Einde inhoudsopgave
Spoorwegwet
Artikel 26a
Geldend
Geldend vanaf 16-06-2019
- Bronpublicatie:
30-01-2019, Stb. 2019, 61 (uitgifte: 18-02-2019, kamerstukken: 34914)
- Inwerkingtreding
16-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-2019, Stb. 2019, 204 (uitgifte: 11-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
1.
Het is verboden interoperabiliteitsonderdelen voor gebruik binnen het hoofdspoorwegsysteem in de handel te brengen of voor eigen gebruik te vervaardigen, dan wel interoperabiliteitsonderdelen van diverse herkomst of delen daarvan te assembleren:
- a.
die niet voldoen aan de voor het desbetreffende interoperabiliteitsonderdeel geldende essentiële eisen,
- b.
waarvoor geen EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik is opgesteld, en
- c.
waarvoor niet is voldaan aan de krachtens artikel 26b, onderdelen b, c, en d, gestelde regels.
2.
Het is verboden een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik op te stellen voor interoperabiliteitsonderdelen die niet voldoen aan de essentiële eisen en aan de krachtens artikel 26b, onderdelen b, c en d, gestelde regels.
3.
Interoperabiliteitsonderdelen die conform zijn met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht conform te zijn met de essentiële eisen die door die normen of delen daarvan worden bestreken.
4.
Interoperabiliteitsonderdelen worden binnen hun toepassingsgebied overeenkomstig hun bestemming gebruikt en naar behoren geïnstalleerd en onderhouden.
5.
Onze Minister kan maatregelen nemen ter beperking van de handel in of het gebruik van een van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik voorzien interoperabiliteitsonderdeel dat in de handel is gebracht en wordt gebruikt overeenkomstig zijn bestemming, maar dat de naleving van de essentiële eisen in het gedrang dreigt te brengen.