het onderzoek).
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 2012 tot en met 01 juni 2015 te Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al Sham en/of Jabhat al-Nusra (JaN)), en/of Al Qaida, althans een daaraan gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie).
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Diemen en/of Arnhem en/of Bergen op Zoom en/of Amsterdam en/of één of meer andere plaats(en) in Nederland en/of te Heraklion en/of Kreta en/of één of meer andere plaats(en) in Griekenland, althans (een) ander(e) land(en) dan Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon van Syrische nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [naam persoon 1]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [naam persoon 1], daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging, althans alleen (daartoe),
- ( al dan niet telefonisch) afspraken gemaakt en/of contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), over onder meer (de wijze van) reizen en/of smokkel van die [naam persoon 1] en/of
- ( een hoeveelheid) geld ter beschikking gesteld aan en/of via één of meer mededader(s) en/of aan en/of ten behoeve van perso(o)n(en) met een buitenlandse nationaliteit, te weten aan [naam persoon 1] en/of
- één of meer ticket(s)(op een andere naam gesteld dan de naam van die [naam persoon 1])gekocht/aangeschaft en/of (vervolgens) ter beschikking gesteld aan die [naam persoon 1] teneinde daarmee naar Nederland te reizen en/of
- een reisdocument, te weten een Syrisch paspoort, niet zijnde op naam gesteld van die [naam persoon 1], ter beschikking gesteld/laten stellen aan die [naam persoon 1], teneinde die [naam persoon 1] in de gelegenheid te stellen (daarmee) naar Nederland te reizen en/of
- vanuit en/of door en/of in Nederland en/of Griekenland die [naam persoon 1] opgehaald en/of geleid en/of begeleid en/of
- die [naam persoon 1] gedurende één of meer dag(en) en/of nacht(en) onderdak (in een woning in Nederland) verschaft;
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;
3.
hij
op of omstreeks 28 november 2017 te Arnhem
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4430 gram hennep(gruis), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 03 mei 2017 tot en met 20 juli 2017 te Oosterhout
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres pand]) een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 50 gram hennep en ongeveer 549, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in of omstreeks de periode van 03 mei 2017 tot en met 20 juli 2017 te Oosterhout
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Rechtsmacht
Bij requisitoir heeft het Openbaar Ministerie het standpunt ingenomen dat er rechtsmacht bestaat voor de aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven met een terroristisch oogmerk voor alle, te weten van A tot en met E, tenlastegelegde onderdelen.
Bij pleidooi ter terechtzitting van 29 juni 2020 heeft de raadsman namens de verdachte bepleit dat rechtsmacht ten aanzien van onderdeel E van het onder 1 tenlastegelegde ontbreekt.
Het hof is van oordeel dat het hof rechtsmacht heeft ten aanzien van onderdeel E in het onder 1 tenlastegelegde.
Het hof overweegt daartoe het volgende. Het onder 1 onderdeel E tenlastegelegde wordt in de Wet Wapens en Munitie als een misdrijf beschouwd en op dit feit is in Syrië straf gesteld. Immers, uit het rapport van de deskundige Jolen ‘Bron wapenwetgeving Syrië’ van
25 oktober 2018 blijkt dat Syrië een strenge wapenwetgeving kent, waarbij het bezit van automatische vuurwapens verboden is en het overigens voor personen onder de 25 jaar verboden is een wapen te bezitten.
Het verweer van de raadsman ter terechtzitting van
23 november 2020 dat de voor 2011 afgekondigde wetgeving niet meer gold in gebieden die niet door het Syrische regime beheerst werden, miskent dat niet gebleken is dat deze wetgeving op enig moment is ingetrokken. Het hof gaat er derhalve van uit dat de betreffende wetgeving onverkort gold ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde.
Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor onderdeel E van het onder 1 tenlastegelegde.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 3 tenlastegelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd. Niet is komen vast te staan dat de in de woning van de verdachte aangetroffen hennepgruis daadwerkelijk hennep betrof en daarmee een middel is als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Bewijs dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze zak met hennepgruis in de woning in Arnhem is niet dan wel in onvoldoende mate aanwezig. De verdachte zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 januari 20123 tot en met 01 juni 2015 te Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al Sham en/of Jabhat al-Nusra (JaN)), en/of Al Qaida, althans een daaraan gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie);
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 september 2017 tot en met 16 oktober 2017 te Diemen en/of Arnhem en/of Bergen op Zoom en/of Amsterdam en/of één of meer andere plaats(en) in Nederland en/of te Heraklion en/of Kreta en/of één of meer andere plaats(en) in (Griekenland), althans (een) ander(e) land(en) dan Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon van Syrische nationaliteit/afkomst, althans met een buitenlandse nationaliteit, te weten [naam persoon 1]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of Griekenland en/of Italië en/of Frankrijk en/of België, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of die [naam persoon 1], daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft
verschaft, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging, althans alleen (daartoe),
- ( al dan niet telefonisch) afspraken gemaakt en/of contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of één of meer andere perso(o)n(en), over onder meer (de wijze van) reizen en/of smokkel van die [naam persoon 1] en/of
- (een hoeveelheid) geld ter beschikking gesteld aan en/of via één of meer mededader(s) en/of aan en/of ten behoeve van perso(o)n(en) met een buitenlandse nationaliteit, te weten aan [naam persoon 1] en/of
- één of meer ticket(s)(op een andere naam gesteld dan de naam van die [naam persoon 1])gekocht/aangeschaft en/of (vervolgens) ter beschikking gesteld aan die [naam persoon 1] teneinde daarmee naar Nederland te reizen en/of
- een reisdocument, te weten een Syrisch paspoort, niet zijnde op naam gesteld van die [naam persoon 1], ter beschikking gesteld/laten stellen aan die [naam persoon 1], teneinde die [naam persoon 1] in de gelegenheid te stellen (daarmee) naar Nederland te reizen en/of
- vanuit en/of door en/of in Nederland en/of Griekenland die [naam persoon 1] opgehaald en/of geleid en/of begeleid en/of
- die [naam persoon 1] gedurende één of meer dag(en) en/of nacht(en) onderdak (in een woning in Nederland) verschaft;
terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis wederrechtelijk was;
4.
hij in op of omstreeks de periode van 03 mei 2017 tot en met 20 juli 2017 te Oosterhout
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres pand]) een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 50 gram hennep en ongeveer 549, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in op of omstreeks de periode van 03 mei 2017 tot en met 20 juli 2017 te Oosterhout
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis Netbeheer B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
(Bewijs)overwegingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
1. Bespreking van het verweer inzake onrechtmatig verkregen bewijs
Verweer Ter terechtzitting van 29 juni 2020 heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnotitie aangevoerd dat bij het ontgrendelen van de iPhone 7 van de verdachte, de politie heeft gehandeld in strijd met belangrijke strafvorderlijke beginselen of wel met beginselen van goede procesorde. De politie heeft een verkeerde voorstelling van zaken gegeven waardoor de verdachte, op advies van de raadsman, zijn iPhone heeft ontgrendeld. Deze werkwijze doet afbreuk aan de verklaringsvrijheid van een verdachte en levert een schending op van het uit artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering voortvloeiende pressieverbod en/of het nemo-teneturbeginsel, aldus de raadsman. Er is sprake geweest van bewuste misleiding door de verbalisanten hetgeen tot bewijsuitsluiting van alle gegevens die herleidbaar zijn tot de inhoud van de iPhone 7, zou moeten leiden.
Beoordeling door het hof
Het hof stelt het volgende vast. De verdachte heeft tijdens een verhoor door de politie na overleg met zijn raadsman, zijn medewerking verleend aan het ontgrendelen van zijn mobiele telefoon.1.Tijdens voornoemd verhoor van de verdachte is aan hem en zijn raadsman medegedeeld dat de politie in het bezit was van een bevel van de officier van justitie, inhoudende dat de verdachte – desnoods met geweld – moest meewerken aan het ontgrendelen van de iPhone 7.2.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de officier van justitie medegedeeld dat het bevel in concept gereed was.
Het hof is, met de rechtbank, van oordeel dat er in dit geval geen sprake is geweest van ongeoorloofde druk of bewuste misleiding door de verbalisanten. Nu het bevel reeds in concept gereed was, heeft het niet meewerken van de verdachte bij het ontgrendelen van zijn telefoon, slechts een uitstel van om en nabij een uur met zich meegebracht. Er is dan ook geen sprake geweest van ongeoorloofde druk of bewuste misleiding door de verbalisanten, zodat het hof hier geen gevolgen aan zal verbinden.
Het hof verwerpt het verweer.
2. Nadere (bewijs)overweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde overweegt het hof het navolgende.
De aan verdachte onder 1 verweten gedragingen vinden plaats tegen de achtergrond van de navolgende feiten en omstandigheden:
Deir ez-Zor is een stad, die in 2011 267.000 inwoners telt. De stad ligt op de westelijke oever van de rivier de Eufraat, 450 km ten noordoosten van Damascus. De stad Deir ez-Zor is de hoofdstad van de provincie Deir ez Zor.
Demonstraties tegen het regime van Bashir Assad vinden in Deir ez-Zor stad in ieder geval plaats op 25 maart 2011, 22 april 2011 en vervolgens op 7 mei, 3 juni, 15 juni, 24 juni en 22 juli 2011. Het regime reageert op de protesten met repressie en escalerend geweld. Op 9 mei 2011 openen veiligheidstroepen voor het eerst het vuur op demonstranten. Een geweldsspiraal zorgt vervolgens voor steeds meer slachtoffers.
Het Vrije Syrische Leger (verder: VSL) wordt op 29 juni 2011 opgericht. Tot aan begin 2012 vormen zich verschillende gewapende groepen, eerst ad hoc, en vanaf 2011 in meer georganiseerde vorm als brigades en bataljons. Jihadistische organisaties, veelal afkomstig uit andere provincies, zoals Jabath al-Nusra, worden pas vanaf het voorjaar 2012 in Deir ez-Zor stad actief. Vanaf juli 2012, wanneer rebellen het grootste deel van Deir ez-Zor stad hebben ingenomen, vertoont Jabath al-Nusra zich openlijk. In de zomer van 2012 wordt nauw samengewerkt tussen het VSL, Jabath al-Nusra en andere onafhankelijke gewapende groeperingen in de provincie Deir ez-Zor. Vanaf de zomer van 2012 verliest het VSL manschappen aan Jabath al-Nusra, omdat deze een meer gedisciplineerde en tactisch betere groep is dan het VSL. Jabath al-Nusra beschikt over meer middelen. Het regeringsleger voert in die periode met helikopters en gevechtsvliegtuigen aanvallen uit op woonwijken in Deir ez-Zor stad.
In februari 2013 is het merendeel van de provincie Deir ez-Zor niet meer onder controle van het Syrische regeringsleger. Rond midden 2013 heeft Jabath al-Nusra een dominante positie in de provincie Deir ez-Zor. Vanaf het einde van 2013 wordt Jabath al-Nusra door velen gezien als een groep die bescherming biedt tegen de excessen van IS.
In februari 2014 vinden in de provincie Deir ez-Zor gevechten plaats tussen Jabath al-Nusra en IS. Jabath al-Nusra weet de controle over eerder aan IS verloren hoofdkwartieren en posities terug te krijgen. In maart 2014 begint IS een offensief in het hart van de provincie Deir ez-Zor. Op dat moment zijn Jabath al-Nusra en IS de belangrijkste strijdgroepen in de provincie. Sinds het midden van 2014 heeft IS de controle over de hele provincie Deir ez-Zor.
