Rb. Rotterdam, 05-09-2011, nr. AWB 11/1315 BC-T2, nr. AWB 11/1316 BC-T2
ECLI:NL:RBROT:2011:BS1075
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-09-2011
- Magistraten
Mrs. T. Damsteegt, L.A.C. van Nifterick, D. Haan
- Zaaknummer
AWB 11/1315 BC-T2
AWB 11/1316 BC-T2
- LJN
BS1075
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Financieel recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2011:BS1075, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑09‑2011
Uitspraak 05‑09‑2011
Inhoudsindicatie
De Vereniging VEB NCVB (VEB) heeft de rechtbank verzocht om met toepassing van artikel 8:26 Awb in de gelegenheid te worden gesteld als partij deel te nemen aan de aanhangige beroepszaken die betrekking hebben op boeteoplegging door AFM aan Fortis. Naar het oordeel van de rechtbank kan VEB niet worden aangemerkt als belanghebbende wier belang rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken in de zin van artikel 1:2 Awb. Daartoe overweegt de rechtbank dat de burgerlijke rechter bij een beoordeling van mogelijke civielrechtelijke vorderingen van VEB op eisers niet gebonden zal zijn aan het oordeel van de bestuursrechter in de hier aanhangige gedingen, zodat daarin geen rechtstreeks belang is gelegen. Evenmin bieden de algemene en collectieve belangen die VEB blijkens haar statutaire doelstellingen behartigt grond voor het oordeel dat VEB een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang heeft. De omstandigheid dat VEB aan AFM bij brief van 13 juli 2008 heeft verzocht om tot handhaving jegens eisers over te gaan, maakt het voorgaande niet anders. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat die brief geen betrekking had op de in dit geding aan de orde zijnde boeteopleggingen. In dit verband bevreemdt het de rechtbank dat VEB de beargumentering van haar belang bij deze gedingen heeft toegespitst op zaken die eerder door de rechtbank zijn afgedaan.
Mrs. T. Damsteegt, L.A.C. van Nifterick, D. Haan
Partij(en)
Beslissing ex artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
op het verzoek van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Vereniging VEB NCVB, gevestigd te Den Haag (hierna: VEB),
om haar in de gelegenheid te stellen als partij deel te nemen aan de gedingen bij de rechtbank aanhangig onder reg.nrs. AWB 11/1315 en 11/1316 BC-T2 tussen enerzijds als eisers Ageas S.A./N.V., gevestigd te Brussel (België), en Ageas N.V., gevestigd te Utrecht, en anderzijds als verweerster Stichting Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM).
1. Overwegingen
De gedingen hebben betrekking op de bij besluiten van 9 februari 2011 (hierna: de bestreden besluiten) door AFM gehandhaafde oplegging van bestuurlijke boetes aan eisers van ieder € 144.000,00 wegens overtreding van de Wet op het financieel toezicht (hierna: de Wft) en openbaarmaking van die oplegging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan VEB niet worden aangemerkt als belanghebbende wier belang rechtstreeks bij de bestreden besluiten is betrokken in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daartoe overweegt de rechtbank dat de burgerlijke rechter bij een beoordeling van mogelijke civielrechtelijke vorderingen van VEB op eisers niet gebonden zal zijn aan het oordeel van de bestuursrechter in de hier aanhangige gedingen, zodat daarin geen rechtstreeks belang is gelegen. Evenmin bieden de algemene en collectieve belangen die VEB blijkens haar statutaire doelstellingen behartigt grond voor het oordeel dat VEB een rechtstreeks bij de bestreden besluiten betrokken belang heeft. De omstandigheid dat VEB aan AFM bij brief van 13 juli 2008 heeft verzocht om tot handhaving jegens eisers over te gaan, maakt het voorgaande niet anders. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat die brief geen betrekking had op de in dit geding aan de orde zijnde boeteopleggingen. In dit verband bevreemdt het de rechtbank dat VEB de beargumentering van haar belang bij deze gedingen heeft toegespitst op zaken die eerder door de rechtbank zijn afgedaan.
De slotsom is dat VEB niet als partij kan worden toegelaten.
2. Beslissing
De rechtbank bepaalt dat VEB niet als partij wordt toegelaten tot de gedingen.
Deze beslissing is genomen op 5 september 2011 door mr. T. Damsteegt, voorzitter, en mr. L.A.C. van Nifterick en mr. D. Haan, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. R. Stijnen, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan alleen beroep worden ingesteld gelijktijdig met een eventueel hoger beroep tegen de uiteindelijke uitspraak in dit geding.
Afschrift verzonden op: