Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet internationale kinderbescherming
Artikel 17 [Hoger beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2006
- Bronpublicatie:
16-02-2006, Stb. 2006, 123 (uitgifte: 07-03-2006, kamerstukken: 29980)
- Inwerkingtreding
01-05-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-2006, Stb. 2006, 193 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
De rechtbank waarvan de voorzieningenrechter op een verzoek als bedoeld in artikel 15, eerste lid, heeft beschikt, neemt kennis van het hoger beroep van die beschikking. Alleen de partijen kunnen hoger beroep tegen de beschikking instellen.
2.
Het hoger beroep tegen een beschikking waarbij een verzoek als bedoeld in artikel 15, eerste lid, is ingewilligd, moet worden ingesteld binnen een maand na de betekening van de beschikking. Indien de partij tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd, haar gewone verblijfplaats heeft in het buitenland, bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep twee maanden, te rekenen vanaf de datum van de betekening aan deze partij in persoon of aan zijn adres. De termijn kan niet op grond van de afstand worden verlengd.
3.
Indien hoger beroep wordt ingesteld door de verzoeker en is gericht tegen de weigering om een verzoek als bedoeld in artikel 15, eerste lid, in te willigen, wordt het ingesteld binnen een maand na de dagtekening van de beschikking.
4.
De rechtbank bij welke hoger beroep is ingesteld, doet daarover onverwijld uitspraak.
5.
Tegen de in hoger beroep gegeven beschikking kan slechts beroep in cassatie worden ingesteld.
6.
De rechtbank bij welke hoger beroep is ingesteld, onderscheidenlijk de Hoge Raad bij welke beroep in cassatie is ingesteld, kan op verzoek van de partij tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zijn uitspraak aanhouden indien in de staat van herkomst van de beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld of de termijn daartoe nog niet is verstreken. In dit laatste geval kan de rechtbank, onderscheidenlijk de Hoge Raad, een termijn vaststellen binnen welke het rechtsmiddel moet worden ingesteld.
7.
Indien in de beslissing uitspraak is gedaan over meer dan een onderdeel van het verzoek en de tenuitvoerlegging niet voor het geheel kan worden toegestaan, wordt de tenuitvoerlegging voor één of meer van die onderdelen toegestaan.
8.
De verzoeker kan om gedeeltelijke tenuitvoerlegging vragen.