Het hof stelt voor wat betreft de verdachte de volgende feiten en omstandigheden vast:
Verdachte is geboren in 1991. Zijn vader overlijdt als verdachte [leeftijd verdachte] oud is. Vanaf dat moment vervult verdachte de rol van vader in het gezin, in die zin dat hij verantwoordelijk voor alles is en hij kostwinner (elektricien) wordt. Als eind 2012 in [naam stad A] stad veel wordt gevochten en gebombardeerd, vlucht verdachte met zijn familie (moeder, jongere broer en zus), net als veel andere inwoners van [naam stad A] stad, naar [naam stad B]. Hij verblijft daar met zijn familie bij een gastgezin en later in een schoolgebouw. In de tweede helft van maart 2013 vertrekt verdachte met zijn familie uit [naam stad B].
Verdachte heeft in Syrië één keer uitstel voor de dienstplicht gekregen. Vanaf 2014 krijgt niemand meer uitstel. Verdachte is niet in dienst van het regeringsleger geweest.
Op [datum] 2015 neemt de daadwerkelijke vlucht van verdachte uit Syrië een aanvang. Verdachte verblijft sinds september 2015 in Nederland.
Deelname aan terroristische criminele organisatie
Juridisch kader
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie in de zin van artikel 140a van het Wetboek van Strafrecht kan slechts dan sprake zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk, dan wel deze ondersteunt. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van (terroristische) misdrijven. Enige vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde concrete misdrijven is niet vereist.
Beoordeling door het hof
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft zich aangesloten bij het toenmalige Jabath al-Nusra en bij IS(IS) en behoorde daarmee tot die samenwerkingsverbanden. Hij heeft voorts deelgenomen aan de gewapende jihadistische strijd.
Dat volgt onder meer uit een aantal chatgesprekken daterend uit de periode nadat de verdachte is gevlucht uit Syrië, die onmiskenbaar gaan over het zich aansluiten bij Daesh (het hof begrijpt: IS), over het hebben gevochten en een scherpschutter te zijn geweest, over het hebben gemoord en 14 zielen op zijn geweten te hebben. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dat de verdachte veertien mensen om het leven heeft gebracht. Ook gaat het over het door De jabha (het hof begrijpt ‘Jabath al-Nusra’) en al Dawla (het hof begrijpt ‘IS’) te zijn afgedankt. De verdachte geeft in een van die gesprekken aan dat het de mooiste dagen van zijn leven zijn geweest toen hij het genot van de jihad beleefde.
De vaststellingen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de gewapende jihadistische strijd vinden voorts bevestiging in een aantal foto’s afkomstig uit de telefoon van verdachte. Het is telkens de verdachte die op deze foto’s staat afgebeeld. De verdachte is op deze foto’s gekleed in gevechtskledij, vaak met een
(sniper-)geweer dan wel een AK-47 geweer al dan niet met over zijn schouder een keten van kogelpatronen. Ten slotte is er een foto van de verdachte waarbij hij achter een bureau zit, waarboven de vlag van de terroristische organisatie ISIS hangt.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de verdachte gedragingen heeft verricht, die hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van het oogmerk van het plegen van terroristische misdrijven door Jabhat al-Nusra en IS(IS).
De verdachte wist in zijn algemeenheid dat deze organisaties tot oogmerk hadden het plegen van terroristische misdrijven. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat ten tijde van het ten laste gelegde maar ook al geruime tijd voor die periode jihadistische strijdgroepen systematisch en op grote schaal ernstige misdrijven pleegden. Dit kan de verdachte gedurende zijn verblijf in Syrië ook niet zijn ontgaan.
Het hof is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 1 juni 2015 heeft deelgenomen aan een tweetal organisaties die tot oogmerk hadden het plegen van terroristische misdrijven, te weten IS(IS) en Jabath al-Nusra zoals hiervoor bewezen is verklaard.
Bespreking van het voorwaardelijk verzoek
Ter terechtzitting van 23 november 2020 heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan. Indien het hof het op 18 november 2020 door het Openbaar Ministerie ingebrachte rapport van de deskundige Jolen d.d. 18 november 2020 wil bezigen voor het bewijs, dan verzoekt de verdediging de behandeling van de zaak aan te houden, teneinde de deskundige Verhelle en Leenders in de gelegenheid te stellen hier op te reageren.
