De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.2.2.1:26.1.2.2.1 Lotsverbondenheid
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/26.1.2.2.1
26.1.2.2.1 Lotsverbondenheid
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS373161:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In tegenstelling tot de bestaande dwangsomvordering mist de toekomstige dwangsomvordering een zelfstandig karakter. Zoals de dwangsomveroordeling accessoir is aan de hoofdveroordeling, is de toekomstige dwangsomvordering accessoir aan de vordering die uit de hoofdveroordeling voortspruit. Gevolgtrekking uit deze vaststelling moet op voorhand zijn, dat de dwangsomvordering steeds het lot van de hoofdvordering volgt. In dit verband is de regel uit art. 6:142 BW begrijpelijk: de toekomstige dwangsomvordering volgt in geval van cessie de hoofdvordering, hetgeen in geval van verpanding en beslag evenzo moet worden aangenomen. Ook in geval van kwijtschelding deelt de toekomstige dwangsomvordering het lot van de hoofdvordering: de dwangsomvordering gaat daarmee gelijktijdig teniet.
Desalniettemin maakte ik een kritische kanttekening bij de regeling van art. 6:142 BW, op grond waarvan het lot van de toekomstige dwangsomvordering verbonden is aan het lot van de hoofdvordering. Het is met de aard van de toekomstige dwangsomvordering op zichzelf genomen niet in overeenstemming dat deze na overgang gelding verkrijgt tussen andere partijen dan die, waarop de dwangsomveroordeling door de rechter was afgestemd. Omdat de rechter het executiemiddel voor het individuele geval vaststelt, aan de hand van de bijzondere omstandigheden die verband houden met de specifieke partijen en de rechtsverhouding waarin zij tot elkaar staan, is het niet juist om te oordelen dat de dwangsomveroordeling in een andere rechtsverhouding dan de oorspronkelijke zonder meer van toepassing kan zijn. Het is met de aard van de toekomstige dwangsomvordering in overeenstemming dat deze niet uitsluitend aan de hoofdvordering accessoir is, maar evenzo aan de rechtsverhouding met het oog waarop de dwangsomveroordeling door de rechter werd vastgesteld.
Waar het het beslag voor een toekomstige dwangsomvordering betreft, geldt tenslotte geen lotsverbondenheid: een voor de hoofdvordering gelegd beslag strekt niet automatisch tot het verhaal van nog te verbeuren dwangsommen: voorafgaand aan het beslag is een afzonderlijk betalingsbevel vereist, terwijl uit het beslagexploot bovendien moet blijken dat het beslag mede tot verhaal van te verbeuren dwangsommen strekt.