Deze zaak hangt samen met de zaak [medeverdachte] (14/00250) waarin ik vandaag standpunt bepaal.
HR, 01-07-2014, nr. 13/02285
ECLI:NL:HR:2014:1591
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-07-2014
- Zaaknummer
13/02285
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:1591, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:653, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:653, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:1591, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 437.2 Sv. Verdachte wordt n-o verklaard, nu geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend.
Partij(en)
1 juli 2014
Strafkamer
nr. 13/02285
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 19 april 2013, nummer 24/002083-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2014.
Conclusie 10‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 437.2 Sv. Verdachte wordt n-o verklaard, nu geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend
Nr. 13/02285
Mr. Vegter
Zitting 10 juni 2014
Standpunt/conclusie inzake:
[verdachte] 1.
1. Het Gerechtshof Leeuwarden heeft bij arrest van 19 april 2013 verdachte ter zake van 1. primair “medeplegen van poging tot doodslag” en 2. cumulatief/alternatief “diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door wee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
2. Namens verdachte is op 1 mei 2013 beroep in cassatie ingesteld. De aanzegging ingevolge art. 435, eerste lid, Sv is op 21 januari 2014 betekend. Art. 437, tweede lid, Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen wordt ingediend. Binnen de termijn als bedoeld in art. 437, tweede lid, Sv is geen schriftuur houdende middelen bij de Hoge Raad binnengekomen, zodat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.
3. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep in cassatie.
De Procureur-Generaalbij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑06‑2014