Het hof zal voornoemd rapport van de deskundige Jolen niet bezigen voor het bewijs. Nu de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan niet is vervuld, behoeft dit verzoek geen verdere bespreking.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde
De verdachte heeft verklaard dat hij de dag voor de huiszoeking in zijn woning is teruggekeerd, na een verblijf van enige weken bij een vriend. Hij stelt in de woning te zijn verbleven tot het moment van zijn aanhouding. In het licht van de beschrijving van de feitelijke situatie in de woning kan de hennepplantage in zijn eigen woning de verdachte onmogelijk zijn ontgaan. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hennep en de hennepplanten opzettelijk aanwezig gehad zoals hiervoor bewezen is verklaard.
Uit de beschrijving van de situatie ten aanzien van de elektriciteitstoevoer naar de hennepplantage leidt het hof af dat het de verdachte op geen enkele manier kan zijn ontgaan dat deze toevoer op niet reguliere wijze, buiten de meter om, plaats vond. De verdachte heeft dit ook ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2020 bevestigd. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad op het wegnemen van de elektriciteit en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan de diefstal ervan.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van mensensmokkel.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, geboren en getogen in Syrië, heeft zich aldaar aangesloten bij Jabath al-Nusra en IS(IS) en dus bij organisaties die tot oogmerk hebben het plegen van terroristische misdrijven.
Jihadistische groeperingen als de onderhavige hebben zich structureel schuldig gemaakt aan bloedig, angstaanjagend geweld en grove mensenrechtenschendingen. Zij hebben talloze doden op hun geweten, zijn mede verantwoordelijk voor de verschrikkelijke vernielingen van huizen, landbouw en infrastructuur. Hun terreurdaden hebben een ontwrichtende werking op de samenleving gehad, de sektarische strijd aangewakkerd en bijgedragen aan ondraaglijk lijden en angst van velen. Geterroriseerde inwoners zijn vanwege dit hiervoor beschreven geweld op de vlucht geslagen en hebben alles achter moeten laten.
Uit de bewijsmiddelen blijkt in het bijzonder dat de verdachte heeft deelgenomen aan deze jihadistische gewapende strijd, waarbij hij scherpschutter is geweest en in welke strijd hij in ieder geval 14 mensen om het leven heeft gebracht.
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven dient daarom op krachtige wijze te worden tegengegaan. Vergelding en algemene preventie moeten bij de keuze van strafsoort en duur van de op te leggen straf voorop staan.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet anders gereageerd worden dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur.
In strafmatigende zin weegt het hof mee dat de verdachte het geweld in Syrië niet heeft opgezocht, zoals uitreizigers vanuit Nederland, maar geboren en getogen is in Syrië.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het samen met anderen smokkelen naar Nederland van een uit Syrië gevluchte vriend, die in Griekenland verbleef.
De verdachte heeft door zijn handelen het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf en illegale toegang tot Nederland doorkruist.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het in zijn woning aanwezig hebben van ongeveer 50 gram hennep en een hennepkwekerij met ongeveer 549 hennepplanten, alsmede aan diefstal van elektriciteit ten behoeve van deze hennepkwekerij. Zodoende heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Drugs zijn bovendien schadelijk voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
10 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit in Nederland.
Het hof heeft eveneens acht geslagen op de adviesrapporten betreffende de verdachte opgesteld door Reclassering Nederland gedateerd 27 februari 2018, 16 mei 2018 en 11 september 2018.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Gezien de vrijspraken is deze straf op zichzelf genomen hoger dan door de advocaat-generaal geëist, maar de relatieve ernst van de feiten waarvan de verdachte wordt vrijgesproken valt echter in het niet tegenover de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Deze vrijspraken geven het hof derhalve geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 140a, 197a en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 december 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 18‑12‑2020
Proces-verbaal van bevindingen, betreft: proces-verbaal letterlijke uitwerking 1e tien minuten van het eerste verhoor op 28 november 2017, Lerca17017-517 d.d. 17 juli 2018.